No. 29. WOENSDAG 4 JANUARI. 1882. Het Yolksgeiang. ""fëuilletok' Madeliefje. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A D V E R T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Dat het volksgezang in Nederland tot een laag peil gezonken is, kan niet worden tegengesproken. Meermalen is hierover en te recht geklaagd, doch tot nog toe schijnen de pogingen die er in het werk gesteld zijn om hierin verbetering te bren gen weinig gebaat te hebben. De meest zedekwetsende liedjes hoort men voortdu rend langs de straten uitgalmen. Iéder fatsoenlijk mensch moet zich daar over schamen en ergeren. Men zou ver wachten dat het uitbraken van zulke lieder lijke taal en gemeenheden die daarenboven in vele gevallen nog opgeluisterd wor den door vreeselijke ontstemde draaiorgels, die ons gehoorvlies pijnlijk aandoen, ver boden en met alle gestrengheid te keer werden gegaan. Als dat smaak voor muziek en zang moet heeten dan weet ik niet met welken naam men het geluid van zekere welbekende huisdieren bestempelen moet. Men zegt dat het Nederlandsche volk veel met den zang op heeft en dat het bij iedere gelegenheid zijn hart daarin lucht geeft doch indien men zijn gevoel voor zang moet afmeten naar de brutale straat liederen, waarop het ons van tijd tot tijd ver gast, dan voorzeker mag men wel eenigszins aan zijn schoonheidsgevoel twijfelen. Een strenge censuur op de orgelliedjes en zoogenaamde volksdeuntjes, zou naar onze Een verhaal uit de lijfstraffelijke rechtspleging, door Mr. William J. Ten Hoet. 6) Mijnheer de Wr. voelde zich op natuurlijk, alledaagsch ongedwongen terrein geslagenhij vluchtte in zijn advo- caats-verschansing zette zich in de borst en zei deftig »Hou me ten goede Mevrouw de K., ik vlei me goed Katholiek te zijn maar niet bigot nee bigot nie. Ik kan met de dichterlijke dweeperijen van uw mysticismns niet medegaan en ik ken geen dogma dat u leert dat Onze Lieven Heer kinderen compenseert, ook riekt zoo iets naar onkerkelijke zielsverhuizing. Maar als u 't dan nu weten wil, Mama, als mijn vrouw er pleizier in heeft zich zeiven aan 't malen te helpen met een gelijkenis, waar nog heel veel tegen t® zeggen zou zijn, ik niet, en ik heb met heel veel ongenoegen mijn kind een naam zien geven dien ik niet gekozen heb.... mij bevalt het alles behalve mijn kind alleen geliefkoosd te zien als een herinnering.... als een souvenir weet u een reproductie van wat anders als als als een photografie, juist ja, net als een photografie.De heer de W. keerde zich om en ging triomphantelijk heen. Nu, die was. dan ook goed die laatste, en Mevrouw K. de K. grootma kon het er vooreerst mêe doen. Zoo werd het kind twee jaar. Tot dusverre had Mijnheer de W. zich kunnen wijs maken dat zijne vrouw en zijn schoonmama 't mis hadden, hij schudde zijn onaangename indrukken meening een gewenschte zaak zijn, want //vrijheid van drukpers" gelijk ons door de Grondwet gewaarborgd is, sluit toch zeker niet in, dat alles wat platlaag of gemeen is, straffeloos in 't licht mag gegeven wor den. Men bedenke toch dat dergelijke zedebedervende liedjes in handen komen van dienstbaren en kinderen, bij wien het uitgestrooide kwade zaad zoo gemakkelijk wortel schiet en de aanvankelijke goede beginselen doet verstikken. Onder de volks klasse zijn er wel is waar eenigen die zich schamen onteerende of zedelooze woorden te bezigen, maar bij de meesten is dit niet het gevaldeze schijnen er zelfs eene eer in te stellen om op de meest onkiesche wijze luidkeels langs de straten de tot straatdeunen verlaagde opera melodiën uit te bulderen, waarvan men zich op de eerste de beste kermis overtuigen kan. Zie! hierop moest de politie een wakend toezicht hou den, want even als kwade samenspre- k in gen, bederven ook zulke liederlijke straatzangen de goede zeden, en vooral ook zou het wensehelijk zijn, dat er geen draai orgels of andere muziek-instrumenten werden toegelaten dan die, welke zuiver van toon zijn en goed bespeeld worden. Waar de politie echter niet bij machte is, hande lend op te treden, daar moet de school en het huisgezin de taak overnemen om de kinderen reeds vroegtijdig een afkeer in fe boezemen van alles wat laag en onteerend is. Op de scholen vooral moet men door goed en degelijk zang-onderwijs, bij de jeugd de lust tot zingen trachten aan te kweeken om zoodoende liet volksgezang te veredelen en te beschaven. Wel is waar bestaan er hier en daar zangvereenigingen, die onder leiding van bekwame mannen reeds veel goeds te dien opzichte gewerkt hebben, doch wat baten al deze pogingen als de akker aan welke zij hunne goede zaden wenschen toe te ver trouwen door doornen en distelen onbekwaam is, dat goede zaad te ontvangen. Het is eene opmerking die reeds meermalen ge maakt is, dat het gezang zeer veel bijdraagt tot de zedelijke ontwikkeling van den mensch en dat het zelfs onder de gunstige omstan digheden in staat is, booze gedachten en kwade bedoelingen uit te roeien en te ver drijven. Immers »A1 wat leeft en braaf is, zingt, Zingen is de lust van 't leven. 't Zij de blijde veldjeugd springt, Of de grijsheid zit te beven Alles stemt en kweelt zijn lied Slechts de boozen zingen niet. Zoet ook zijt ge, zoet, o zang Valt ons 't nijdig lot te bang; Gij verheft de matte spieren Smoort het hart in diep gezucht, Gij geeft borst en adem lucht En stort kracht in merg en nieren, Heelt geen balsem de open wond Gij maakt lijf en ziel gezond zong reeds onze gemoedelijke Tollens in zijn welbekend //Liedje." En in waarheid de boozen en goddeloozen, zij die met God en godsdienst spotten, zingen niet, kunnen niet zingen. Men heeft wel eens gezegd dat de vogelen des Hemels den mensch het zingen geleerd hebben en door hun voorbeeld deden begrij pen hoe zeer geschikt de verschillende bui gingen en toonveranderingen der stem zijn om het oor te streelen, maar de mensch heeft de zangers des wouds niet noodig gehad om zijn gevoel van dankbaarheid tot het hoogste Wezen lucht te geven, om de inwendige gevoelens zijner ziel te openbaren. Wanneer het hart door vreugde aangedaan of door diepe smart geroerd is, dan is de gewone taal niet voldoende voor zijne ver rukkingen, dan stort hij zijn gemoed uit in loftuitingen, in lofliederen of treurgezangen, dan geeft hij zich over aan de bewegingen waardoor hij zich getroffen gevoelt en is dit alles nog niet voldoende, dan roept hij speeltuigen te hulp, die aanvullen en uit drukken waar de nienschelijke stem te zwak is of te kort schiet. Ten bewijze welk een machtigen indruk een vroom gezang, zelfs op een verstokt en tot boosheid geneigd gemoed kan maken, dient dat de troubadour of minnezanger Peter van Chateauneuf, die in de 13de eeuw leefde, eens in het bosch van Ballongue door roovers overvallen werd, die hem zijn paard, zijn geld en zijne kleeren afnamen en hem vermoorden wilden. Vooraf verzocht en verkreeg hij de gunst om nog een liedje te mogen zingen, voordat hij stierf. Daarop zong hij met behidp van zijn cither zulk een gemoedelijk en roerend lied, dat de roovers er zóó door getroffen werden dat zij hem zijn paard, zijn geld en zijne klee deren teruggaven, en hem ongedeerd lieten vertrekken. Ziezulk een invloed kan het gezang op 's menschen gemoed maken. Mocht men hiervan toch wat meer overtuigd zijn Eerst dan wanneer ons volk zal hebben leeren inzien, dat het zich zelf te schande is, wanneer het, zij het ook slechts door woorden, zijn vuile lusten den vrijen teugel viert, zullen de pogingen door weidenkenden tot verbetering van ons volksgezang iets baten. Ouders en voogden moeten er het hunne toe bijdragen om het onreine van uit de harten der onder hen gestelden zoo veel mogelijk te verwijderen, en met het goede, tegelijk ook den afkeer van het kwade bij hen in te prenten, dan zal ook het werk 't welk wij aan onze Politie wenschen opgedragen te zien, niet vruchteloos blijken te zijn. De heerlijke gave der poëzie verlage men niet tot het uitbraken van onkiesche woorden op gunstig bekende melodiën, waar door men niet alleen zich zeiven maar het geheele Nederlandsche volk onteert. van zich af, en slaagde er in de ontzetting te brei delen die bij wijlen hem met ijzergeklauwde vuisten in bet lillend hart greep. Maar toen Madeliefje liep en praatte, was er geen middel meer om de werkelijk heid te ontduiken. Dat was Madeliefje ter misleiding toe't was Ma deliefje zoo als al de huisgcnooten, al de vrienden, al de dienstboden van den huize ze hadden gekend, die, niemand uitgezonderd er over schreeuwden soms, j bij elk harer gebaren. Toen werd de W. somber. Sinds zijn huwelijk had hij zich zeer gezellig getoond. Hij had prachtige par tijen gegeven, zoowel buiten als in de stad, diners, soupers, bals, buiten placht men zich dol bij de familie te amuseerenMen hield logés, croquet, rijpaarden en poney's op stal. Al wat er te Maastricht kwam, lui van marque uit Holland of aanzienlijke Duitschers of Belgen die daaromtrent in Limburg familie hadden ze werden allemaal geinviteerd op*** bij Mr. en Mevr. de W. Mijnheer de W. zelf was nog altoos tot nog toe de ziel van zijn recepties geweest. Hij was en bleef een schitterende causeurwelnu, dat werd anders. Meneer de W. werd dagelijks, haast zienderoog, stiller, afgetrokkener hij trok zich zooveel doenlijk zelfs uit den huiselijken kring terug. Hij begon uithuizig te worden. Soms ging hij 's morgens al vroeg uit en kwam 's avonds laat thuis. Als hij 't eenigzins bakken kon, ging hij niet eens eerst binnen om zijn vrouw en de kleine meid goèndag te zoenen. 't Had er veel van weg alsof hij dat kind, waarnaar eerst zoo verlangd was en dat zoo uitbundig verwel komd was den dag toen 't kwam nu niet dan met weerzin en met een pijnlijk gevoel zag. Als die naam van «Madeliefje! Madeliefjein de portalen galmde, dan voer hem een kramp door de 1 leden alsof hij een sidderaal had aangeraakt. Als de gewone loop van zaken hem noopte om de kleine meid te zien te hebben, dan moest hij zich geweld aandoen om haar liefkozingen te dulden en te beantwoorden. Buiten de deur was hij begonnen een luidruchtig leven te leiden en zich te verdooven. Niet alleen zag men hem in het theatre, of op de concerten, zoo vaak er gelegenheid toe washij zocht ook al minder fatsoenlijke tijdverdrijven op overal waar maar rumoer, drukte, wilde pret was, kon men hem vin den in de sociëteit, nog bij een extra Onder ons'jewas hij de eerste en de laatste en de beste klant. De heer de W., tot nog toe goed financier, gooide nu ongeloofelijk veel geld stuk. Intusschen stond de tijd niet stil en met den tijd mee, werd zijn geheimzinnige zielsangst erger in plaats van beter. Al zijn moeite om afleiding te zoeken hielp niet. Vruchteloos poogde zijn vrouw, van wie hij au fond werkelijk veel hield, hem te bedaren, hem thuis en laagjes te houden, hem op allerlei wijzen in een kalme, kuisselijke omgeving te brengen, juist ook door de tegenwoordigheid van dat kind, dat toch den huwelijks band zooveel vaster had moeten aanhalen en het zon netje in huis had moeten zijnhet hielp niet, 't werderzelfsminderop. Hij kreeg aanvallen van formeele zwaarmoedigheid, was soms menschenschuw deed zulke wilde uitvallen dat men er bang van werd. Eens vroeg MevYouw de W. of werkelijk die naam van Madeliefje hem zoo onaangenaam te hooren was of 't dat was, wat hem zoo vreemd maakte? Of ze 't kind liever Alfredine of Dientje noemen konden. »Neen! neen!« riep hij met een vaart. En dadelijk sprak hij over wat anders. Nogthans men beproefde 't kind Louise te noemen en sprak waar hij bij was, nooit meer over 't andere kindmen maakte geen vergelijkingen meer en sprak niet van herinneringen. Maar toen waren het de visioenen van anderen niet meer die hem kwelden, 't waren zijn eigene. Of het kleine meisje den «enen of den anderen naam droeg, voor hem was ze altoos 't zelfde kind, en als familie of hooien riepen »Louize Louize dan traden zijne oogen en ooren op als onwraakbare getuigen en antwoordden Madeliefje Madeion Met de maanden, met de jaren, werd ze maar al ge lijk vormiger aan het weggeraakte kind. Men had zoo wat een maand vóór de noodlottige gebeurtenis, die het kind aan zijne verwanten ontrukt had een fraai pastel portretje van haar laten makendat hing nog altijd tegen den wand en er kwam nu letterlijk geen mensch ten bezoeke bij de familie of iedereen herkende dadelijk dat doldrukke, levendige fraaie kind dat daar over den vloer duikelde, op de kanapé rolde of de trappen op en neer vloog. Onder de oude vrienden van generaal K. II. sloeg men over die verbazende gelijkenis de handen ineen en weldra werd dit verschijnsel zoo algemeen rucht baar, dat er overal over gepraat werd de W. kon letterlijk nergens komen of hij werd er over aange sproken. Het zij nu dat hij werkelijk hierdoor leed, of dat hij aan een ziekelijk bijgeloof tea prooi was gevallen, hij werd hoe langer hoe norscher en een zelviger, kreeg een ontzachclijk ligt geraakten aard, dien hij vroeger niet had en kon in sommige oogen- blikken, als hij zijn dochter zag, bewegingen van haat en schrik niet onderdrukken. Hij had in sommige kleertjes van haar, in zekere stembuigingen, in bepaalde gebaren van 't kind een onverklaarbaren weerzin. Want nu was hij 't zelf die dagelijks meer punten van overeenkomst ontdekte. Hij was 't die haar Made liefje noemde, zonder dat hij zich weren kon tegen den oogenschijn. (Wordt vervolgd.) EUISBLAD liet Land van lleusden en Allena. DE LANSSTRAAT EN BOMMELERWAARD Advertentiën voor Duitschland worden alleen aangenomen door het Advertentiebureau van ADOLF STEINER te Hamburg.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1