No. 18. ZATERDAG 26 NOVEMBER. 1881. Ér m FEUILLETON. Uitgever: L. J. TEEKMAN, Heusden. De b 1 a u w e P a p a a a a. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Natuurlijk is 't niet onze vorst, over wien we ditmaal een enkel woord willen spreken, maar over het prachtige stoomschip der Maatschappij Nederland, welks naam in deze dagen op ieders lippen zweeft en over welks laatste reizigers we ons met reden zeer ongerust maken. De Koning der Neder landen is het droevigste lot overkomen, dat ooit een zeeschip overkomen kan. Het was in den besten staat, schijnbaar althans, uit Indie vertrokken, stoomt door den Indischen Oceaan met stille zee en heerlijk weder en zinkt weg in de diepte. Volkomen gelijk aan een tot den krijg toegerust ridder van onbesproken eer en wijdbefaamde dap perheid, die op weg naar den vijand bezwijkt aan een bijensteek of aan onzen Stadhouder Willem III,Koning vanEngeland, die door een molshoop 't leven verloor. Dat een zeekasteel, kampende tegen den stroom en de golven, den strijd verliest en 't onderspit delft, zal ten allen tijde, vooral om de menschenlevens die er mee gemoeid zijn, betreurenswaardig blijven, maar in dien kamp tegen de woe dende baren is nog iets ontzettend groots en verhevens, zooals in iederen strijd op leven en dooddoch het pleit dat 't lot van 's Konings naamgenoote besliste, wekt niet anders op dan medelijden en verwon dering. Wat toch is er gebeurd? Niets anders dan dat de as der schroef brak en die ge broken as heeft het schip doen vergaan, jam merlijk doen zinken. Er was geen redding mogelijk. Het schip liep vol water; wel grondde men nog eenige hoop op behoud op 't feit dat 't schip door waterdichte schotten verdeeld was doch ook deze bleek weldra ijdel en de opvarenden moesten zich haasten hun leven te redden. Hoe? In de booten natuurlijk. Het zevental werd uitgezet, van voedsel en water voor 14 dagen voorzien en op 5 Oct. werd het schip verlaten. Het had 213 personen aan boord: ruim 30 moesten er dus plaats vinden in elke boot. Zoo'n boot is een respectabel stuk, doch wanneer men die gevuld denkt met den noodigen leeftocht en in de 30 personen, zal ieder toestemmen dat een redding op deze wijze hoogst on zeker is. 't Staat boven allen twijfel door nauw keurige verslagen dat bij dit ongeval ieder zijn plicht betracht heeft. Dat blijkt reeds uit de wijze hoe de booten bemand zijn. Het moet voorwaar geen kleinigheid zijn twee honderd personen van een zinkenden bodem in de booten te doen overgaan en dat is hier in de meest rustige orde geschied. Ook hebben we niets dan lof voor de goede zorgen der Maatschappij die haar schepen van volkomen betrouwbare booten voorziet, maar.... het jammerlijk, roemloos zinken van dit prachtige stoomschip is een te groote ge beurtenis om er licht over heen te glijden. Onwillekeurig gaan we daarbij in onze ge dachten terug en herinneren ons dat dergelijk voorval in de laatste jaren herhaaldelijk voor kwam. Waar zijn b. v. de //Willem III/' de //Friesland," de /Groningen," de //Overijsel" gebleven De eerste is verbrand, de tweede totaal verdwenen, de andere verongelukt. Genoeg onheilen, dunkt ons, om er niet licht over heen te loopen. In de meeste gevallen konden de passagiers nog geborgen worden en hoewel zulks in 't laatste geval eveneens kon geschieden, hebben wre reeds opgemerkt dat de reizigers per Koniny der Nederlanden 't eene gevaar ontvloden om hoogst waarschijnlijk een ander, nog vreese- lijker tegemoet te gaan. Wel was op 5 Oct. de Indische zee kalm en bestond er dus geen dadelijk gevaar voor de schipbreuke lingen, maar 't vooruitzicht in een open boot, vast opeengepakt, de zee te beploegen met een straaltje hoop van te eeniger tijd door een stoom- of zeilschip te worden opgemerkt, is rampzalig genoeg om iemand de haren te berge te doen rijzen. Van de booten is dan ook nog de kleinste helft varende of niet meer varende we weten er niets van en vreezen 't ergste. Tweehonderd en dertien opvarenden en zeven booten, dat stemt tot nadenken. On getwijfeld kon de Koning der Nederlanden meer passagiers bevatten dan zij op haar laatste reis uit Batavia meebracht. We meenen zelfs dat er plaats was voor een honderd of vier, vijf. De booten waren met 30 personen vol, enkele die er wat meer hadden, meer dan vol. Stel dat men in elke boot 40 koppen had kunnen bergen, geeft een totaal van 280 personen. Nu ligt de vraag voor de hand wanneer nu de Koning der Nederlanden eens een 300tal passagiers aan boord gehad had, hoe zou dan de redding afgeloopen zijn. Niet waar, dan had de inscheping onder de meest hartverscheurende tooneelen plaats moeten vinden. Iedereen wil toch den stroohalm grijpen, zoolang er nog hoop op behoud is en 't zou onmogelijk geweest zijn allen te bergen. Waarom dus vragen we, op dergelijke schepen slechts zeven stroohalmen? De Koning der Nederlanden is lek ge slagen. 't Water wies bij de minuut, of schoon de pompen krachtig werkten. Ge wone scheepspompen kunnen in dergelijke kritieke gevallen niets uitvoeren. Ze zijn goed om de lading te vrijwaren van 't hand jevol water, dat ieder schip, ook 't meest hechte, doorlaat, maar in den kamp met een lek, geslagen door een as van 3 a 4 dM., zijn ze onbruikbaar. We weten hoe veel uren na de ramp het stoomschip nog drijvende gebleven is.Het heeft c. 13 uren noodig gehad om te zinken. We kunnen derhalve berekenen wanneer we de 'grootte van den bodem kennen en weten hoeveel water er noodig is om 't onheil teweeg te brengen, hoe sterk een pomp zou moeten zijn om met vrucht den strijd tegen 't lek vol te houden. Die berekening is gemaakt en de uitslag pleit niet voor de Maatschap pij die op werktuigkundig terrein genoeg thuis is om te weten dat er tegenwoordig krachtdadiger hulpmiddelen zijn om te pompen dan de gewone scheepspomp. Om niet ver te gaan wijzen op de sleep boot Zeeland van de H.H. L. Smit Co., te VIaardingen gestationeerd, welke voor zien is van een centrifugaalpomp, welke naar we meenen c. 10 M8. water in de minuut verzet. De Koning der Nederlanden nam per minuut c. 5 M8. water in en had dus wanneer ze van dergelijke pomp voor zien ware geweest 't hoofd boven kunnen houden. En nu 't lek. Het schip voer in kalme zee, de schroef heeft niet gestooten, de as is zonder storende invloeden van buiten ge broken. 't Is dus duidelijk dat er iets aan haperde, en dat niet alleen, maar dat ze waarschijnlijk reeds lang op breken gestaan had en 't onheil eer zou plaats gehad heb ben, wanneer de zee minder kalm geweest was. Vóór do afreis heeft derhalve geen of zeer onvoldoende schouwing plaats gehad en men heeft het schoone schip aan de golven toevertrouwd zonder de gemakkelijk te verkrijgen zekerheid dat 't in allen deele bekwaam was de reis te aanvaarden. Vóór eenige weken schreven we bij 't dempen van putten als 't kalf verdronken is, hoe 't schijnt alsof er een zeker getal rampen moeten plaats vinden alleer men tot 't nemen van afdoende maatregelen besluit. Novelle van robert byr. 12) Wij scheidden spoedig daarop van elkaarden vol genden ochtend zeer vroeg zon ik op reis gaan en Austin beloofde mij nog dat hij aan het station zou komen. Hij verscheen er nietik hield het er voor dat hij zich verslapen had en dacht er verder niet meer over. In zijne plaats ontmoette ik Brüchner, die met denzelfden trein voor een paar dagen naar Pistoja wilde gaan. Hij verhaalde mij dat hij van den chevalier De Lanzac uit Nizza een brief had ontvangen, waarin deze melding maakte van den heer Von Krochow, met wien hij te Monaco de twijfelachtige eer had gehad in kennis te komen. Na aanzienlijke verliezen aan de speelbank had genoemde heer den Monte Carlo plotseling vaarwel ge zegd en in de haast vergeten zijne rekeningen te vereffenen. «Git een passage in dien brief" zeide de jonge schil der, «is op te maken dat de heer Von Krochow er zelfs geen bezwaar in vond, met het oog op zekere nimmer verjarende verplichtingen jegens zijne vrouw, den che valier schatting op te leggen. Naar het schijnt wil deze voortreffelijke echtgenoot, die op zoo practische wijze partij weet te trekken van het verledene, zijne waardige gemalin bekend maken met de grootmoedigheid van haren voormaligen aanbidder, want ik ontmoette giste ren zijn rechtschapen tronie in de Birreria Cornelio. Het gelag wordt natuurlijk ditmaal betaald door den tegenwoordigen schoonzoon. Zoo slaat men ook munt uit het heden en misschien zal er ook wel op de toekomst geanticipeerd worden. Hij zinspeelde op Austinik sprak liet heslist tegen doch hij haalde spottend de schouders op. Ofschoon ik wist, dat hij van mijn jongen vriend geen goed meer wilde liooren, verzocht ik hem, toen hij uitsteeg, toch mijne groeten aan hem over te brengen en hem uit te noodigen om mij van tijd tot tijd te schrijven. Hoe daarna de weken omvlogen, terwijl ik van Milaan naar Brescia, van daar naar mijn landgoederen aan de grenzen, daarop weder naar Milaan en ten slotte in eens door naar Weenen reisde, om daar, schoon met weinig succes, de vereffening der ge schillen persoonlijk te bevorderen, dat weet gij, mijn waardeik heb u dat indertijd zoo uitvoerig ver haald, als onze haastige ontmoeting aan de schilder achtige Donau het veroorloofde. De zaak werd op de lange baan geschoven, ik hoopte telkens op een gun stige wending, die echter niet plaats vond, en toen ik eindelijk inzag, dat de omstandigheden veel veran derd waren bij vroeger en er van eene persoonlijke tusschenkomst zelfs hij de autoriteiten in dergelijke aangelegenheden geen sprake meer kon zijn, was met hopen en wachten het voorjaar verstreken, en de maand Mei maakte reeds aanstalten tegelijk met mij haar afscheid te nemen. Gedurende al dien tijd had ik niet veel brieven ontvangen. Op reis schrijf ik niet gaarne; mijne pen was bovendien door de correspondentie met mijne schoonzuster, onze rechtsgeleerde raadslieden en aller lei andere personen geheel in beslag genomen. Austin had mij slechts een paar maal een kort bericht ge zonden zijn werk ging vooruit, zijn gezondheid was uitmuntend, zijn vertrouwen op de toekomst en zijn belangstelling in de dingen van 't dagelijksche leven namen weder toe. Ik was daarmede zeer in mijn schik en maakte mij niet ongerust toen zijn mede- deelingen een geruimen tijd uitbleven. Daar ontving ik plotseling, toen ik reeds met den eenen voet in den waggon stond, een schrijven van Sir William, dat mij te Florence, te Milaan en waar al niet had nagereisd. Die brief viel als een ontplof bare granaat in mijn onergdenkend gemoed. Mijn oude vriend bezwoer mij, alles aan te wen den om zijn zoon van zijn rampzalig besluit af te brengen. Hij deed mij verwijtingen, dat ik er niet reeds vroeger zorg voor gedragen had, Austin te waarschuwen en uit de strikken der gelukzoekster te bevrijden, of althans zijne familie bijtijds te waarschu wen voor het veldwinnen van haren verderfelijken invloed. Schoon Austin tegenover de hem geweigerde toestemming zich op zijn meerderjarigheid beriep, zou ik toch nog alles beproeven wat mogelijk was om den verblinde de oogen te openen, en, als het niet anders kon, de listige vrouw zelve over te halen om hare eischen te laten varen. Zelfs een aanzienlijke gelde lijke opoffering zou de familie zich er gaarne voor getroosten. Dat alles was geschreven in de veronderstelling, dat ik over den stand dezer aangelegenheid volkomen op de hoogte waszelfs werd de naam van het meisje er geen enkele maal in genoemd. Gij kunt u min of meer een denkbeeld vormen van den toestand waarin ik verkeerde. Ik was ontsteld en bespoedigde nu mijn terugkeer natuurlijk nog zooveel als mogelijk was. In een courant, die ik onderweg gekocht had, viel mijn oog op een kleine correspondentie uit Florence hoofdzakelijk omdat daarin de straat vermeld werd, in welker onmiddelijke nabijheid mijn jonge vriend, aan wien ik mij zooveel liet gelegen liggen, zijne woning had. «De treurige gebeurtenis in de Via Vacchevecchia, waarover ik u onlangs scheef,» las ik onder an deren, «levert hier nog altijd stof tot onderhoud. Men weet allerlei dingen te vertellen over de drijf- veeren voor de daad, welker slachtoffer een tijd lang in de gezellige kringen dezer stad een eigenaardige rol gespeeld heeft. Nog is de geheimzinnige sluier niet opgeheven, doch zooveel is voor de ingewijden duidelijk, dat eene ongelukkige liefde daarbij moeielijk in 't spel kan geweest zijn, want daar breken de harten dezer «versteende vrouwenniet van. In den laatsten tijd is de temperatuur hier onuitstaanbaar gestegen. Menigeen neemt de vlucht, omdat het hem hier te heet is geworden. Graaf W. heeft eveneens onze stad verlaten. Doodmoede kwam ik 's morgens hier aan den gan- schen nacht had ik in den waggon geen oog dicht gedaan. Mijn oude doove Prospero stuurde mij naar bed en ik sliep tot laat in den middag door. Toen ik eindelijk tegen den avond uitging en mij direct bij Austin aanmelde, vond ik hem niet thuis. Ik had mij dan ook een weinig opgehouden en het speet mij dat ik om een spelletje mijn tijd verzuimd had. het venster van mijn slaapkamer, dat hier in een straatje uitziet, waren namelijk, terwijl ik al inhaalde, alleen de jalousiên al het gedruisch van lmiten in mijn kamer doordrong, wat mij echter niet hinderde. Eerst toen mijn sluimering lichter geworden was, werd ik door een herhaald luidruchtig gekrijsch geheel ge wekt. Zoodra ik de gordijnen ophaalde, werd ik voor het venster aan den overkant den rustverstoorder ge waar. Een groene papagaai zat op een buitenhangende ring. Ik heb nogal veel op met die langlevende, slim me dieren en wierp mijn gevederden overbuur stukjes brood en klontjes toe. (Wordt vervolgd.) zeer Voor smal slapende mijne schade geweest, gesloten

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1881 | | pagina 1