wMlwijkse en LanqstRAAtse couraiu Nieuwjaarsrede van J. Timmermans \o£a. mpe jCi ampe VOORZITTER VAN DE KAMER VAN KOOPHANDEL Groei in de metaalnijverheid Dienstensector Economische situatie Problemen Toekomst beleid Leder - schoenindustrie Maatregelen in Tilburg Heuvelstraat 14 VRIJDAG 5 JANUARI 1968 89e JAARGANG No. 2 De tcho vAn het Zuióen Uitgever Waal wij ksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredakteur JAN TIELEN Gironummer 1069687 Dit blad verschijnt 2x per week Losse nummers 20 cent Abonnement p week (0,30+ 2 ct. inc.k.) ƒ0,32 p. mnd. (1,30 10 ct. inc.k.) 1,40 p.kwrt. (3,65 10 ct. inc.k.) 3,75 p. kwrt. p. post 4,25 bij girobetaling (bij incasso p. postkwit. 75 ct. extra) Advertentieprijs: 14 cent per mm. Contractadvertenties: speciaal tarief Opgericht 1878 Bureaus Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621-2746 Kaatsheuvel Dr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167-2002 Telegram-adres „ECHO' WAALWIJK - De voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Brabant te Waalwijk, de heer J. Timmermans heeft vanmiddag tijdens de jaarvergadering zijn nieuwjaarsrede uitgesproken. In het eerste deel van de rede schonk de heer Timmermans, gelijktijdig en op uniformele wijze met de voorzitters van de Brabantse Kamers van Koop handel, aandacht aan de moeilijke situatie, waarin de Brabantse werkgelegen heid zich bevindt. Vervolgens liet hij de werkzaamheden van de Kamer in het afgelopen jaar de revue passeren. Het belangrijkste deel van deze rede laten wij hier volgen. „In het voorgaande deel, dat op dit uur ook door de Voorzitters van de overige Brabantse Kamers wordt uitgesproken, moesten wij constateren, dat de totale werkgelegenheidsontwikkeling in Noord-Brabant stokt en binnen Na de schoen- en lederindustrie vormt de metaalnijverheid de groot ste bedrijfstak. Sinds 1960 valt in deze sector een groei waar te ne men van het aantal bezette arbeids plaatsen van 3000 naar 3900. Door de conjuncturele ontwikkeling is deze groei geheel tot stand gekomen vóór medio 1966. Sindsdien is de werkgelegenheid in de metaal in ons district vrijwel constant gebleven. In de overige bedrijfstakken waaronder o.a. vallen de chemie, de glasindustrie, de meubelindustrie jen de voedings- en genotmiddelenin dustrie wordt een behoorlijke groei van de werkgelegenheid gere aliseerd. Het aantal bezette arbeids plaatsen steeg hier van 3900 naar 5600, ofwel mei 43 pet. Het is ver heugend vast te stellen, dat deze groei zich ook in de afgelopen lichte recessie heeft voortgezet. Ten aanzien van de totale indus triële werkgelegenheid in het dis trict van onze Kamer valt er sinds medio 1965 helaas geen groei waar te nemen. Grosso modo geldt deze conclusie ook voor de ontwikkeling van de industriële werkgelegenheid per gemeente. Van de relatief grote industrie-kernen met meer dan dui zend arbeidsplaatsen in de indus triële sector zijn de verschuivingen ook niet spectaculair, hoewel er nuance-verschillen zijn op te mer ken. Het gunstigst was de ontwik keling in Drunen en Geetruiden- berg. waar een voortgaande lichte groei optrad. In de gemeente Loon op Zand handhaafde de industriële werkgelegenheid zich op het niveau van ongeveer 2800 arbeidsplaatsen. Een lichte daling van de industri ële werkgelegenheid trad op in de gemeenten Dongen, Heusden en Waalwijk, waarvan de daling in de laatste gemeente, vooral na de groei van 1965 tot 1966, de laatste maanden in verhouding het sterkst was. Staat U mij toe enkele opmer kingen van algemene aard te ma ken. met name voor zover ze be trekking hebben on de vestigings mogelijkheden voor bedrijven in 't district van onze kamer. In de regionale organen en bij de onderscheiden gemeentebesturen geldt de handhaving en uitbreiding van de werkgelegenheid als een doel. waarnaar bij voortduring moet worden gestreefd. Een belangrijk deel van de activiteiten van de la gere overheden is hieroD gericht. Vele aanpassingen in de infrastruc tuur zijn steeds weer nodig voordat de tijd is aangebroken, waarop met de acquoisitie kan worden begonnen Uit ervaringen van de laatste tijd is het mij steeds meer duidelijk ge worden. dat een inspraak van het bedrijfsleven, zowel bij de voorbe reidende activiteiten als bij het aan trekken van nieuwe industrieën niet k.an worden gemist. Het moet toch eenieder logisch voorkomen, dat de activiteiten die gericht en bedoeld zijn voor het bedrijfsleven ook genomen worden in overleg met datzelfde bedrijfsleven. Dit geldt te meer nu steeds weer blijkt, dat de froei van het bedrijfsleven in een bepaalde regio voornamelijk gedra- ren wordt door het bedrijfsleven, dat reeds in die regio gevestigd is. Ik verheug mij erover, dat het in zicht van een contact tussen over heid en bedrijfsleven reeds op mee- dere plaatsen in het district der Kamer is gerealiseerd. De activiteiten van de overheid richten zich op een zodanige aan passing van de ruimte, dat het be drijfsleven daarin zal gedijen. Uit raoporten van de provinciale en ook van de regionale overheden in het district van onze Kamer valt af te leiden, dat de aanpassing van de ruimte geheel door de planologie wordt voortgezet. De te verwachten ontwikkeling van het bedrijfsleven en de daaruit resulterende wensen op velerlei gebied zijn er niet in verdisconteerd. Zowel de onderzoek instituten. alsook de overheid ver keren nog teveel in de veronder stelling. dat de ontwikkeling van het bedrijfsleven gekend wordt, in dien gegevens voorhanden zijn over de beroepsbevolking en de werkge legenheid. Dit zijn evenwel afge leide kentekenen. Voor een juist beleid in een regio zijn vooreerst de verschillende bedrijfstakken belangrijke verschuivingen laat zien. Een duidelijke weerspiegeling van deze ontwikkeling doet zich voor in het ressort van onze Kamer. Sinds 1960 is de totale werkgelegenheid in de belangrijkste bedrijfstak in ons ressort - de schoen- en lederindustrie - teruggelopen van 9600 tot 8800 personen, ofwel met ruim 8%. Hierbij moet worden op gemerkt, dat het dalingspercentage in deze bedrijfstak m de laatste twee jaren nog hoger lag en dat tevens een vervanging van mannen door vrouwen valt waar te nemen. Door deze vervanging neemt het percentage vrouwen in deze bedrijfstak van jaar tot jaar toe. Ik wil er vanaf deze plaats nogmaals op wijzen, dat de vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in deze in dustrie het gevolg is van een complex van factoren. Het trekken van een zijdige 'en voor dezC bedrijfstak ongunstige conclusies is dan ook verkeerd. de te verwachten economische ont wikkelingslijnen van bepaalde in dat gebied gevestigde bedrijfstak ken nodig. Bij de opening van de laatste Micro-show te Kaatsheuvel heeft de burgemeester van Loon op Zand reeds gewezen op het manco, dat er op dit terrein bestaat en voorgesteld tot een overleg te ko men tussen de regionale overheid en het bedrijfsleven om dit hiaat op te vullen. Ik wil hier verklaren, dat onze Kamer hiermede volko men instemt en gaarne bereid is aan een dergelijk overleg deel te nemen. Niet alleen bij de plaatsbepaling van ruimten, waar het bedrijfsleven zich kan vestigen is inspraak van het bedrijfsleven wenselijk, doch ook bij de verdere direkte stoffe ring van de ruimte, die nodig is om bedrijfs-vestigingen mogelijk en aantrekkelijk te maken. Ik denk hier aan wegen (water-, weg- en spoorverbindingen), aan energie voorzieningen (gas, water en elek triciteit), maar ook aan de afvoer van afvalprodukten (water, gassen en vaste stoffen). Daarnaast is het noodzakelijk, dat velerlei voorzie ningen die indirekt met het be drijfsleven zijn verbonden en die harmonisch dienen te worden uit gebouwd met de verdere groei van het bedrijfsleven. Met name denk ik hier aan een voldoend en even wichtig opgebouwd huizenpakket. Wanneer vanuit deze gedachte de gemeenten in het district der Ka mer worden beschouwd, dan blijkt dat juist in de relatief grote indus trie-kernen Dongen. Drunen, Geer- truidenberg, Heusden, Loon op Zand en Waalwijk de concentratie van de industriële werkgelegenheid per hoofd van de bevolking ver bo ven het provinciale gemiddelde te liggen. Dit houdt in, dat bij het be drijfsleven in die gemeenten vele personen werken, die elders wonen en wel vaak op een zodanige af stand. dat het overbruggen van de ze afstand sociaal en economisch niet meer verantwoord is. Hoewel de groei van de woningvoorrraad in genoemde gemeenten in verhouding tot het gemiddelde in het district onzer Kamer redelijk te noemen is, zal toch om de genoemde ongun stige consequenties verder terug te dringen een meer aangepast wo- ningbeleid noodzakelijk zijn. Ook ten aanzien van de acquisitie kan een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven vruchtdragend wer ken. Het zoeken naar bedrijven is in feite een commerciële zaak, waarbij het bedrijfsleven haar fun damentele ervaringen en haar hui dige contacten met andere bedrij ven en organisaties, die zich bewe gen op het gebied van het bedrijfs leven, zou kunnen inbrengen. Bij dit alles mag de overheid niet vergeten, dat op het moment, dat een bedrijf liet plan opvat om zich metterdaad in een gemeente te ves tigen. snelheid van handelen is ge boden. Bedrijfsomstandigheden ma ken het noodzakelijk, dat efficiënt door de overheid wordt opgetreden. Veelal zijn het markt-omstandighe- den. die de direktie van een bedrijf tot verplaatsing, vergroting of nieu we vestiging doen besluiten. Zijn de markt-omstandigheden weer gewij zigd door nieuwe technische vin dingen. prijsontwikkelingen, het op komen van vervangende produkten of in het algemeen door een wijzi ging in de conjunctuur en is de aan vraag tot vestiging nog niet geho noreerd. dan zal zij meestal door de bedrijfsleiding worden ingetrokken. De huidige recessie geeft hiervan voldoende voorbeelden. Nog afge zien echter van een periode van enige laag-conjunctuur moet wor den waargenomen, dat de lagere overheid vaak onvoldoende is inge speeld op aanvragen tot vestiging van bedrijven en deze aanvragen vaak met onvoldoende zorg en ef ficiency behandelt. Het spreekt van zelf, dat er enige regelen zijn. waar aan de ondernemer moet voldoen wil zijn aanvrage worden gehono reerd. Deze regelen dienen echter reeds vooraf door de gemeentelijke overheden te worden vastgesteld en omschreven. Nog te dikwijls wor den aanvragen van bedrijven om zich te vestigen on vage motieven aangehouden of worden deze afge wezen. In het voorgaande heb ik met op zet gesproken over bedrijfsleven en niet over industrie, omdat ik meen dat hetgeen ik zojuist heb opge merkt ook van toepassing is op de dienstensector en met name op het winkel-apparaat. In deze sector van het bedrijfsleven schept de gemeen telijke overheid niet alleen de mo gelijkheden tot winkelvestiging, doch opereert zij soms zodanig, dat daardoor rechtstreekse concurren ten worden aangetrokken. Evenals de ruimtelijke encadrering van in dustrie-terreinen wordt ook de plan ning van grote en kleine winkelcen tra vaak alleen maar planologisch bepaald. Een diepgaand onderzoek naar de ^behoefte en de soort win kels in een bepaalde gemeenten of in een stadsdeel blijft nog teveel achterwege. Door deze eenzijdige bepaling van het winkelapparaat ontstaat vaak een teveel aan win kels. hetgeen leidt tot een verpau pering van het bestaande detailhan delsapparaat of tot een faillissement van de ondernemer in het nieuwe winkelcentrum. Ook op dit terrein zijn meer en betere contacten met het bedrijfsleven dringend gewenst. Niet alleen bij de bepaling van het behoefte-element kunnen adviezen van het bedrijfsleven van belang zijn, doch ook bij de realisering van J. Timmermans het winkelcentrum is het wenselijk, dat de reeds gevestigde onderne mers de kans krijgen mee te spe len. In dit verband acht ik een juist voorbeeld van een goede samenwer king, de oprichting van een stichting of een N.V., waarin na overleg met de overheid, de verschillende vormen van detailhandel samenwer ken om tot de realisatie van een winkelcentrum te komen. Het over laten van de realisatie van een win kelcentrum aan derden, vaak bui ten de gemeentelijke sfeer, kan voor de reeds gevestigde bedrijven leiden tot een ongelijke, concurren- tie-strijd met de op deze wijze van buiten aangetrokken bedrijven. In mijn nieuwjaarsrede van het vorig jaar heb ik reeds mijn be zorgdheid uitgesproken over de si tuatie waarin de economie van ons land zich bevond. In 1966 immers was een omme-keer ingetreden in de economische ontwikkeling van ons land, zoals deze zich vanaf 1958 had gemanifesteerd. De situatie van overbesteding. van méér dan vol ledige werkgelegenheid en van loon- en prijsexplosies, kortom van een economische hausse wijzigde zich in 1966 in een situatie waarin de ontwikkeling stagneerde en in het begin van 1967 in een situatie van lichte teruggang. De factoren, die en dergelijke wijziging in de economische grootheden als con sumptie. investeringen, produktie en werkgelegenheid hebben veroor zaakt zijn zowel van interne als van externe aard geweest. De economi sche recessie in de Verenigde Sta ten. Frankrijk, Groot-Brittanië en voornamelijk die in de Duitse Bonds republiek in de jaren '65-'66 was een externe factor, die uiteraard 'n grote invloed heeft gehad op de eco nomische situatie in Nederland. Een enkel cijfer moge verduidelijken dat de teruggang waarvan hier sprake is, een algemeen karakter had: de volume-stijging van de wereldinvoer bedroeg in 1966 nog 6 pet., in de eerste 10 maanden van 1967 was deze stijging gereduceerd tot nau welijks 3 pet. Ik wil echter hiermede niet ver halen. dat de voornaamste oorzaken van interne aard zijn. De gunstige concurrentie-positie die in ons land in het begin van de zestiger jaren bestond ten opzehte van het bui tenland heeft ons als in een roes de gevolgen van het overschrijden van de spelregels van de economische politiek doen onderschatten. De overheid heeft zich de consequen ties van het door haar gevoerde budgettaire beleid onvoldoende ge realiseerd. De vakbeweging kreeg hierdoor een argument in handen om haar looneisen op te voeren, waardoor loonsverhogingen werden gerealiseerd, die ver uitgingen bo ven de produktiviteits-stijging on vermijdelijk werden. Deze politiek heeft tot gevolg gehad dat de marge die wij op het buitenland hadden in enkele jaren volledig werd op gesoupeerd. De gevolgen van dit snelle en kunstmatig gerealiseerde „evenwichtsherstel" zijn in 1967 tot uiting gekomen in een verminderd p^oduktie-resultaat en vooral in 'n cterk pestegen werkloosheid. De conjuncturele teruggang, waar van in 1966 en in de eerste helft van 1967 sprake was. hebben wij inmiddels kunnen temperen. De economische situatie kenmerkt zich door stabiliteit, waarbij echter onze concurrentie-positie geen ruimte meer laat voor overtreding der spel regels. De recessie in het buiten land is thans eveneens over haar dieptepunt heen, zodat ook vanuit het buitenland steun wordt gege ven aan het indammen van de con junctureel minder gunstige ontwik keling in ons land. Uit het vorenstaande moet echter niet worden afgelei dat we reeds volledig door de zure appel zijn heengebeten en we wederom een economische ontwikkeling als die waarvan de afgelopen 8 jaar sprake was tegemoet kunnen zien. Naast het huidige niveau van onze con currentie-positie ten opzichte van het buitenland waarop ik U reeds heb gewezen, laten problemen van structurele aard een dergelijke ont wikkeling niet toe. De economische recessie heeft immers duidelijk aan getoond. dat de economie van ons land ernstige structurele gebreken vertoont. Aangemoedigd door de situatie van over-full-employment en ruime winstmarges, veroorzaakt door een relatief laag kosten-niveau. zijn de investeringen in het verleden voor namelijk gericht geweest op uit breiding van de produktie-capaci- teit, welke uitbreiding te koste is gegaan van een goed selectief be leid ten aanzien van de investerin gen. Te weinig aandacht is geschon ken aan de gevolgen die een ver groting van de markt en met na me van de E.E.G. voor het be drijfsleven met zich meebrengt. Grootheden als internationale ar beidsverdeling en schaalvergroting zijn volledig over het hoofd gezien. Het gevolg is geweest, dat in ons land: a teveel kleine bedrijven zijn ont staan. die de voordelen van de vernieuwing van de markt niet ten volle kunnen uitbuiten en daardoor hun concurrentie-posi tie snel zien teruglopen, b. te weinig bedrijven zich on één of een beperkt, aantal produkten hebben gespecialiseerd voor wel ke produkten zij zich. vooral op technisch gebied, een voorsprong on buitenlandse bedrijven had den kunnen verwerven, c bedrijfstakken zich hebben ont wikkeld waarvoor de economi sche voorwaarden hier te lande minder gunstig zijn. d. een achterstand in technische know-how is ontstaan ten op zichte van het buitenland. Teneinde de schade van de erfe nis van het afgesloten decennium zoveel mogelijk te beperken zal het toekomstige beleid van overheid en bedrijfsleven voornamelijk en ef- fecief moeten zijn gericht op het oplossen van de gesignaleerde struc turele problemen. Om de nodige aanpassingen te kunnen realiseren zullen echter grote investeringen no dig zijn. Investeringen in industri ële bedrijven met een hoog export vermogen. De vraag wie in het (ri sicodragend) kapitaal zal voorzien roept thans echter niet geringe vra gen op. De hoge winstmarges van het bedrijfsleven zijn door de stij ging van het kosten-niveau sterk verminderd. Het nie+IoOn inkomen in Nederland dat in 1964 nog met 17 pet. kon stijgen ten opzichte van 1963, steeg in 1966 met niet minder dan 1 pet. ten opzichte van 1965; het aandeel van de interne financi ering in de totale investeringen daalde van 56 pet. in het tijdvak 1957-1960 tot 4l pet. in de jaren 1961-1964 en is sindsdien nog verder teruggelopen. De totale besparingen, uitgedrukt in een percentage van inkomen in Nederland daalde eveneens en wel van 20 pet. in 1964 tot 18 pet. in 1966. Als de spaarquota van de par ticuliere huishoudingen niet kan worden verhoogd zal de overheid het voor de noodzakelijke investe ringen benodigde kapitaal ter be schikking moeten stellen. Naast de verhoging van de spaarquota zal 't nodig zijn het speur- en ontwikke lingswerk ten behoeve van de in dustrie te stimuleren teneinde de technische achterstand te kunnen overbruggen. Zo zal ook gebruik making van de nieuwste methoden van markt-onderzoek, van markt- prognoses en marketing-technieken voor de bedrijven een eerste ver eiste zijn. Acquisitie-activiteiten in het buitenland met het oog op ves tiging en import van produkten van Nederlandse bedrijven en met het oog op vestiging van hoogge kwalificeerde buitenlandse be drijven in Nederland kunnen te vens de her-structurerings-proble- men ondersteunen. Het is om eer der genoemde reden niet ondenk baar dat Bij al deze noodzakelijke activiteiten de overheid een voor name plaats zal dienen in te nemen, waarbij zij een meer gerichte po litiek zal moeten voeren. Richten we vervolgens onze aan dacht op de economische situatie binnen het district van onze Ka mer dan kunnen we constateren, dat in de meeste bedrijfstakken de binnenlandse afzet gedurende het eerste half jaar van 1967 enigszins is teruggelopen, doch dat deze in de laatste maanden weer is opgetrok ken. De binnenlandse afzet is hier door in vele gevallen tot het niveau van 1966 teruggekeerd of zelfs iets gestegen. De concurrentie vanuit de E.E.G.-partners is slechts in beperk te mate toegenomen, zodat in het algemeen hiervan weinig hinder is ondervonden. De volledige afbraak van de interne invoerrechten per 1 juli a.s. zal echter ongetwijfeld betekenen een grotere toevoer van produkten uit de E.E.G.-landen. het geen nog zal worden versterkt door de gelijktijdige invoering van de eer ste twee fasen van de Kennedy- ronde. waardoor buitenlandse (niet- E.E.G.) produkten tegen geredu ceerd invoertarief de E.E.G.-markt kunnen penetreren. Met betrekking tot de leder- en schoenindustrie, de voornaamste component van het industriële be drijfsleven in het district, tekent zich voor 1967 het volgende beeld af: De afzet van de lederindustrie nam in de eerste helft van 1967 af met ±30 pet. ten opzichte van 1966, doch schijnt zich thans wederom in gunstige zin te ontwikkelen. De in voer geeft een omgekeerd beeld te zien, de lichte stijging in het begin van 1967 werd in het derde kwar taal van 1967 reeds weer teniet ge daan. De in 1966 ingezette daling in de export kon in de eerste drie kwartalen van 1967 achter niet vol ledig worden omgebogen; wel kon aan de voortdurend in kracht toe nemende daling een halt worden toegeroepen. Bedroeg de export vermindering in het eerste kwartaal van 1967 nog ruim 10 pet. ten op zichte van 1966, gedurende het 3e kwartaal 1967 daalde de export met ±5 pet. ten opzichte van het eer ste kwartaal van dat jaar. De verwachtingen van het laatste kwartaal van het afgelopen jaar zijn gunstig, zodat kan worden ver wacht dat de gesignaleerde daling in de export zal zijn omgebogen. Ondanks sluitingen van enkele be drijven kon de produktie in jlie schoenindustrie in 1967 nagenoeg op het peil van 1966 worden ge handhaafd. De invoer nam in het tweede halfjaar van 1967 voortdu rend af. met uitzondering van het huisschoeisel, waarin een constante stijeing gehandhaafd bleef. De uit voer nam eveneens voortdurend af, voornamelijk vanwege de verstrek te concurrentie uit Italië en Frank rijk, die on de buitenlandse markt steeds meer voelbaar wordt De ontspanning op de arbeids markt had uiteraard ook op de in dustrie in ons district haar invloed zonder dat echter van een duide lijk ontspanning kan worden ge sproken. De vraag in de schoenin dustrie overtreft nog steeds het aanbod. Aan de vraag naar vakbe kwaam personeel kon in het afge lopen jaar vaak niet worden vol daan. Voor de transport- en expedi tiebedrijven in Nederland doet zich thans een ernstig probleem gelden door de invoering van het plan Le ber in West-Duitsland. De in dit plan opgenomen bevoordeling van de spoorwegen ten koste van het wegtransport gaat in tegen de vrij heid in keuze van verlading der goederen, zoals deze is vastgelegd in het E.E.G.-vervoersbeleid. Het plan Leber wil tevens voor Duitse verladers een belangrijk aantal ki lometers vrijgeven van betaling bij vervoer per spoor naar de Duitse zeehavens, waardoor de Nederland se havensteden ernstig zullen wor den getroffen. Ondanks het feit dat in het bestek van deze verhandeling niet zal worden getracht een blik in de toekomst te werpen zou ik hierbij toch gaarne willen wijzen op een drietal belangrijke economi- sche-politieke maatregelen, die in dit jaar de geesten binnen het be drijfsleven zal bezighouden. Op de eerste plaats betreft dit de voltooiing van de Europese in tegratie met betrekking tot de vrije in- en uitvoer van goederen. Per 1 juli a.s. zullen, zoals ik reeds stelde, de invoerrechten binnen de E.E.G. geheel vervallen. Gelijktijdig wordt het E.E.G. buitentarief ingevoerd en zal hierop de verlaging, voortvloei end uit de doorvoering van de eer ste twee fasen van de Kennedy- ronde worden toegepast. Het gevolg hiervan is duidelijk. De produkten uit het buitenland zowel E.E.G. als andere landen kunnen gemak kelijker en goedkoper dan voorheen de Nederlandse markt bereiken; de concurrentie wordt dus verhevigd. Het Nederlandse bedrijfsleven zal zich hiertegen moeten wapenen, zelf moeten vervaardigen. Rationa lisatie van het productieproces en samenwerking tussen de bedrijven, teneinde de voordelen van de ver grote markt ten volle te kunnen uitbuiten, zullen voor vele bedrij ven noodzakelijke beslissingen moe ten zijn. De derde maatregel, die niet onvermeld mag blijven, is de invoering in Nederland van de om zetbelasting op de toegevoegde waarde per 1 januari 1969. De prij zen op de binnenlandse markt zul len onder invloed van het nieuwe systeem wijzigingen ondergaan; de thans voorkomende concurrentie vervalsing geïnduceerd door het vi gerende belasting-systeem, zullen nie meer mogelijk zijn; geïntegreer de bedrijven zullen niet meer wor den bevoordeeld; voorraden kun nen belastingvrij worden aangehou den en ,op investeringen in de vaste activa zal geen omzetbelasting meer drukken. Het zal U duidelijk zijn, dat een en ander voor het bedrijfsleven aanpassing vereist; aanpassingen in het beleid van o.a. de prijspolitiek, de provisie-politiek en de admini stratie. De Kamer van Koophandel zal U hierbij gaarne van dienst zijn; zij is voornemens in het begin van dit jaar te starten met de formatie van een aantal discussie-groepen, binnen welke alle problemen, ver band houdende met de invoering van de B.T.W. zullen worden bestu deerd en besproken", aldus de heer Timmermans. VOOR I I I V VOOR ajouren, stoppen, plisseren repareren, inkorten, borduren VOOR stof knopen, gespen, ceintuurs (en voor nog véél, héél veel méér) naar

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1968 | | pagina 1