w Aalwijk
couRant
vreemde
bezoekeró
f
t
n ket 3^'md groeide op
€en ötralenfc ïjelber Itcfjt toaö er om ïjen been
f
s>.
<2>.
X
If
5gf t/'V'v K
WOENSDAG 23 DECEMBER 1970
93e JAARGANG No. 102
Uitgever: Waalwijksche
Stoomdrukkerij Antoon Tielen
Hoofdredakteur: JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2 x per week
Losse nummers 20 cent
Opgericht 1878
Bureaus: Waalwijk, Grotestraat 2(Jo,
aatsheu
t Zuióen
Abonnement
p. week (0,33 2 ct. inc.k.) 0,35
p. kwrt. p.post 4,75 bij girobetaling
p. mnd. il,45 10 ct. inc.k.) 1,55
p. kwrt. (3,95 10 ct. inc.k.) f 4,05
Advertentieprijs: 15 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Brieven onder nummer 50 ct. extra
r. van Bëurdenstraat 8, Tel. 04167 - 2002
Telegram-adres: „Echo'
oog in het noorden van Dene
marken stond een eeuwenoud kloos
ter en de monniken die er woonden
waren niet alleen vroom, maar
voorzagen ook in hun eigen levens
onderhoud. In tegenstelling tot de
monniken in andere kloosters die
uitsluitend van giften en gaven
leefden. Ze bezaten een uitgebreide
veestapel, verbouwden zelf him
groenten en aardappelen en ze had
den daarnaast een rijke boomgaard
met daar achter nog een kruiden
tuin. De trots van het klooster was
deze prachtige tuin, een ware lust
hof, die beroemd w'as tot ver buiten
het land. De abt zelf was een groot
liefhebber en kenner van vele, vele
soorten bloemen, planten en krui
den.
Deze tuin was er de oorzaak van dat
de monniken vaak bezoekers kre
gen, want uit de wijde omtrek
kwam men vragen om kruiden voor
ziekten en kwalen. In ruil schonk
men voor de tuin dan vaak de mooi
ste bloemen en de meest vreemde
planten, waar de abt een plaats voor
vond en die hij steeds weer wist te
determineren. Het was dus geen
wonder dat er zo nu en dan vreem
den aan de poort klopten.
^^[aav nu lag de hof onder 'n dik
sneeuwdek verborgen, alles was wit
en stil. Alleen de takken van de
bomen droegen in hun knoppen al
weer de verwachting van het voor
jaar. De Kerstnacht naderde en de
broeders waren druk in de weer om
de kapel te versieren met kaarsen
en dennegroen. Ook in de grote
keuken, waar broeder Antonius de
scepter zwaaide, was het roerig.
Men was er druk bezig, want met
Kerstmis werd de tafel rijkelijk
voorzien van alles wat de tuin en
Ce veestapel opleverden. Eens in
het jaar werd er uitgebreid gegeten.
Het vuur in de enorme haard loeide,
de ramen en deuren piepten in hun
hengsels en de wind gierde om de
dikke kloostermuren. Het sneeuw
de.
„Broeder Petrus", sprak de abt,
„wilt u nog even gaan kijken of het
slot van de kloosterpoort het wel
houdt en of alle ramen en deuren
nog wel goed gesloten zijn?" Eer
lijk gezegd had Petrus er niet veel
zin in, maar het woord van de Eer
waarde Vader was wet. Hij trok zijn
pij dus wat dichter om zich heen,
nam de sleutelbos van de spijker in
de gang en slofte naar buiten. De
lantaarn kon hij haast niet bran
dend houden! Hij zuchtte er van.
Maar opeens verscherpte zijn aan
dacht. Hoorde hij daar wat bij de
poort? Het leken wel stemmen! De
lantaarn in zijn hand doofde voor
een moment door de felle wind
vlaag, toen de zware deur knersend
open viel.
wel iets overkomen. Maar al spoe
dig hoorde de abt broeder Petrus
op boze toon praten en toen hij de
poort genaderd was, vloog deze
juist met een luide klap in het slot.
„Wie waren dat Petrus", vroeg de
abt, „had je daar nog bezoekers?"
„Ja Eerwaarde Vader en wat voor
bezoekers! Het was tuig, zigeuner
volk, voor geen cent te vertrouwen.
En ze wilden hier maar liefst over
nachten"!
„Open de poort Petrus", zei de abt,
„hoe kun je met dit weer mensen,
Schepselen Gods, van de deur stu
ren?"
e reizigers stonden er nog,
kleumend en hongerig. „Mensen",
sprak de abt opnieuw, „kom binnen,
eet wat en warm je bij het vuur. En
jij Petrus, zorg dat de deur alvast
open is. Deze arme vrouw met haar
kind, kan niet verder". „Zo u wilt,"
sprak hij verder tot de man, „kunt
u allen de nacht in het klooster
doorbrengen".
Mopperend voldeed Petrus aan het
verzoek, terwijl de man uitlegde dat
ze niet verder konden en daarom
aan de poort klopten om hulp te
vragen. Inmiddels schoot broeder
Antonius naar voren en hielp hen
uit hun natte kleren en nodigde ze
bij het vuur, en broeder Johannes
kwam met een kom hete melk en
wat vers gebakken bruinbrood aan
dragen. Zo kwamen de vreemde
lingen, het leken wel zuiderlingen,
weer wat op verhaal. De man tanig,
gespierd en donker, hield geen oog
af van vrouw, die met het kind in
haar armen dicht bij het vuur was
gaan zitten. Bezorgd streek hij haar
over het haar en vroeg of ze zich al
wat beter voelde. Ze knikte hem
dankbaar lachend toe en probeerde
het kind wat van de melk te laten
drinken.
„Beste man," zei toen de abt, „hoe
bestond je het om met dit weer op
reis te gaan en dan nog wel te
voet?"
De man draaide op de ruwe houten
kruk onrustig heen en weer en ant
woordde eerst niet. Maar eindelijk
begon hij te spreken in een zange
rige, vreemde taal.
Broeder Petrus fronste argwanend
zijn voorhoofd, broeder Antonius
schokte met zijn schouders ten te
ken dat hij er heel weinig van be
greep, broeder Johannes had ook
de grootste moeite om het gesprek
te volgen, maar de abt verstond de
man. Met horten en stoten vertelde
deze verder. Ze waren op weg ge
gaan naar het bos dat iets noorde
lijker lag dan het klooster. Ze wa
ren hoogstens nog een uur gaans
van hun doel verwijderd geweest.
toen volgde een fantastisch
verhaal. De abt luisterde eerst on
gelovig, maar later geboeid en ge
spannen toe en vertaalde voor de
broeders zo goed en zo kwaad als
het ging, wat hij hoorde:
Ieder jaar ging een man van de
stam met zijn gezin de reis naar het
verre Denemarken maken. In het
noordelijkste woud van dit land zou
volgens de overlevering van ge
slacht op geslacht, zich 'n grote open
ruimte bevinden en daar zou elk jaar
in de Kerstnacht om 12 uur precies,
de hemel open gaan. De sneeuw
zou smelten, de bomen zouden weer
groen zijn en alle bloemen die de
aarde voortbracht zouden er in op
perste pracht bloeien. Om gelukkig
en voorspoedig te leven moest be
slist één lid van de stam dit gaan
zien, horen en beleven. Maar nu
1 aar stonden 'n man, 'n vrouw
en een kind. De eerste opwelling
van Petrus was om de poort met
een maar weer te sluiten, maar de
man verzocht hem nederig om on
derdak omdat zijn vrouw en kind
gevaar liepen te bevriezen.
Broeder Petrus vertrouwde het niet,
ook al omdat hij de vreemde taal
niet verstond. En bovendien, wat
moest hij met zo'n haveloos stel be
ginnen? De kaarsen in de kapel
moesten nog ontstoken worden en
het dennegroen lag nog te wach
ten
Hij schreeuwde dus maar dat ze
verderop onderdak moesten gaan
zoeken. Was het alles niet hun eigen
schuld? Welk zinnig mens ging nu
met zulk weer op pad?
Maar intussen vroeg de abt, onge
rust over het lange wegblijven van
Petrus aan broeder Johannes om
hem met de lantaarn naar de poort
voor te gaan. Misschien was Petrus
ik.
leder heeft zijn eigen manier om het evangelisch gebeuren voor zich te verwerken. Hoewel de persoonlijke be
leving het belangrijkste dient te zijn, is het interessant te zien hoezeer Rembrandt door de figuur van Christus
gegrepen was en hoezeer hij er mee geworsteld moet hebben alvorens er in te slagen het evangelisch gebeuren op
zo'n ontroerende wijze op zijn doeken en etsen vast te leggen. Rembrandt heeft gedurende zijn gehele leven in le
vend kontakt gestaan met de Bijbel. Deze behoorde tot de weinige boeken, die hij telkens weer ter hand nam en
die hij intensief bestudeerde en, alhoewel hij niet kerkelijk aangelegd scheen te zijn, innerlijk verwerkteDe
kunst van onze grootste schilder is in diepste wezen van goddelijke oorsprong; zelfs in het profane wist hij
de visie van het eeuwige te leggen. Heel zijn arbeid, zijn worsteling en zijn strijd ivas er op gericht deze verbon
denheid van hemel en aarde, van eeuwigheid en eindigheid visueel tot uitdrukking te brengen. Op de afbeelding
een kostbare Rembrandtbijbel, vol reprodukties in natuurgetrouwe kleuren en tal van etsen, opengeslagen bij de
uitbeelding van Lucas 2 vers 40: "Het Kind groeide op en werd krachtig en het werd vervuld met wijsheid en
de genade Gods was op Hem".
was dit oponthoud er tussen geko
men. Zijn vrouw kon niet verder,
maar hij moest er toch om twaalf
uur zijn, want anders kwam er on
heil over zijn volk.
Johannes en Antonius keken el
kaar veelbetekenend aan. Wat een
fantast! „Wie weet wat de kerel in
zijn schild voert", fluisterde Petrus.
De abt streek zich eens over het
hoofd, dacht na en sprak: „Het is
nu half vier. Als uw vrouw wat is
uitgerust kan ze vanavond mis-
Het kind werd stevig in een warme
deken gewikkeld, de man en de
vrouw kregen elk nog een warme
pij. De abt en de beide monniken
maakten zich gereed, en daar ging
het troepje de poort uit. Ze zakten
dadelijk tot hun knieën in de
sneeuw.
„Zeg", sprak Petrus tot Johannes,
„geloof jij er geen klap van? In zo'n
barre woestenij een bloeiende tuin,
het is om te lachen! Goed dat we
zijn meegegaan, de Eerwaarde Va-
oren zich? En wat ruiste daar? En
wat voor een stralend, helder licht
was er om hen heen? Er was op
eens een groot grasveld met bloe
men die de heerlijkste geuren ver
spreiden. In de teer groenende bo
men juichte de merel en sloegen de
vinken. De abt stond als aan de
grond genageld. Het was niet te ge
loven! Hij bukte zich om wat van
de bloemen te plukken en een
plantje uit te graven om het straks
thuis te bekijken.
schien weer verder en voor het
kind hebben we nog wel een extra
deken. Maar alléén en ongewapend
kan men in dit weer niet gaan. Sta
ons toe dat we u begeleiden. En
eerlijk gezegd wil ik dit wonder,
v/at ik zeer in twijfel trek, ook wel
eens aanschouwen."
De vreemdeling schudde het hoofd
en zei dat geleide niet nodig was.
Op deze tocht kon hen niets over
komen. De abt kon wel mee en de
broeders ook, maar dan ongewa
pend, want geweld zou het hele ge
beuren verstoren.
Niet pluis", fluisterde Petrus, „Jo
hannes, wij gaan mee en steken ie
der een keukenmes in onze mouw".
,.Man", sprak de abt vreemd ge-
i roerd, „Hoe ongerijmd het ook
klinkt, ik geloof je. Laat mij mee
gaan, ik wil dit wonder zien ge
beuren". De beide monniken wilden
met lantaarns voorop gaan. En de
abt vertelde de vreemdeling wat
beide broeders wilden.
„Heer", sprak hij, „zeg hen dat ze
-mee kunnen gaan als ze hun wa
pens thuis laten".
der is veel te goedgelovig. Het zijn
vast Satanskinderen en straks val
len ze ons aan. Geen wapens, het
mocht wat. Ik ben blij dat we onze
messen hebben".
Moeizaam ploeterden de mannen,
de vrouw en het kind verder. Op
eens sprak Petrus: „Het is bij
twaalven. We zijn er, maar als u
een tuin ziet, zie ik er één en de
bomen zitten nog vol sneeuw. De
vreemdeling heeft u bedrogen".
„Ja", zei Johannes aarzelend, „alles
is hier winters en doods. Van een
bloeiende tuin is helemaal niets te
bekennen". In de verte beierden de
klokken van een kerktoren twaalf
slagen. De Kerstnacht was daar.
Heer abt", sprak de vreemdeling,
„ziet en hoort nu!"
En wat was dat? Er klonk prachtige,
vreemde muziek. Of bedrogen hun
e rust en de warmte hadden
de vrouw goed gedaan en de man
vroeg haar of ze weer verder kon.
Zij knikte hem dapper toe. Maar de
tijd drong, want wilden ze voor
middernacht in het woud zijn, dan
moesten ze nu toch wel gaan.
aar de beide monniken, ge
schrokken van het hun plotseling
overspoelend licht, begonnen te
schreeuwen dat het toverij was, dui
vels werk. „Vooruit heer abt, vlug,
maak dat u weg komt".
En, zwaaiend met hun messen be
dreigden ze de vreemdeling. Plot
seling een hevige vuurstraal en een
klap en het was inééns weer aarde
donker en nog veel kouder dan toen
ze vertrokken. In doodsangst
schreeuwden de broeders de totaal
verdoofde abt toe hen te volgen en
dat rapalje te laten waar het thuis
hoorde. Hollend, struikelend en val
lend voortgejaagd door hun pani
sche angst, bereikten ze totaal ont
redderd het veilige klooster. Daar
vertelden ze de achtergebleven
broeders hun verhaal. De abt zat
bevend en versuft op de bank, maar
een vreemde vrede verlichtte zijn
gelaat. De monniken keken hem
aan. Langzaam ontspanden zich zijn
verkrampte handen en Wat viel
daar? Het was een plant!
Was het dus geen droom geweest?
Uit zijn handen gleed een kleine
bol met een stralend witte bloem.
De abt bukte zich, raapte hem op
en plantte hem in een pot. Veel
later, toen de sneeuw was gesmol
ten, kreeg de bol een plaats in de
tuin.
En nu het wonder! Sinsdien bloeide
ieder jaar met Kerstmis de Kerst
roos in het kloosterhof. Zelfs door
de dikste sneeuwlaag heen.