w<ulwijkse en LanqstRAAtse couRant
et alleluja
dat zong van de ^od-iYlenó
De opstanding
en
I
De opstanding
en
verrijzenis van
Christus
Kruis in de lente
Mg
C
IDE KLEINE ZANGER, J
een vertelling uit de f
Paastijd van René Bazin f
m
DONDERDAGAVOND 3 APRIL 1969
92e JAARGANG No. 27
het
De tcho van
Uitgever
Waalwij ksche Stoomdrukkerij
Hoofdredakteur JAN TIELEN
Antoon Tielen
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2 x per week.
Losse nummers 20 cent
Brieven onder nummer 50 ct. extra
Opgericht 1878
Bureaus Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621-2746 KaatsheuvelDr. van Beurdenstraat 8, Tel. 04167-2002
„Désiré Prodhomme, kuiper, maakt alle soorten ton
nen; klopt tapijten, zijn vrouw ook"
Ik zie weer dat ruwhouten bordje voor me, waarop in dunne
letters deze opsomming van de beroepen van Mijnheer en
Mevrouw Prodhomme stuntelig was geschilderd.
Het bordje hing tegen een oud poortje, dat toegang gaf tot
een binnenplaats, die al even oud was en ergens in een
uithoek van de voorstad lag.
De kruidnagel groeide bovenop de muur vol zand en mos,
als op een bloembed. En aan de andere kant, tussen lege
okshoofden, tussen stapels hoepels, planken van gaaf kas
tanjehout, bundels bindrijs, die te weken lag in een kuip,
was meester Prodhomme bezig; hij floot en hij hamerde,
hij schaafde, hij polijstte en vijlde, terwijl hij probeerde de
kost te verdienen voor zijn acht kinderen, voor zijn vrouw
en voor zichzelf. Dat waren er dus tien, om nog maar niet
te spreken van de witte kat, die bijna evenveel at als een
man, en het was niet gemakkelijk om met de kuiperij zo
veel monden te vullen. Wanneer dan ook de druifluis en de
paddestoelen en die andere vijanden van de wijngaard de
jonge druiven van de komende oogst leegzogen, en wan
neer slechte oogsten het de wijngaardeniers onmogelijk
maakten een nieuw vat te kopen en de opkopers van kas
tanjes niet toelieten een nieuwe maat aan te schaffen, dan
ging hij tapijten kloppen. Hij klopte ze op straat, waar het
volop waaide; hij gooide ze dan over een draad, die hij
tussen twee bomen spande. En als hij de eer genoot de
feesttapijten van de kathedraal te mogen kloppen en de
zwaar wollen loper die door heel de kerk lag bij een dure
bruiloft, en de karpetten van de rijke families, dan hielp
zijn vrouw mee. Vandaar dat uithangbordje.
v\
Dit fraaie kunstwerkje is vervaardigd uit albast en is een relief
voorstellende de opstanding en verrijzenis van Christus. Het werd
vervaardigd rond 1560 door de Zuid-Nederlandse kunstenaar Wil
lem van den Broecke. Het albasten relief is 80 cm. hoog en 40 cm.
breed en bevindt zich in de collectie van het Aartsbisschoppelijk
Museum te Utrecht.
De kunstenaar Willem van den Broecke, alias Guliemus Paludanus,
was een Vlaams renaissancebeeldhouwer, die in 1530 te Mechelen
werd geboren en op 11 maart 1579 te Antwerpen overleed. Na
zijn opleiding die hij vermoedelijk kreeg van Cornelis Floris, ging
hij naar Italië, waar hij een studie maakte van de antieke en
Italiaanse renaissancekunst. Later keerde hij naar zijn geboorte
land terug en stichtte in 1557 in Antwerpen een atelier. Als typische
renaissancekunstenaar zocht hij het in vormenschoonheid en in
harmonie, beweging en expressie. Zijn stijl kondigt de naderende
Barok reeds aan.
Willem van den Broecke toont in zijn kunstwerken een nationale
stijl vermengd met Italiaanse invloeden. Hij werkte in hout, steen,
albast en boetseerde in klei en was. De verrijzenis van den Heer
heeft hem bijzonder geboeid, want naast dit albasten relief dat
in 1560 werd vervaardigd, bestaat er nog een over hetzelfde on
derwerp, eveneens in albast uitgevoerd dat momenteel berust in
de collectie van de Slotkerk van Schwerin. Dit werk vervaardigde
van den Broecke in 1563.
En dat zou nu veranderen en ver
dwijnen zelfs. En Désiré had hier
voornamelijk de hand in; niet Dé
siré, de vader, maar de enige zoon,
een kleine jongen, die één ouder
zusje had en zes die jonger waren
dan hij, en die verwend werd
eigenlijk alleen omdat de anderen
niet verwend werden en om nog
een reden. Hij had een stem.
Op een dag bracht hij een azijn-
vaatje, een juweel van een tonnetje,
naar een kanunnik en hij zei „Dank
U wel, Mijnheer", tegen de pries
ter, die hem een dubbeltje gaf. En
dat „Dank U wel, Mijnheer" had
zijn fortuin gemaakt.
De kanunnik had uitgeroepen „Zeg
nog eens Dank U wel! „Dank
U wel, Mijnheer" „Nog 'n keer,
ge hebt de stem van een engel!" En
het kind had gelachen, het was een
lach die onbestemd opklonk, helder
als het getingel van een boheems
glas, parelend als het lied van een
roodborstje.
De enthousiaste priester had hem
acht dagen later zijn intrede laten
doen in de zangschool van de ka
thedraal. Daar leerde Désiré de no
ten en de sleutels, daar leerde hij
de kruisen van de mollen onder
scheiden en het officie van de dag
zoeken in de grote gezangenboe-
ken, gebonden in dubbel leer en
met ijzeren hoeken. En het was
een wonder, zoals de dirigent zei
men hoefde hem de voordracht van
de muziek niet te leren, die trof hij
zelf, die vond hij meteen, zonder
er naar te hoeven zoeken. Het ka
pittel was verrukt. De oudste ka
nunniken herinnerden zich niet,
ooit een jongensstem gehoord te
hebben, zoals die van Désiré. En
God weet, dat ze niet jong meer
waren, de oudsten van het kapittel
en dat de kroning van Karei X hen
nog levendig voor ogen zou kun
nen staan.
Wanneer de zoon van de kuiper
verscheen, was er een discrete va
derlijke glimlach achter de leze
naars, die in een halve cirkel ston
den, een reeds verrukt wachten.
En als Désiré dan de eerste noten
van de antifoon zong, was er een
groot, innig genoegen. Sommigen
waren dichter zonder het te zeggen,
anderen waren heilig zonder het te
weten, maar allen waren het in
stilte er over eens, dat zulk een
muziek niet meer van de aarde was.
De stralen die uit een kerkraam
vielen, legden zich op het hoofd van
de jongen en deden geloven, dat
ook de heiligen op de gebrandschil
derde ramen lachten.
Désiré kreeg vrienden, en met de
vrienden kwamen de voordelen;
een diner met Pinksteren bij de di
recteur, die gevleid was door de
complimenten, die men hem maak
te met zijn leerling; een pet, ge
breid door een oude jonge juffrouw
als herinnering aan een mis van
Gounod, waarin Désiré op wonder
lijke wijze een solo had gezongen;
kleine zilveren geldstukken van de
pastoors uit de stad of van de ka
nunniken van het kapittel, die
s avonds in gesloten kring 'n „O Sa-
lutaris" of een „Regina Coeli" diri
geerden, dat ze zelf gecomponeerd
hadden.
En de voordelen verdrievoudig
den zich, toen de faam van de 12-
jarige kunstenaar in grotere krin
gen bekend werd en men hem
vroeg in huwelijksmissen te zingen.
Désiré werd bijna rijk, althans in
de ogen van zijn familie en van de
buurt, waar iedereen arm was.
Wat zijn stem onderscheidde van
de andere stemmen van de zang
school dat was, behalve de weerga
loze klaarheid, de zekerheid van de
inzet, het natuurlijke van zijn uit
spraak, het volkomen begrijpen van
de bedoeling van de componist, het-
zii die ernstig was of angstig, se
reen of blij.
Hij had de gave bij het lezen al
leen al de toon te raden die hij
moest nemen; hét gevoel dat hij
moest leggen in de latijnse woor
den, die men één keer voor hem
vertaalde. En van het ogenblik dat
hij alles begrepen had, veranderde
zijn manier van zingen niet meer,
de noten griften zich voor altijd in
zijn geheugen en niets deed zijn
heldere stem aarzelen of beven. In
de kerkelijke plechtigheden, wan
neer de menigte de kathedraal tot
in alle hoeken vulde, kon men hem
zien staan op het koor, rechtop,
helemaal aan de rechterkant, zijn
bleek gezicht een beetje opgeheven.
Het licht dat door de hoge ramen
viel legde een gouden glans op zijn
gladde haren. Hij wachtte, alleen,
temidden van de andere zangertjes
en keek afwezig naar de gelovigen
of naar de regels in het missaal of
naar de directeur die de maat be
gon te slaan. En dan, als het ogen
blik gekomen was, openden zich
zijn lippen en zij vormden een gro
te ronde boog tussen zijn bleke
wangen. Hij keek niet meer naar de
gelovigen, niet naar het boek, niet
naar de directeur, hij keek nergens
naar dan naar een vaag punt, er
gens in de gewelven, heel hoog,
heel ver, dat hij alleen daar wist.
Hij zong.
En dan kon men in de menigte
het lichte beven van de zielen voe
len. En die zielen waren in volle
aandacht geheel naar hem gekeerd,
terwijl zij trachtten heen te vliegen
met de stem die opklonk. De schone
dames negen en keken door hun
face-a-maine; velen huilden, de
oude juffrouw Odile dacht aan een
wit koorhemd, dat zij zou haken
voor de zoon van Désiré Prodhom
me; de communiekantjes sloegen
hun verrukte ogen op, alsof zij de
hemel open zagen; de kleine gravin
Simone, die wij allen bewonderden
om de dromerige waardigheid van
haar elf jaren en om haar gouden
krullen, vroeg zelfs op 'n dag aan
haar moeder of zij mocht trouwen
met de koorknaap, die een stem had
als van een nachtegaal.
Maar de triomf van de kleine
zanger was het Alleluja van Paas
zaterdag. Op die dag verhief zich
tijdens de Vespers de zang van de
verrijzenis en de wereld legde zich
te slapen in de vreugde van de ko
mende dag.
Velen, zij die met de rouwende
Kerk hadden geleden, gebeden en
zich verstorven, en ook de anderen
voor wie de heilige veertigdaagse
vasten niets had betekend, zij kwa
men bijeen om te luisteren naar de
hymne van het nieuwe leven. Zij
bewogen zich als schimmen door de
avonddonkere kerk, sommigen
klommen naar de gaanderijen, daar
waar de gewelven begonnen; al
len naderden zo dicht mogelijk het
koor, om beter te kunnen luisteren,
wanneer de stem van de jongen, die
men daar wist, opwelde.
De kaarsen op het altaar weefden
een kantwerk van heel fijne glin
stering. De gele kleuren van de ra
men stierven langzaam weg; de pur
peren glanzen waren reeds gestor
ven.
Eindelijk, wanneer de zware man
nenstemmen de laatste gezangen
van de completen zongen, ver
scheen er een lichtje achter de
koorbanken en bewoog zich dwars
door het koor. Het was de broeder
directeur van de koorschool, die de
kaars bij de lezenaar van Désiré
aan ging steken. Duizenden ogen
volgden het voortdansende licht.
Het bleke gelaat van de jongen
schemerde op in de duisternis. Daar
achter boog zich een donkere ge
stalte, de dirigent, die vroeg: „Zijt
gij gereed?" Dicht bij de lezenaar
boog zich de broeder en hij zei:
„Ja, wij zijn klaar". En er was een
ogenblik van indrukwekkende stil
te.
Dan zweefden drie Alleluja's licht
als wijd uitdrijvende vogels, over
de gelovigen. Désiré zong ze schuch
ter. De eerste duiven van de Ark,
sidderend zoekend boven de nog
troosteloze golven. Dan begon de
hymne en de stem groeide: O filii
et filiae, zong de kleine zanger;
zonen en dochteren van de Chris
tenvolkeren, de Koning der heme
len is heden opgestaan! Hij heeft
getriomfeerd over de dood!
En het zingen werd nog sterker,
lichter en nog meer ontroerd en in
klank en weerklank vertelde
het van de grote boodschap. De drie
Maria's keren terug naar het graf
om het goddelijk lichaam te balse
men: Petrus en Johannes snellen
hen na, maar Johannes loopt snel
ler Oh, wat liep hij wanneer Dé
siré zong! De engel, op de graf
steen gezeten, heeft hen geant
woord: „Hij is niet meer hier
Zoekt hem onder de levenden!" En
Christus verschijnt, waar de leer
lingen verzameld zijn; de laatste
twijfels zijn weggenomen; en zelfs
Thomas gelooft tenslotte; de diepe
hemelen openen zich en tonen
Gods heerlijkheid en de mensen
zijn uitgenodigd deze te aanschou
wen
En levendiger steeg het gezang en
wijd klonk het uit onder de gewel
ven, zoals de hoog opkringende
wolken van de wierook wijd weg
drijven.
En na ieder vers werd het re
frein vreugdiger, het Alleluja groei
de uit, het Alleluja van het kind
dat zong van de God-Mens.
Waar vandaan had hij toch die
hartstocht voor de muziek, de klei
ne Désiré? „De onschuld verklaart
heel veel", zei de priester die hem
had ontdekt.
„Zo lang hij zijn stem tenminste
blijft houden", zei juffrouw Odile.
Maar zijn ouders maakten zich daar
helemaal niet ongerust over. En in
afwachting van de toekomst, waar
aan hij niet meer twijfelde, begon
de kuiper, trots op zulk een zoon,
bezon zich, weigerde er een, ver
te achten, tapijten te kloppen. Hij
begon zich, weigerde er een, ver
volgens twee en dan wees hij ze al
lemaal af en op het bord, dat nog
maar twee beroepen meer vermeld
de, kraste hij voor altijd uit „Klopt
tapijten".
Helaas! Ik weet niet wat de stem
van een nachtegaal doet duren;
maar na vier jaren bemerkte men
dat die van Désiré haar buigzaam
heid verloor en begon te breken.
De koorschool kwam in beroering,
men won raad in om de zeldza
me stem tot het komende Paas
feest te bewaren; de dirigent pro
beerde een serie oefeningen, die hij
zelf uitgedacht had; en de broeder
maakte voor de aanvang van de re
petities heimelijk geklopte eieren
met melk klaar; een apotheker be
reidde een honingbrouwsel, dat
zelfs een vijl zou hebben doen zin
gen.
Het baatte niet. Désiré verscheen
niet meer in het koor van de ka
thedraal. Op zijn plaats zag hij an
dere kinderen; voor de lezenaar die
verlicht werd door een enkele
kaars, voor hetzelfde missaal met
de bladzijden die vol vlekken zaten
kwamen andere hoofdjes, bruine en
blonde en rode.
Maar het waren niet meer dan
noten. Het geheim van Désiré
werd niet prijs gegeven. En de Al
leluja's hadden geen vleugelen
meer, zoals eerst.
Op de binnenplaats achter de muur
met de kruidnagel timmerde Dé
siré en maakte houten pinnen en
floot liedjes uit de kerk. Hij maak
te zijn trektocht door Frankrijk,
hij leerde het tonnenmaken in
Bordeaux, in de Provence en in
Bourgogne. Iedereen vergat hem
Zijn bewonderaars gingen dood.
Zijn roem was snel verdwenen.
En alleen hij, hij vooral dacht er
aan.
Toen hij weer in de voorstad
was teruggekeerd, zich gevestigd
had als Meester Kuiper in het huis
van zijn vader, dat gesierd werd
door een nieuw uithangbord, nam
het verlangen naar de lezenaar
weer bezit van hem. Maar het kost
te hem heel veel moeite zich weer
op te laten nemen in de rijen van
de zangers; hij had niettemin suc
ces: hij zong nog. Maar niemand
zou Désiré teruggekend hebben in
die zware, kale man, wiens koor
hemd wijd en stijf om hem heen
viel.
Abonnement
p. week (0,33+ 2 ct. inc.k.) ƒ0,35
p. mnd. (1,45+10 ct. inc.k.) ƒ1,55
p. kwrt. (3,95+10 ct. inc.k.) ƒ4,05
p.kwrt. p.post 4,75 bij girobetaling
(bij incasso p.postkwit. 75 ct. extra)
Advertentieprijs: 15 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Telegram-adres „ECHO"
De gewelven waar doorheen vroe
ger de zuivere tonen zweefden, de
gebeeldhouwde hoofden die lachten
rond de kapitelen, de heiligen op
de ramen die schenen te bidden en
hun handen naar hem schenen uit
te strekken, beven nu voor het
"Oremus", dat gelijk een donder
slag is, wanneer het uit zijn keel
komt.
Hij realiseert het zich: Hij kan er
niets meer van.
Een keer per jaar, op Paaszater
dag, wanneer de koorknaap in zijn
rode toog het Alleluja zingt, zegt
men, dat Désiré niet antwoordt met
de andere zangers en dat men hem
met zijn grote dikke vinger een
traan heeft zien wrijven uit zijn
gesloten ogen.
r
De meidoorn bloeit zijn rijkdom om Uw leven, c
- Een witte blankheid om het wrede rood. -
En aarde bidt in schoonheid haar gebeden,
Maar sterker dan dit bloeien is Uw dood.
En lentekinderen komen zacht getreden
En tooien om Uw kruis hun rozen rood.
De vogel zingt voor U van 't stralend heden,
Maar sterker dan dit zingen is Uw dood.
Ik kniel - als rozen gaan Uw wonden open,
En traag en moede vloeit Uw laatste bloed
Op mijn angstig en vertwijfeld hopen,
Op mijn zonden en mijn overmoed.
Dan wordt voor mij het bitterst lijden zoet,
Wanneer Uw rode mond zegt: Zo is 't goed
WILLEM VAN HEESWIJK i
I»