No. 9. WOENSDAG 26 OCTOBER. 1881. Bezigheden. Uitgever: L. J. YEERMAN, Heusden. FEUILLETON. De hl a u w e P a p a a a i. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs; per 3 maanden 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A D V E It T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden glechts tweeynaal in rekening gebrachtRij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Wanneer we zeggen dat er bijna geen mensch in de maatschappij bestaat, die zich niet met iets bezig hondt, gelooven we daarom nog niet dat alle menschen b e z i g- heid hebben. Toch wenscht zooveel mo gelijk ieder zijn aandeel te ontvangen in de bezigheden, die uit de samenleving in eene beschaafde maatschappij ontstaan, en naar mate men zich een beroep kiest, dat min of meer direct het practisch leven, het ma ken en breken dier duizendvormige voor werpen, welke ter voldoening aan 's menschen nooddruft gevorderd worden, nabij komt, des te gemeenzamer wordt men met het dagelijksch leven. In de strenge beteekenis van het woord, oefent ieder een bedrijf uit, maar het beroep van den geestelijke, den kunstenaar of den kantoorklerk dringt niet zoo diep in de uiterste schuilhoeken dei- maatschappij en van het dagelijksch leven door, als dat van den koopman of nering doende. Willen wij dus weten hoe wij het mechanisme der bedrijvigheid het best hand haven, dan moeten we bij den neringdoende ter schole gaanimmers de eigenschappen die hij moet bezitten om zich in zijn bedrijf te handhaven, zijn vrij wel die, welke meer of min voor elk onzer onontbeerlijk zijn. Daarom zullen wij die eigenschappen eens wat nader onderzoeken. Dikwijls hoort men de opmerking dat de koopman slechts werkt en leeft met het doel om geld en altoos geld te verdienendat al zijn doen en den ken slechts neerkomt om voordeelig in te koopen en voordeelig te verkoopendoch zij die zoo oordeelen, miskennen ten eenen- male de ware beginselen van koophandel en nijverheid. Het moge waar zijn, dat er sommige ang stige en kleingeestige lieden bestaan die door den gedurigen omgang met het geld er eindelijk toe komen, te gelooven dat dit het hoogste is, wat men in het leven kan vinden. Zulk eene kleingeestigheid treft men niet alleen bij den handel, maar in alle rangen der samenleving aan. Doch er leven en leefden ten allen tijde onder de kooplieden groote en veel omvat tende geesten, die niet enkel in hun bedrijf maar in het algemeen maatschappelijk leven, de doorslaande bewijzen gaven van groote werkzaamheden en nienschenliefde. Om op de hoogte van zijn beroep te komen, behoeft men meer dan gezond verstand, warenken nis en administratieve bekwaamheden;daarbij heeft men ook een zedelijk karakter, vlijt, spaarzaamheid, orde, activiteit en menschen- kennis noodigeene rustelooze voortzetting van het onderzoek naar de dingen van het dagelijksch leven, om op de hoogte van tijd- genooten en beschaving te blijven. Goethe zeide eens; //Ik weet niet wie uitgebreider geest-ontwikkeling zou behoeven dan de echte koopman Niemand zal zeggen dat Goethe niet werkelijk groot is geweest als dichter, doch zijne genie werd door hem niet beschouwd als een voorrecht, 't welk hem vrijheid gaf om bandeloos en liederlijk te leven. Neen! Goethe was dichter, doch daarom onttrok hij zich niet aan zijne be roepsbezigheden. Hij wist als een kind dei- wereld het geld te waardeeren en leefde niet alleen om de dichtkunst te beoefenen hij beoefende haar tevens om geld te ver dienen. Dat het hem niet uitsluitend «om geld te doen was'' maar dat hij het be schouwde als een uitmuntend middel om schoone en edele daden tot stand te brengen heeft zijn geheele leven bewezen. Shakespeare was niet alleen dichter, maar ook tooneel- directeur. De philosoof Mendelssohn was zijde-fabrikant; de ware gevoelige dichter, Freiligrath was bestuurder van de Zwitser- sche Bank te Londen. Pestalozzi de diep denkende, onvolprezen onderwijsman, aan wien het lager onderwijs zooveel te dan ken heeft, omdat hij een van die mannen was, welke het onderwijs tot den natuur lijken grondslag terugleiden Pestalozzi was een van die menschen welke het ontbrak aan den practischen zin, in 't dagelijksch leven zoo noodig om te slagen, doch hij wist zich den goeden raad van anderen ten nutte te maken en slaagde volkomen. Hetzij ge in een paleis of in een hut zijt geboren, indien ge in uwe jeugd hebt ge leerd uwe krachten te gebruiken en te ont wikkelen zult ge op later leeftijd iets voor u zeiven en voor anderen kunnen doen. Ge woonlijk komen zij die tot werken gedwon gen, in kleine eenvoudige verhoudingen be gonnen zijn, verder, dan zij, die door de fortuin zijn begunstigd en zonder de minste inspanning hunne wenschen vervuld zagen. In den handel ziet men meestal den man die met niets anders begint, dan met twee gezonde armen, eene goede portie gezond verstand, werkzaamheid en vlijt, vrij wat zekerder vooruitgaan dan die anderen welke bij 't begin van hun loopbaan reeds over alle hulpmiddelen van geld en crediet kon den beschikken. De kleine nijveren werken zich op tot geachte neringdoenden en worden de hoofden van grootsche ondernemingen, terwijl de zoons van aanzienlijke familiën, welke hun loopbaan onder de gunstigste omstandigheden beginnen, dikwijls door uit spattingen, verkwisting en luiheid dood-arm worden of althans zoo achteruitgaan, dat ze er nooit weer bovenop kunnen komen. Arbeid is de wortel, de hefboom van vooruitgang voor ieder mensch in 't bijzonder, voor alle menschen in 't algemeen. Meestal levert de bezigheid en de bedrijvigheid genoeg op voor de nooddruft en zelfs nog iets meer voor edele levensgenoegens. Wie in zijn beroep achteruitgaat, kan over 't algemeen de schuld daarvan in zich zeiven vinden, want zooals men zijn beroep uit oefent, zoo gaat het ook gewoonlijk; fiks vooruit als men werken wil, langzaam en achterwaarts als men lui, eigendunkelijk en trotsch zich zeiven alleen voor braaf en alle menschen voor onmondig houdtEn gaat men eenmaal achteruit dan is het gewone refreinzich voor de verdrukte onschuld te houden en ieder ander de schuld te geven van dien zelf veroorzaakten achteruitgang. Talrijke voorbeelden uit het dagelijksch leven kunnen het staven, hoe ongelukkig, hoe misdadig dikwijls de mensch wordt die een geheel doelloos, van allen arbeid vervreemd leven leidt. Men spreekt wel eens van een planten-leven, maar weet men dan niet dat ook de plant in zekeren zin arbeidt? Is haar groeien, bloeien en vrucht- voortbrengen voor de toekomst, niet eveneens eene geheimzinnige kracht tot werkzaamheid en streven om voor het heil van anderen te werken? Het is een feit op de ervaring gegrond dat zij die niets doen dan al wat hunne zinnen en wellustige hartstochten bevredigen kan en die daardoor zich zeiven en hunne gezinnen in een poel van jammer en ellende dompelen veel meer aan ziekten en kwalen onderworpen zijn dan zij die vlijtig arbeiden. Slechts arbeid verheldert en verfrischt den geest, terwijl de lediggang hem verzwakt en verstompt! Novelle vail robert byr. 3) Na verloop van een half jaar gevoelde niemand meer lust, den eigenaardigen jongman tot het voorwerp zijner scherts te maken en menige schoone bezitster van fon kelende oogen, die hare pogingen om een terugblik van bewondering zonder uitslag zal blijven, moest zich wel in stilte met de verklaring tevreden stellen, dat de inne mende jongeling eene bruid of geliefde in zijn vaderland had achtergelaten, hetgeen echter, zooals ik door zijne openhartige en altijd oprechte mededeelingen wist, geens zins het geval was. Waarlijk, ik benijdde een weinig den knaap zijne jeugd, zijne frischheid en schoonheid, en bovenal om het ongehoorde succès dat hij hebben kon, als hij er maar even de hand naar uitstrektedoch ik wenschte mij zelven toch weder geluk met de meer warme gevoe lens, welke de natuur mij geschonken had en die zoo bijblijvend zijn, dat zij met de jaren zelfs niet afnemen willen, maar in omgekeerde verhouding daarmede in kracht toenemen. Het gaat er mede als met een fijne tonghoe ouder men wordt, des te meer leert men het genot daarvan op prijs stellen, helaas! want de spijs vertering wordt allengs moeielijker en ten laatste zijn de martelingen van een Tantalus ons voorland, dat is de hel op aarde. In dien geest heb ik dan ook altijd mijn bescherme ling toegesproken. («Bemin zoolang gij jong zijt, knaap,sprak ik, "zoo lang de harten u tegemoet huppelenvoor al wat gij versmaadt, wordt ge op uw ouden dag door naberouw gekweld! De grijsaard wordt slechts bespot of nage wezen om zijn aanzoek. Hem rest alleen de herinnering aan datgene, wat hij eens genoten heeften aan dat gene wat hij vroeger verzuimde. Bereid u zelven zoete herinneringener blijven altijd nog genoeg bittere over Mijne philosophic was voor doove ooren gepredikt, althans ik dacht dat toenen toch moet er een zaadkorrel in vruchtbare aarde gevallen zijn, die later opwies, maar geheel anders dan ik bedoeld had. Ik herinner mij nog zeer goed den dag, waarop ik voor het eerst daarvan iets bespeurd heb; dezen herfst zal het twee jaar geleden zijn. Austin dineerde met mij en nog eenige kennissen gewoonlijk bij Do- ney, waar ik, sinds mijne zuster gestorven en onze kleine huishouding opgebroken was, deels als een smulpaap, deels om niet heel alleen aan tafel te zit ten, wat iemand meestal voor negen tienden van zijn eetlust berooft, mijn diner placht te gebruiken. Onze jonge vriend had zich twee dagen achtereen niet laten zien, hetgeen zelden gebeurde en derhalve tot aller lei gissingen aanleiding gaf. Vreemd genoeg, opperde een uit het gezelschap als ik mij niet vergis was het Rehling, een jonge Ivoerlander, die hier langen tijd verblijf heeft gehouden liet vermoeden, dat Mr. Neales' beurt gekomen was: alleen verliefden vergaten het etensuur, en het moest wel een zeer bijzondere hartstocht zijn, die dit wonder bij hem, den kloeken eter, kon teweeg brengen. De anderen lachtendoch ik ging den volgenden dag naar Austin. Hij lag evenwel niet te bed, zooals ik gevreesd had, maar zat in zijn atelier voor een blok klei, dat reeds de heerlijkste vormen had aangenomen, en zijne kunstvaardige vingeren arbeidden er nog altijd aan voort, terwijl hij mij opgeruimd welkom heette. »Mijn God! Wat voert ge toch uit?« sprak ik met gemaakte ergernis. "Is dat nu manier van doen, om zoo maar weg te blijven? Gij jaagt ons allen een schrik op 't lijf. Ik zag in u reeds een slachtoffer van uw buurman den apotheker; en de anderen wat ik aangenamer, maar toch ongeloofelijk vond zelfs een offer der liefde. Het viel mij wel in 't oog, dat hij bloosde, wat hem bijna een jong meisje deed gelijken, doch zijn lach klonk toch zoo vroolijk en ongekunsteld, dat ik aan deze opmerking geen bijzondere waarde hechtte. «De anderen konden wel gelijk hebben,antwoordde hij schertsend. Penthesilea is het, die mij geboeid houdt. Ik ben haar slaaf, zoo lang zij nog in mij leeft, doch met het oogenblik der voltooiing ben ik vrij en is zij m ij n schepping. Eergisteren liep ik met de idéé in 't hoofd naar den Val d'Ema heen en verder overal rond, tot dat ik doodmoê thuis kwam. Dat was mijn geluk, want ik viel daarop in een vas ten slaap; wellicht ware ik anders werkelijk ziek geworden van overspanning, wijl ik de gestalte niet vinden kon. Gisteren zat ik toen van den ochtend tot 's nachts toe hier aan 't werkhet was om wanho pig te worden, want niets wilde gelukken. Maar gij weet, ik geef het niet op als ik eenmaal iets wil, en van daag gaat het. Wat zegt ge er van, Mar- kiesje? Er zit nog niet geheel de rechte uitdrukking in den kop, maar het zal wel komen, en het overige is, naar ik hoop, den steen waard. »IIet schoonste stuk Carrarisch marmer uit den Monte Crestola, gelijk elk uwer ideeën,stemde ik schertsend toe. Hij echter schudde het hoofd, wees naar eenige aarden scherven in een hoek, en terwijl hij weer voortwerkte, zeide hij met een bezielden glans in zijn oogen, gelijk ik nog nooit bij hem had waargenomen »Daar liggen de meesten; zij moesten plaats ma ken. »Voor eene Penthesilea, welke het op een goeden dag evenzoo zal gaan. «Met haar?« Dit werd op zulk een eigenaardigen toon gezegd, dat ik hem verwonderd aanstaarde en eindelijk mijn glas voor het oog plaatste, om dit wonder eener dus ver bij hem nog niet waargenomen tevredenheid met zich zelven, in den oorsprong na te speuren. Hij had intusschen mijn lichte afkeuring wel bemerkt en was ook terstond er op uit, mij gunstiger te stemmen. Dat had hij nu trouwens niet meer behoeven te doen. Ik was inderdaad verrast over hetgeen ik zag. Ik zal u de groep morgen bij den dag laten zien, ofschoon slechts in copie, want het origineel moet ik naar Saunterhouse zendengij zult u echter overtuigen dat ik niet te veel zeg, als ik het een meesterstuk noem. Ik althans heb in den laatsten tijd noch in een atelier noch op een tentoonstelling iets gezien, dat een zoo groot talent verried. Met den eenen voet vooruit op den gevelden vijand, staat de hoogomgorde Amazonen-Koningin, tot tegen weer bereid. Zij wordt ernstig bedreigdhaar gewaad, in den strijd hier en daar opengereten, laat de slanke veerkrachtige gestalte onderscheiden en de buitengemeen edele en toch bekoorlijke leden vrij. Een rustpunt in het gevecht veroorlooft haar, voor een oogenblik adem te scheppennog is zij niet afgemat, maar wachtende op den aanval; op den zegepraal schijnt zij zelve niet meer te hopen, maar zelfs haar onder gang is vernietiging. Iets dergelijks tot stand te brengen, is al meer beproefd geworden, dat erken ikdoch zooals dit gemaakt is, gelijk dat alles leeft en groeit, hoe langer men het aanziet, welnu, gij zult er zelf een oor deel over kunnen vormen. UWSBLAD HO Land van llrusilm en Altena, DE LANGSTRAAT EN DE BOMELERVAARD Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1881 | | pagina 1