No. 27. WOENSDAG 28 DECEMBER. 1881. Attentie! Booze Tongen. FEUILLETON. Madeliefje. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. u VOOR Dit blad verschijnt eiken W OENSDAG en ZATERDAG. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden rerh ooging. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. zonken oogen, vergezelde den Laster en op eenigen afstand volgde L i s t en V 1 e i e- r ij. De Waarheid volgde langzaam de stappen van den Laster, geleidende liet Naberouw met treurgewaad omhangen. Welk een verheven meesterstuk! Zeer juist zegt Shakespeare^Die mij mijn beurs ontsteelt, ontsteelt mij iets, dat in zekeren zin weinig waarde heeft; 't was van m ij, 't komt aan hem; maar die mij mijn goeden naam ontrooft, pleegt een roof, die hem niet rijker, maar mij dood-arm kan maken.Ziedaar den kwaadspreker, den laaghartigen menscli, die doordien hij nijd in zijne ziel heeft, vergift in zijn tong bezit. Zeer menschkundig was dan ook de aardig heid van den man, die, toen men van een bekend kwaadspreker en lasteraar verhaalde, dat hij zich vergiftigd had, de opmerking maakte,/Dat was voor hem eene zeer gemakkelijke zaakhij had maar in zijn tong te bijten 't Ligt in den aard der zaak zegt Lau- rillard dat de nijdigaard van zelf ook een kwaadspreker wordt, d. w. z. iemand die niet slechts nu en dan iets kwaads van een ander, zonder noodzakelijkheid vertelt, maar die gewoon is dat te doen, die het zich tot eene bepaalde hebbelijkheid en lief hebberij maakt en die dan ook ten laatste van niemand meer spreekt of hij zegt er iets kwaads van. En dan kan men wel ten slotte in een soort van zelfvoldoening rust zoeken met hetgeen door Tollens gezegd en door duizenden nagezegd is Het zijn de slechtste vruchten niet Waaraan de wespen knagen. maar het blijft toch ook dan nog eene grie vende zaak dat knagen van de wespen te moeten ondervinden. En vervolgt Laurillard als zich dan nu het geval voordoet dat wij het voorwerp zijn van de aanvallen van den Nijd, van dien sluipenden verrader, die een mensch altijd uit de duisternis en van achteren aanvalt wat dan Ja dan is het toch altijd maar het beste, onze troost en onze kracht te zoeken in die wijsheid die ons leert, dat men aan de nijdigaards geen antwoord moet geven en het voorbeeld der maan volgen, die aangeblaft wordt door de honden. Zwijgend en met ver hevene kalmte beweegt zij zich voort op haar' baan zij laat die honden in de laagte maar blaffen, zoo lang en zoo hard als 't hun lusten inmiddels houdt zij niet op met over die aarde, die zulke honden heeft, den zilveren regen van haar vriendelijk licht te verspreiden. Van alle karakters in de menschel ij ke samenleving is er inderdaad geen verachte lijker dan dat van den lasteraar. Hij schijnt alleen zijn verstand te scherpen tot boos aardige en heillooze oogmerken hij neemt alle gelegenheden gretig te baat om zich te doen gelden en anderen te verdrukken. Hij bevrijdt hen dien hij met den zachten band van onderlinge vriendschap vereenigd ziet en loert op de eerst voorkomende ge legenheid om dien band te verbreken. Ik herinner mij nog levendig hoe een gezin door de venijnige tong eener kwaadspreek ster en lasteraarster ten onder gebracht is hoe een man en vader, op wien geen enkele smet kleefde, door lastertaal geheel geru- ineerd is. Ik herinner mij hoe diezelfde man de huichelaarster ontmaskerde niet de ziel- doorvlijmende woorden wGij ziet nu welk een sleep van rampen een booze tong kan voortbrengen. Het eene ongeluk schakelt zich aan het andere en er ontstaat een lange keten ongelukken, welke zich van geslacht tot geslacht uitstrekt. Uw levens weg slingert tusschen graven, vernielde for tuinen en weenende weeskinderen voort. Gij en al die van uwe soort, zijt eene dier In het Nummer dat in den morgen van den lsten Januari 1882 zal verschijnen, staat voor belangstellenden de gelegen heid open om door middel van dit blad aan Familie, Vrienden en Begunstigers hun Nieuwjaarsgroet te brengen, tegen den prijs van 30 cent. Voor spoedige toezending houdt zich zeer aanbevolen de Uitgever L. J. VEERMAN. i i Er zijn menschen die of door eene slechte opvoeding, of door eene aangeborene lieb- UelijRhHa,Tiehagëri scheppèfTom hunhë^evèn- menschen bij anderen verdacht te maken en in een hatelijk daglicht te stellen. Het is hun een zielsgenoegen, wanneer zij iemand dien zij haten, omdat hij hunne eerlooze bedoelingen en schurkenstreken doorziet en ontmaskert, eene beleediging toe te voegen en dikwijls zonder de minste daartoe aanleiding gevende oorzaak, achter zijn rug te lasteren en kwaad te spreken. Men vindt die ellendelingen, die iedere ge legenheid aangrijpen om iemands naam te bevlekken en zijne eer te bezoedelen onder alle rangen en standen der Maatschappij. Van uit hun welgekozen schuilhoek weten zij met hunne vergiftige pijlen het argelooze offer te treffen en eene Satanische vreugde maakt zich van hun door nijd en wraaklust versteend hart meester, wanneer zij het voor werp hunner haat vernietigd of aan de algemeene verachting prijs gegeven hebben. Misschien is er behalve moord geen misdrijf, Een verhaal uit de lijfstraffelijke rechtspleging, door Mr. William J. Ten Hoet. »U zoudt niet gelooven, lieve oom en beste tante, hoe gelukkig ol' ik ben dat u peter en nieter zult wezen over mijn tweede dochtertje, zooals u 't van 't eerste geweest bentzei met een stem die nog zwak klonk en een beetje klagend, Mevrouw de W. »0p dit oogenblik nog, als ik de oogen toe doe, dan is 't me net als of ik acht jaren terug ga dan ben ik nog zoo heelemaal op den doopdag van mijn arm Madelietje ik doe mijn best om het ver leden te vergeten och, kon ik maar gelooven dat alles een lange, benauwde droom geweest is en dat dat lieve kind wat ik toch zes jaar lang zoo vol levenslust, zoo vroolijk, zoo mooi gezien heb, nu pas ter wereld gekomen is Tranen rolden over de bleeke wangen der kraam vrouw. Mevrouw K. de K. schelde om de baker met het kind. Zij dacht dat het zien daarvan de arme moeder wel wat troosten kon, wier hart door nijpende her inneringen werd vaneengereten en ze had zelve ook iets noodig om haar tranen tegen te houden, gereed om uit te barsten. De min kwam binnen, een knappe jonge vrouw, die juist bezig was de borst te geven aan een flink gezond kind, waarvan overigens 't welk van zulke jammerlijke gevolgen zwanger gaat dan 't kwaad, 't welk ons door booze tongen" berokkend wordt. Men kan zich dikwijls niet hoeden tegen een slag, die ons door een onbekende hand gegeven wordt en deze kan ons een onherstelbaar leed berokkenen, eer wij weten van waar hij komt. Geen zonde is er waar tegen zoo weinig ter verschooning kan worden inge bracht. Andere ondeugden hebben iets op 't oog, waardoor men zich zeiven voldoening kan verschaffen. De eerzuchtige b. v. streelt zich met denkbeelden van macht en aanzien; de gierigaard ziet het bezit van schatten voor het hoogste goed aan, maar de las teraar stelt zich geen ander vermaak voor, dan anderen ongelukkig te zien. Die booze zielsgesteldheid verlaagt hem zeiven en zelf niet gelukkig zijnde, duldt hij niet dat anderen het zijn. Te Athene bewees men aan den laster eer en Apelles, de beroemde schilder der oudheid, vervaardigde te dien einde eene schilderij. In dit voortreffelijk stuk vertoonde hijdeLichtgeloovigheid met groote ooren, hare handen uitstekende naar den Laster, die haar tegemoet ging. De Lichtgeloovigheid vergezeld van Onkunde en Achterdocht, eene blinde vrouw, strekte ten voorbeeld van de eerstgemelde en de laatste werd afge beeld door een man die door heimelijke onrust gedreven, zich zei ven toejuichte over eene gedane ontdekking, waardoor hij ande ren kon benadeelen of hun naam bezwal ken. De L a s t e r met een verwilderd gelaat, maakte het middelste beeld van het tafreel uit en zwaaide een toorts met zijne linker hand, terwijl hij met de rechterhand de Onschuld, zinnebeeldig voorgesteld door een kind, 't welk den Hemel tot getuige scheen aan te roepen, bij het hoofdhaar hield. De uitgeteerde N ij d, met diep ge uit den sleep van neteldoek, tulle, kant en 't kapertje van guipure, niets dan een klein rooskleurig, lurkend snoetje te zien was. Eenige oogenblikken later staakte 't kanten pakje de aangevangen bezigheid, proestte even, sloeg een paar verbaasde hemelsklare oogen op, stak een paar eveneens rozé vuistjes uit en werd aan ieder der aanwezige familieleden gepresenteerd als: mademoiselleJulie Madeleine Alfredine de W. Mevrouw de W. kwam op haar rustbed overeinde, nam haar kind en bekeek het van alle kanten zeker voor de vijf-en-twintigste maal in de laatste acht dagen. Zie eens Mama,zei ze tegen Mevrouw K. de K. wat ze zwarte wenkbrauwtjes heeft! En die oogen, die ze al zoo groot opslaatIk vind wonderlijk veel gelijkenis metde oudste We zullen haar Madeion noemen, net als die, en Madeliefje ook zoolang als ze klein is. «Mag ik je vriendelijk verzoeken, meidlief, om je toch niet zoo toe te geven,riep nu Mijnheer de W. uit, wien dat denkbeeld kennelijk niemendal beviel. «Dat je verdriet hebt is natuurlijk ik ook maar maak dat nu toch niet met opzet onverslijtelijkdoor die treurige herinneringen als 't ware zoo te belichamen dat je ze den heelcn dag door voor oogen hebt. Laten we 't kind Julie of Dine noemen, dat zijn immers ook goede namen, en Roosjeals je wat bijzonders wilt, zoo ziet ze er immers ook uit, maar niet Madeion ofofdat andere. «Wel wat doet het er toezei Mevrouw K. de K. «Als die naam nu je vrouws verdriet sussen en als 't ware misleiden kan de gelijkenis werkt er immers ook al toe mede en die is van dag tot dag zichtbaarder Mijnheer de W., fronste driftig de wenkbrauwen. «Maar beste Mama« fluisterde hij terwijl hij zich naar Mevrouw K. de K. voorover boog. «hoe kan u haar toch in die gekheden stijven. «MadeliefjeMadeliefje mompelde Mevrouw de W., die lachte en schreide tegelijk terwijl zij haar kindje troetelde. De heer de W. stond van tafel op en liep de kamer op en neer't was duidelijk te zien dat hij zich niet op zijn gemak voelde en dat wilde tegengaan. «Hoor eens beste vrouwe sprak hij na eenige oogen blikken stilte, Madeliefje, dat lieve kind, is immers zeker niet doodwe zullen haar nog wel terug vinden, 't Is onmogelijk, dat de politie die haar rond om zoekt, vroeg of laat er niet wat van hooren zou. Wat drommel in een beschaafd land als 't onze worden zoo maar geen kinderen gestolen, die nooit weer terecht komen. «Madeliefje! Madeliefjeherhaalde zonder naar hem te luisteren, Mevrouw de W., die de werkelijk heid scheen te vergeten, om zich in een denkbeeldige wereld terug te trekken. Ja begon ze weer als iemand die hardop droomtzoo was ze toen ze geboren werd ik zie haar nog met haar eerste kleertjesen toen in de lange doopjurk die ik zelve geborduurd had, omdat ze toch maar mooi wezen zou toen is ze grooter geworden. Ik herinner me den dag toen ze haar eerste tandje kreeghoe ongerust ik was en hoe blij als ze 't eerst alleen liep en voor 't eerst Mamazeien toen heb ik een gelofte gedaan, dat ze niets dan wit zou dragen zoolang ze klein was Mijnheer de W. liep weer op en neder en deed al wat hij maar kon om de ontroering te bedwingen waaraan hij ten prooi scheen met een zenuw achtigheid die nu eens op gejaagdheid dan weer op i toorn geleek. Mevrouw K. de K. beet op haar zakdoek A. om 't snikken te smoren, de heer K. de K. en freule van 11..e zaten waarachtig ook te weenen. 't Was aandoenlijk. «Ze was twee jaar« vervolgde de zieke, alsof ze in magnetischen slaap sprak: «lk liet haar een jurkje van witte moezelien maken een kort, wijd, gepoft ponnetje uitgesneden aan 't halsje Mamaweet u nog wel, dat u haar toen dat bloedkoralen snoertje omdeed, waar ze er zoo snoezig meé uitzag? Ik werd boos, omdat ze volgens mijn gelofte geen rood mocht dragen. Mevrouw K. de K. kon 't niet houden, ze gaf een gil en de ongelukkige moeder kreeg een schok, als of ze in eens wakker geschud werd. Neenneenriep ze uit, terwijl zij 't wicht hartstochtelijk kustte, «dat is allemaal niet waar ik heb 't gedroomd Hier is Madeliefje, die pas ter wereld gekomen is, die nog geen tandjes heeft, die nog niet praten kan, nog niet lachen, maar die wel grooter worden zal Mijnheer de W. was op, dood op. Hij nam het kind uit de armen van zijn vrouw en gaf 't weer aan de min. Neem nu 't kind weèr meésprak hij op met moeite bedwongen toon van gezag. «Lieve vrouw, liet hij er op volgen terwijl hij naar de canapé ging, zijne vrouw bij de hand nam, ophielp en haar arm door den zijnen stak, ge hebt te lang opgezeten en zijt duidelijk minder wel. In uw toestand is 't hoogst nadeelig zich zoo op te winden. Ga dus liever likr- naast en ga weèr een beetje liggen. Kom, laat ik je maar eens helpen. Mevrouw de W. liet zich gedwee leiden e.i volgde haar echtgenoot. (Wordt vervolgd.) TIB ÜW SB LAD llel land vai! Stalen en \lluia. DE LANGSTRAAT EN DE BOMMELERWAARD.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1881 | | pagina 1