wMlwijkse en LanqstRAAtse couraiu
Nieuwjaarsrede van J. Timmermans
\o£a.
mpe
jCi
ampe
VOORZITTER VAN DE KAMER VAN KOOPHANDEL
Groei in de
metaalnijverheid
Dienstensector
Economische situatie
Problemen
Toekomst beleid
Leder - schoenindustrie
Maatregelen
in Tilburg
Heuvelstraat 14
VRIJDAG 5 JANUARI 1968
89e JAARGANG No. 2
De tcho vAn het Zuióen
Uitgever
Waal wij ksche Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredakteur JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Losse nummers 20 cent
Abonnement
p week (0,30+ 2 ct. inc.k.) ƒ0,32
p. mnd. (1,30 10 ct. inc.k.) 1,40
p.kwrt. (3,65 10 ct. inc.k.) 3,75
p. kwrt. p. post 4,25 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 75 ct. extra)
Advertentieprijs: 14 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaus Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621-2746 Kaatsheuvel Dr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167-2002
Telegram-adres „ECHO'
WAALWIJK - De voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Noordelijk Noord-Brabant te Waalwijk, de heer J. Timmermans heeft
vanmiddag tijdens de jaarvergadering zijn nieuwjaarsrede uitgesproken. In
het eerste deel van de rede schonk de heer Timmermans, gelijktijdig en op
uniformele wijze met de voorzitters van de Brabantse Kamers van Koop
handel, aandacht aan de moeilijke situatie, waarin de Brabantse werkgelegen
heid zich bevindt. Vervolgens liet hij de werkzaamheden van de Kamer in
het afgelopen jaar de revue passeren. Het belangrijkste deel van deze rede
laten wij hier volgen.
„In het voorgaande deel, dat op dit uur ook door de Voorzitters van de
overige Brabantse Kamers wordt uitgesproken, moesten wij constateren, dat
de totale werkgelegenheidsontwikkeling in Noord-Brabant stokt en binnen
Na de schoen- en lederindustrie
vormt de metaalnijverheid de groot
ste bedrijfstak. Sinds 1960 valt in
deze sector een groei waar te ne
men van het aantal bezette arbeids
plaatsen van 3000 naar 3900. Door
de conjuncturele ontwikkeling is
deze groei geheel tot stand gekomen
vóór medio 1966. Sindsdien is de
werkgelegenheid in de metaal in ons
district vrijwel constant gebleven.
In de overige bedrijfstakken
waaronder o.a. vallen de chemie, de
glasindustrie, de meubelindustrie jen
de voedings- en genotmiddelenin
dustrie wordt een behoorlijke
groei van de werkgelegenheid gere
aliseerd. Het aantal bezette arbeids
plaatsen steeg hier van 3900 naar
5600, ofwel mei 43 pet. Het is ver
heugend vast te stellen, dat deze
groei zich ook in de afgelopen lichte
recessie heeft voortgezet.
Ten aanzien van de totale indus
triële werkgelegenheid in het dis
trict van onze Kamer valt er sinds
medio 1965 helaas geen groei waar
te nemen. Grosso modo geldt deze
conclusie ook voor de ontwikkeling
van de industriële werkgelegenheid
per gemeente. Van de relatief grote
industrie-kernen met meer dan dui
zend arbeidsplaatsen in de indus
triële sector zijn de verschuivingen
ook niet spectaculair, hoewel er
nuance-verschillen zijn op te mer
ken. Het gunstigst was de ontwik
keling in Drunen en Geetruiden-
berg. waar een voortgaande lichte
groei optrad. In de gemeente Loon
op Zand handhaafde de industriële
werkgelegenheid zich op het niveau
van ongeveer 2800 arbeidsplaatsen.
Een lichte daling van de industri
ële werkgelegenheid trad op in de
gemeenten Dongen, Heusden en
Waalwijk, waarvan de daling in de
laatste gemeente, vooral na de
groei van 1965 tot 1966, de laatste
maanden in verhouding het sterkst
was. Staat U mij toe enkele opmer
kingen van algemene aard te ma
ken. met name voor zover ze be
trekking hebben on de vestigings
mogelijkheden voor bedrijven in 't
district van onze kamer.
In de regionale organen en bij de
onderscheiden gemeentebesturen
geldt de handhaving en uitbreiding
van de werkgelegenheid als een
doel. waarnaar bij voortduring moet
worden gestreefd. Een belangrijk
deel van de activiteiten van de la
gere overheden is hieroD gericht.
Vele aanpassingen in de infrastruc
tuur zijn steeds weer nodig voordat
de tijd is aangebroken, waarop met
de acquoisitie kan worden begonnen
Uit ervaringen van de laatste tijd
is het mij steeds meer duidelijk ge
worden. dat een inspraak van het
bedrijfsleven, zowel bij de voorbe
reidende activiteiten als bij het aan
trekken van nieuwe industrieën
niet k.an worden gemist. Het moet
toch eenieder logisch voorkomen,
dat de activiteiten die gericht en
bedoeld zijn voor het bedrijfsleven
ook genomen worden in overleg met
datzelfde bedrijfsleven. Dit geldt te
meer nu steeds weer blijkt, dat de
froei van het bedrijfsleven in een
bepaalde regio voornamelijk gedra-
ren wordt door het bedrijfsleven,
dat reeds in die regio gevestigd is.
Ik verheug mij erover, dat het in
zicht van een contact tussen over
heid en bedrijfsleven reeds op mee-
dere plaatsen in het district der
Kamer is gerealiseerd.
De activiteiten van de overheid
richten zich op een zodanige aan
passing van de ruimte, dat het be
drijfsleven daarin zal gedijen. Uit
raoporten van de provinciale en
ook van de regionale overheden in
het district van onze Kamer valt af
te leiden, dat de aanpassing van de
ruimte geheel door de planologie
wordt voortgezet. De te verwachten
ontwikkeling van het bedrijfsleven
en de daaruit resulterende wensen
op velerlei gebied zijn er niet in
verdisconteerd. Zowel de onderzoek
instituten. alsook de overheid ver
keren nog teveel in de veronder
stelling. dat de ontwikkeling van
het bedrijfsleven gekend wordt, in
dien gegevens voorhanden zijn over
de beroepsbevolking en de werkge
legenheid. Dit zijn evenwel afge
leide kentekenen. Voor een juist
beleid in een regio zijn vooreerst
de verschillende bedrijfstakken belangrijke verschuivingen laat zien. Een
duidelijke weerspiegeling van deze ontwikkeling doet zich voor in het ressort
van onze Kamer. Sinds 1960 is de totale werkgelegenheid in de belangrijkste
bedrijfstak in ons ressort - de schoen- en lederindustrie - teruggelopen
van 9600 tot 8800 personen, ofwel met ruim 8%. Hierbij moet worden op
gemerkt, dat het dalingspercentage in deze bedrijfstak m de laatste twee
jaren nog hoger lag en dat tevens een vervanging van mannen door vrouwen
valt waar te nemen. Door deze vervanging neemt het percentage vrouwen
in deze bedrijfstak van jaar tot jaar toe. Ik wil er vanaf deze plaats nogmaals
op wijzen, dat de vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in deze in
dustrie het gevolg is van een complex van factoren. Het trekken van een
zijdige 'en voor dezC bedrijfstak ongunstige conclusies is dan ook verkeerd.
de te verwachten economische ont
wikkelingslijnen van bepaalde in
dat gebied gevestigde bedrijfstak
ken nodig. Bij de opening van de
laatste Micro-show te Kaatsheuvel
heeft de burgemeester van Loon op
Zand reeds gewezen op het manco,
dat er op dit terrein bestaat en
voorgesteld tot een overleg te ko
men tussen de regionale overheid
en het bedrijfsleven om dit hiaat
op te vullen. Ik wil hier verklaren,
dat onze Kamer hiermede volko
men instemt en gaarne bereid is
aan een dergelijk overleg deel te
nemen.
Niet alleen bij de plaatsbepaling
van ruimten, waar het bedrijfsleven
zich kan vestigen is inspraak van
het bedrijfsleven wenselijk, doch
ook bij de verdere direkte stoffe
ring van de ruimte, die nodig is om
bedrijfs-vestigingen mogelijk en
aantrekkelijk te maken. Ik denk
hier aan wegen (water-, weg- en
spoorverbindingen), aan energie
voorzieningen (gas, water en elek
triciteit), maar ook aan de afvoer
van afvalprodukten (water, gassen
en vaste stoffen). Daarnaast is het
noodzakelijk, dat velerlei voorzie
ningen die indirekt met het be
drijfsleven zijn verbonden en die
harmonisch dienen te worden uit
gebouwd met de verdere groei van
het bedrijfsleven. Met name denk
ik hier aan een voldoend en even
wichtig opgebouwd huizenpakket.
Wanneer vanuit deze gedachte de
gemeenten in het district der Ka
mer worden beschouwd, dan blijkt
dat juist in de relatief grote indus
trie-kernen Dongen. Drunen, Geer-
truidenberg, Heusden, Loon op
Zand en Waalwijk de concentratie
van de industriële werkgelegenheid
per hoofd van de bevolking ver bo
ven het provinciale gemiddelde te
liggen. Dit houdt in, dat bij het be
drijfsleven in die gemeenten vele
personen werken, die elders wonen
en wel vaak op een zodanige af
stand. dat het overbruggen van de
ze afstand sociaal en economisch
niet meer verantwoord is. Hoewel
de groei van de woningvoorrraad in
genoemde gemeenten in verhouding
tot het gemiddelde in het district
onzer Kamer redelijk te noemen is,
zal toch om de genoemde ongun
stige consequenties verder terug te
dringen een meer aangepast wo-
ningbeleid noodzakelijk zijn. Ook
ten aanzien van de acquisitie kan
een samenwerking tussen overheid
en bedrijfsleven vruchtdragend wer
ken. Het zoeken naar bedrijven is
in feite een commerciële zaak,
waarbij het bedrijfsleven haar fun
damentele ervaringen en haar hui
dige contacten met andere bedrij
ven en organisaties, die zich bewe
gen op het gebied van het bedrijfs
leven, zou kunnen inbrengen.
Bij dit alles mag de overheid niet
vergeten, dat op het moment, dat
een bedrijf liet plan opvat om zich
metterdaad in een gemeente te ves
tigen. snelheid van handelen is ge
boden. Bedrijfsomstandigheden ma
ken het noodzakelijk, dat efficiënt
door de overheid wordt opgetreden.
Veelal zijn het markt-omstandighe-
den. die de direktie van een bedrijf
tot verplaatsing, vergroting of nieu
we vestiging doen besluiten. Zijn de
markt-omstandigheden weer gewij
zigd door nieuwe technische vin
dingen. prijsontwikkelingen, het op
komen van vervangende produkten
of in het algemeen door een wijzi
ging in de conjunctuur en is de aan
vraag tot vestiging nog niet geho
noreerd. dan zal zij meestal door de
bedrijfsleiding worden ingetrokken.
De huidige recessie geeft hiervan
voldoende voorbeelden. Nog afge
zien echter van een periode van
enige laag-conjunctuur moet wor
den waargenomen, dat de lagere
overheid vaak onvoldoende is inge
speeld op aanvragen tot vestiging
van bedrijven en deze aanvragen
vaak met onvoldoende zorg en ef
ficiency behandelt. Het spreekt van
zelf, dat er enige regelen zijn. waar
aan de ondernemer moet voldoen
wil zijn aanvrage worden gehono
reerd. Deze regelen dienen echter
reeds vooraf door de gemeentelijke
overheden te worden vastgesteld en
omschreven. Nog te dikwijls wor
den aanvragen van bedrijven om
zich te vestigen on vage motieven
aangehouden of worden deze afge
wezen.
In het voorgaande heb ik met op
zet gesproken over bedrijfsleven en
niet over industrie, omdat ik meen
dat hetgeen ik zojuist heb opge
merkt ook van toepassing is op de
dienstensector en met name op het
winkel-apparaat. In deze sector van
het bedrijfsleven schept de gemeen
telijke overheid niet alleen de mo
gelijkheden tot winkelvestiging,
doch opereert zij soms zodanig, dat
daardoor rechtstreekse concurren
ten worden aangetrokken. Evenals
de ruimtelijke encadrering van in
dustrie-terreinen wordt ook de plan
ning van grote en kleine winkelcen
tra vaak alleen maar planologisch
bepaald. Een diepgaand onderzoek
naar de ^behoefte en de soort win
kels in een bepaalde gemeenten of
in een stadsdeel blijft nog teveel
achterwege. Door deze eenzijdige
bepaling van het winkelapparaat
ontstaat vaak een teveel aan win
kels. hetgeen leidt tot een verpau
pering van het bestaande detailhan
delsapparaat of tot een faillissement
van de ondernemer in het nieuwe
winkelcentrum. Ook op dit terrein
zijn meer en betere contacten met
het bedrijfsleven dringend gewenst.
Niet alleen bij de bepaling van het
behoefte-element kunnen adviezen
van het bedrijfsleven van belang
zijn, doch ook bij de realisering van
J. Timmermans
het winkelcentrum is het wenselijk,
dat de reeds gevestigde onderne
mers de kans krijgen mee te spe
len. In dit verband acht ik een juist
voorbeeld van een goede samenwer
king, de oprichting van een stichting
of een N.V., waarin na overleg
met de overheid, de verschillende
vormen van detailhandel samenwer
ken om tot de realisatie van een
winkelcentrum te komen. Het over
laten van de realisatie van een win
kelcentrum aan derden, vaak bui
ten de gemeentelijke sfeer, kan
voor de reeds gevestigde bedrijven
leiden tot een ongelijke, concurren-
tie-strijd met de op deze wijze van
buiten aangetrokken bedrijven.
In mijn nieuwjaarsrede van het
vorig jaar heb ik reeds mijn be
zorgdheid uitgesproken over de si
tuatie waarin de economie van ons
land zich bevond. In 1966 immers
was een omme-keer ingetreden in
de economische ontwikkeling van
ons land, zoals deze zich vanaf 1958
had gemanifesteerd. De situatie van
overbesteding. van méér dan vol
ledige werkgelegenheid en van
loon- en prijsexplosies, kortom van
een economische hausse wijzigde
zich in 1966 in een situatie waarin
de ontwikkeling stagneerde en in
het begin van 1967 in een situatie
van lichte teruggang. De factoren,
die en dergelijke wijziging in de
economische grootheden als con
sumptie. investeringen, produktie
en werkgelegenheid hebben veroor
zaakt zijn zowel van interne als van
externe aard geweest. De economi
sche recessie in de Verenigde Sta
ten. Frankrijk, Groot-Brittanië en
voornamelijk die in de Duitse Bonds
republiek in de jaren '65-'66 was
een externe factor, die uiteraard 'n
grote invloed heeft gehad op de eco
nomische situatie in Nederland. Een
enkel cijfer moge verduidelijken dat
de teruggang waarvan hier sprake
is, een algemeen karakter had: de
volume-stijging van de wereldinvoer
bedroeg in 1966 nog 6 pet., in de
eerste 10 maanden van 1967 was
deze stijging gereduceerd tot nau
welijks 3 pet.
Ik wil echter hiermede niet ver
halen. dat de voornaamste oorzaken
van interne aard zijn. De gunstige
concurrentie-positie die in ons land
in het begin van de zestiger jaren
bestond ten opzehte van het bui
tenland heeft ons als in een roes de
gevolgen van het overschrijden van
de spelregels van de economische
politiek doen onderschatten. De
overheid heeft zich de consequen
ties van het door haar gevoerde
budgettaire beleid onvoldoende ge
realiseerd. De vakbeweging kreeg
hierdoor een argument in handen
om haar looneisen op te voeren,
waardoor loonsverhogingen werden
gerealiseerd, die ver uitgingen bo
ven de produktiviteits-stijging on
vermijdelijk werden. Deze politiek
heeft tot gevolg gehad dat de marge
die wij op het buitenland hadden
in enkele jaren volledig werd op
gesoupeerd. De gevolgen van dit
snelle en kunstmatig gerealiseerde
„evenwichtsherstel" zijn in 1967 tot
uiting gekomen in een verminderd
p^oduktie-resultaat en vooral in 'n
cterk pestegen werkloosheid.
De conjuncturele teruggang, waar
van in 1966 en in de eerste helft
van 1967 sprake was. hebben wij
inmiddels kunnen temperen. De
economische situatie kenmerkt zich
door stabiliteit, waarbij echter onze
concurrentie-positie geen ruimte
meer laat voor overtreding der spel
regels. De recessie in het buiten
land is thans eveneens over haar
dieptepunt heen, zodat ook vanuit
het buitenland steun wordt gege
ven aan het indammen van de con
junctureel minder gunstige ontwik
keling in ons land.
Uit het vorenstaande moet echter
niet worden afgelei dat we reeds
volledig door de zure appel zijn
heengebeten en we wederom een
economische ontwikkeling als die
waarvan de afgelopen 8 jaar sprake
was tegemoet kunnen zien. Naast
het huidige niveau van onze con
currentie-positie ten opzichte van
het buitenland waarop ik U reeds
heb gewezen, laten problemen van
structurele aard een dergelijke ont
wikkeling niet toe. De economische
recessie heeft immers duidelijk aan
getoond. dat de economie van ons
land ernstige structurele gebreken
vertoont.
Aangemoedigd door de situatie
van over-full-employment en ruime
winstmarges, veroorzaakt door een
relatief laag kosten-niveau. zijn de
investeringen in het verleden voor
namelijk gericht geweest op uit
breiding van de produktie-capaci-
teit, welke uitbreiding te koste is
gegaan van een goed selectief be
leid ten aanzien van de investerin
gen. Te weinig aandacht is geschon
ken aan de gevolgen die een ver
groting van de markt en met na
me van de E.E.G. voor het be
drijfsleven met zich meebrengt.
Grootheden als internationale ar
beidsverdeling en schaalvergroting
zijn volledig over het hoofd gezien.
Het gevolg is geweest, dat in ons
land:
a teveel kleine bedrijven zijn ont
staan. die de voordelen van de
vernieuwing van de markt niet
ten volle kunnen uitbuiten en
daardoor hun concurrentie-posi
tie snel zien teruglopen,
b. te weinig bedrijven zich on één
of een beperkt, aantal produkten
hebben gespecialiseerd voor wel
ke produkten zij zich. vooral op
technisch gebied, een voorsprong
on buitenlandse bedrijven had
den kunnen verwerven,
c bedrijfstakken zich hebben ont
wikkeld waarvoor de economi
sche voorwaarden hier te lande
minder gunstig zijn.
d. een achterstand in technische
know-how is ontstaan ten op
zichte van het buitenland.
Teneinde de schade van de erfe
nis van het afgesloten decennium
zoveel mogelijk te beperken zal het
toekomstige beleid van overheid en
bedrijfsleven voornamelijk en ef-
fecief moeten zijn gericht op het
oplossen van de gesignaleerde struc
turele problemen. Om de nodige
aanpassingen te kunnen realiseren
zullen echter grote investeringen no
dig zijn. Investeringen in industri
ële bedrijven met een hoog export
vermogen. De vraag wie in het (ri
sicodragend) kapitaal zal voorzien
roept thans echter niet geringe vra
gen op. De hoge winstmarges van
het bedrijfsleven zijn door de stij
ging van het kosten-niveau sterk
verminderd. Het nie+IoOn inkomen
in Nederland dat in 1964 nog met
17 pet. kon stijgen ten opzichte van
1963, steeg in 1966 met niet minder
dan 1 pet. ten opzichte van 1965;
het aandeel van de interne financi
ering in de totale investeringen
daalde van 56 pet. in het tijdvak
1957-1960 tot 4l pet. in de jaren
1961-1964 en is sindsdien nog verder
teruggelopen.
De totale besparingen, uitgedrukt
in een percentage van inkomen in
Nederland daalde eveneens en wel
van 20 pet. in 1964 tot 18 pet. in
1966. Als de spaarquota van de par
ticuliere huishoudingen niet kan
worden verhoogd zal de overheid
het voor de noodzakelijke investe
ringen benodigde kapitaal ter be
schikking moeten stellen. Naast de
verhoging van de spaarquota zal 't
nodig zijn het speur- en ontwikke
lingswerk ten behoeve van de in
dustrie te stimuleren teneinde de
technische achterstand te kunnen
overbruggen. Zo zal ook gebruik
making van de nieuwste methoden
van markt-onderzoek, van markt-
prognoses en marketing-technieken
voor de bedrijven een eerste ver
eiste zijn. Acquisitie-activiteiten in
het buitenland met het oog op ves
tiging en import van produkten van
Nederlandse bedrijven en met het
oog op vestiging van hoogge
kwalificeerde buitenlandse be
drijven in Nederland kunnen te
vens de her-structurerings-proble-
men ondersteunen. Het is om eer
der genoemde reden niet ondenk
baar dat Bij al deze noodzakelijke
activiteiten de overheid een voor
name plaats zal dienen in te nemen,
waarbij zij een meer gerichte po
litiek zal moeten voeren.
Richten we vervolgens onze aan
dacht op de economische situatie
binnen het district van onze Ka
mer dan kunnen we constateren,
dat in de meeste bedrijfstakken de
binnenlandse afzet gedurende het
eerste half jaar van 1967 enigszins
is teruggelopen, doch dat deze in de
laatste maanden weer is opgetrok
ken. De binnenlandse afzet is hier
door in vele gevallen tot het niveau
van 1966 teruggekeerd of zelfs iets
gestegen. De concurrentie vanuit de
E.E.G.-partners is slechts in beperk
te mate toegenomen, zodat in het
algemeen hiervan weinig hinder is
ondervonden. De volledige afbraak
van de interne invoerrechten per
1 juli a.s. zal echter ongetwijfeld
betekenen een grotere toevoer van
produkten uit de E.E.G.-landen. het
geen nog zal worden versterkt door
de gelijktijdige invoering van de eer
ste twee fasen van de Kennedy-
ronde. waardoor buitenlandse (niet-
E.E.G.) produkten tegen geredu
ceerd invoertarief de E.E.G.-markt
kunnen penetreren.
Met betrekking tot de leder- en
schoenindustrie, de voornaamste
component van het industriële be
drijfsleven in het district, tekent
zich voor 1967 het volgende beeld
af:
De afzet van de lederindustrie
nam in de eerste helft van 1967 af
met ±30 pet. ten opzichte van 1966,
doch schijnt zich thans wederom in
gunstige zin te ontwikkelen. De in
voer geeft een omgekeerd beeld te
zien, de lichte stijging in het begin
van 1967 werd in het derde kwar
taal van 1967 reeds weer teniet ge
daan. De in 1966 ingezette daling
in de export kon in de eerste drie
kwartalen van 1967 achter niet vol
ledig worden omgebogen; wel kon
aan de voortdurend in kracht toe
nemende daling een halt worden
toegeroepen. Bedroeg de export
vermindering in het eerste kwartaal
van 1967 nog ruim 10 pet. ten op
zichte van 1966, gedurende het 3e
kwartaal 1967 daalde de export met
±5 pet. ten opzichte van het eer
ste kwartaal van dat jaar.
De verwachtingen van het laatste
kwartaal van het afgelopen jaar
zijn gunstig, zodat kan worden ver
wacht dat de gesignaleerde daling
in de export zal zijn omgebogen.
Ondanks sluitingen van enkele be
drijven kon de produktie in jlie
schoenindustrie in 1967 nagenoeg
op het peil van 1966 worden ge
handhaafd. De invoer nam in het
tweede halfjaar van 1967 voortdu
rend af. met uitzondering van het
huisschoeisel, waarin een constante
stijeing gehandhaafd bleef. De uit
voer nam eveneens voortdurend af,
voornamelijk vanwege de verstrek
te concurrentie uit Italië en Frank
rijk, die on de buitenlandse markt
steeds meer voelbaar wordt
De ontspanning op de arbeids
markt had uiteraard ook op de in
dustrie in ons district haar invloed
zonder dat echter van een duide
lijk ontspanning kan worden ge
sproken. De vraag in de schoenin
dustrie overtreft nog steeds het
aanbod. Aan de vraag naar vakbe
kwaam personeel kon in het afge
lopen jaar vaak niet worden vol
daan. Voor de transport- en expedi
tiebedrijven in Nederland doet zich
thans een ernstig probleem gelden
door de invoering van het plan Le
ber in West-Duitsland. De in dit
plan opgenomen bevoordeling van
de spoorwegen ten koste van het
wegtransport gaat in tegen de vrij
heid in keuze van verlading der
goederen, zoals deze is vastgelegd
in het E.E.G.-vervoersbeleid. Het
plan Leber wil tevens voor Duitse
verladers een belangrijk aantal ki
lometers vrijgeven van betaling bij
vervoer per spoor naar de Duitse
zeehavens, waardoor de Nederland
se havensteden ernstig zullen wor
den getroffen. Ondanks het feit dat
in het bestek van deze verhandeling
niet zal worden getracht een blik
in de toekomst te werpen zou ik
hierbij toch gaarne willen wijzen
op een drietal belangrijke economi-
sche-politieke maatregelen, die in
dit jaar de geesten binnen het be
drijfsleven zal bezighouden.
Op de eerste plaats betreft dit
de voltooiing van de Europese in
tegratie met betrekking tot de vrije
in- en uitvoer van goederen. Per 1
juli a.s. zullen, zoals ik reeds stelde,
de invoerrechten binnen de E.E.G.
geheel vervallen. Gelijktijdig wordt
het E.E.G. buitentarief ingevoerd en
zal hierop de verlaging, voortvloei
end uit de doorvoering van de eer
ste twee fasen van de Kennedy-
ronde worden toegepast. Het gevolg
hiervan is duidelijk. De produkten
uit het buitenland zowel E.E.G.
als andere landen kunnen gemak
kelijker en goedkoper dan voorheen
de Nederlandse markt bereiken; de
concurrentie wordt dus verhevigd.
Het Nederlandse bedrijfsleven zal
zich hiertegen moeten wapenen,
zelf moeten vervaardigen. Rationa
lisatie van het productieproces en
samenwerking tussen de bedrijven,
teneinde de voordelen van de ver
grote markt ten volle te kunnen
uitbuiten, zullen voor vele bedrij
ven noodzakelijke beslissingen moe
ten zijn. De derde maatregel, die
niet onvermeld mag blijven, is de
invoering in Nederland van de om
zetbelasting op de toegevoegde
waarde per 1 januari 1969. De prij
zen op de binnenlandse markt zul
len onder invloed van het nieuwe
systeem wijzigingen ondergaan; de
thans voorkomende concurrentie
vervalsing geïnduceerd door het vi
gerende belasting-systeem, zullen
nie meer mogelijk zijn; geïntegreer
de bedrijven zullen niet meer wor
den bevoordeeld; voorraden kun
nen belastingvrij worden aangehou
den en ,op investeringen in de vaste
activa zal geen omzetbelasting meer
drukken.
Het zal U duidelijk zijn, dat een
en ander voor het bedrijfsleven
aanpassing vereist; aanpassingen in
het beleid van o.a. de prijspolitiek,
de provisie-politiek en de admini
stratie. De Kamer van Koophandel
zal U hierbij gaarne van dienst zijn;
zij is voornemens in het begin van
dit jaar te starten met de formatie
van een aantal discussie-groepen,
binnen welke alle problemen, ver
band houdende met de invoering
van de B.T.W. zullen worden bestu
deerd en besproken", aldus de heer
Timmermans.
VOOR
I
I
I
V
VOOR
ajouren,
stoppen,
plisseren
repareren,
inkorten,
borduren
VOOR stof knopen,
gespen,
ceintuurs
(en voor nog véél, héél
veel méér)
naar