No. 54. ZATERDAG 1 APRIL. 1882. PRUISEN. FEUILLETON. fVlaroussïa. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Duitenlandsch Overzicht. VOOR Dit bind versehijnt eiken W O E N S D A 6 Abonnementsprijs per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advértentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Onze westelijke buren hebben verleden week een zeldzaam feest gevierd. Hun grijze vorst beleefde zijn 85sten geboortedag en wel onder betrekkelijk gelukkige omstan digheden. Het Rijk is in rust, de vrede naar buiten laat weinig te wenschen over, het gansche volk vereert zijn Koning met bijna afgodische liefde, terwijl hij zelf, de fiere oude zich in 't volle genot bevindt van gezondheid en kracht. Wel is ook in Prui sen niet alles goud wat er blinkt, vertoont de maatschappij er even als elders wonde- plekken en ziet het er ten opzichte der Staatsburgerlijke vrijheid alles behalve liefe lijk uit, zoodat wij Nederlanders, al zijn we klein en tegenover Pruisen schier machte loos, in zekeren zin met trotsch op onze buren kunnen neerklikken; maar dat schoone land, voor 't welk nog een grootsche toe komst is weggelegd, is ook nog jong, ter wijl wij reeds een roemrijk verleden achter ons hebben. In elk geval heeft de oude Koning wel reden tot dankbaarheid. Pruisen is een volgzaam land en 't heeft zich steeds bewogen in de richting waarin zijn over heid het heen stuwde. Een enkele maal moge het. de al te vaderlijke, de naar het des- potieke zweemende regeering, eenig bewijs geven van niet gediend te zijn met nog zóó weinig zelfstandigheid, Wilhelm I heeft in de jaren zijner regeering van 1861 tot he den steeds een aanhankelijk volk in zijn Pruisen gevonden en waar men thans reden meent te hebben of werkelijk heeft om onvoldaan te zijn met de door het bestuur gevolgde gedragslijn, daar vangt de breede rug van Vorst Otto von Bismarck de sla gen op, welke eigenlijk tegen 't geheele stelsel gericht zijn, doch waarvan hij nevens zijn gebieder de verpersoonlijking is. We zeiden dat Koning Wilhelm tevreden mag wezen en dat is in meer dan éénen zin waar. Hij mag dat zijn voor zijn per soon, en niet minder voor 't land. Pruisen toch, 't welk tegenwoordig een gewichtige plaats bekleedt in Europa's Statenstelsel, naar welks vriendschap de Vorsten van ons we relddeel haken en voor 't welk al wat in de buurt ligt bijzonder op zijn hoede zijn moet, dat Pruisen is van zeer jonge dag- teekening, en zijn historie toont een op merkelijk snelle toeneming in wasdom en kracht aan. Toen onze Nederlandsche gewesten reeds tot grooten bloei gekomen waren en de Hollanders van hunne Graven de vrijheden verworven hadden, die thans nog het hoek punt van volksbestaan uitmaken, werd de naam Pruisen bijna nog niet gehoord. De wording van Pruisen dagteekent eerst van het jaar 1657 en dus is zijn historie, vergeleken met de onze, jong te noemen. Jong en kort, maar daarom niet minder merkwaardig. We voegen daar ech ter terstond bij merkwaardig slechts van een zeker standpunt bezien en willen dat eerst kortelijk ophelderen. I)e geschiedenis beschrijft het wel en wee, het lief en leed der volken. Aldus oordeelt men in onze dagen. Vroeger was dat anders, toen de volken voor zooveel golden als de staf der Koningen, als pion nen op 't schaakbord, wat Napoleon niet oneigenaardig in militaire taal kanonnen- spijs noemde. Zoo zeker het nu is dat bij een beschaafd volk, in elk vrijheidlievend land, vorst en volk één is, zoodat die twee onmogelijk te scheiden zijn en de welvaart van het laatste op en neer gaat met die van den eerste, zoo zeker is 't, dat in vroegere eeuwen en ook nu nog in vele landen het wél der vorsten samen gaat met het wee der natie en de opkomst van vele koninklijke ge slachten een schril contrast vormt met den innerlijken toestand der volken, waarin die geslachten hun steun vinden. Wanneer we nu de ontwikkeling van den Pruisischen staat merkwaardig noemen, dan verzetten we ons met eenige moeite op een soldaten- standpunt en erkennen dan volmondig dat Pruisen in twee eeuwen tijds een groot land geworden is, sterk en machtig als misschien geen enkel in Europa is; een land waarin alles sluit als een bus, dat trilt en beeft wanneer zijn gebieder of diens rechterhand 't voorhoofd fronst, gelijk de pas geworven rekruut siddert voor een siinpelen korporaal; wanneer de militaire dressuur een volk ge lukkig kan maken, dan mag het Pruisische volk een der gelukkigste op aarde genoemd worden. Edoch daar is wel iets tegen in te brengen. Schoon is de stipte orde en onbepaalde ge hoorzaamheid van (jeprügelde militairen, maar schooner is de geest van orde en vooruit gang, van gehoorzaamheid aan de wetten van vrije, onafhankelijke burgers. Zoo hoog de vrijheid van den geest te verkiezen is boven knellende banden en zoo hoog de vrije burger staat boven den onmondige, zoover staat ons vaderland boven het groote, sterke Pruisen. De merkwaardige groei van den Pruisischen staat lost zich op in een onverzadelijke zucht naar uitbreiding van macht en grondgebied. Met volksvrijheden hebben zijn vorsten zich zelden ingelaten, integendeel, ze trokken in zooveel ze konden en hebben zich ten allen tijde er tegen verzet. Brandenburg had van oudsher zeer liberale instellingen, gelijk wij dat zouden uitdrukken. In oude oorkonden b. v. staat uitdrukkelijk vermeld, dat het volk zich tegen den vorst mag verweeren, wanneer deze de rechten der ingezetenen schendt.. De latere vorsten hebben echter tegenover deze r/historische" rechten hun despotischen wil gesteld en thans gelukt het ter nauwernood aan de Pruisen, langs den ordelijken par lementairen weg de regeering over te halen tot het opvolgen van den volkswil. De macht is in 's vorsten hand en wat daarvan voor 't volk overgelaten wordt, is niet meer dan een ijle schaduw. P. J. S T A II L. 10) »0,« antwoordde zij, »ik zou u op dit oogenblik de geschiedenis toch niet goed kunnen vertellen.# En waarom niet, mijn kind Wij zijn nog niet ver genoeg van de soldaten af; ik moet goed opletten of ik ook iets van dien kant hoor aankomen. Ik ben een weinigje bevreesd, dat wij niet.... Het zou mij zooveel verdriet doen, als het ons niet gelukte.... «Men moet doen wat men kan, het ga zoo het ga mijn kleine vriendin. Ons leven is in de hand des Heeren en Hij beschikt over ons lot, mijn kind. Zij richtte het hoofd op en zag hem vlak in het gelaat. Zelfs bij het onzekere schijnsel der sterren, bespeurde zij op dat gelaat zooveel moed en vastbe radenheid, dat zij zich gerustgesteld gevoelde. «Maak mij nu niet ongeduldig, Maroussia, ik zie wel dat ge niet weet hoeveel ik van vertellen houd. Maroussia begon «Daar was eens een Kozak, die zijn dochter liet trouwen met een schoonen jongen man.« «Daar heeft hij wel aangedaan; uw verhaal begint goed ten minste als de bruidegom een bravu jongen was,« merkte de afgezant op. Bij wijze van antwoord schudde Maroussia een paar maal verdrietig het hoofd, en vervolgde toen «Het jonge meisje hield niet heel veel van haar bruigom. Hij was schoon maar zijne oogen vond ze niets aardig. Ondertusschen, daar haar vader bijzonder op het huwelijk gesteld was, gehoorzaamde zij diens verlangen en trouwde. «Zoodra het huwelijk gesloten was, voerde de man zijne jonge vrouw met zich mede naar zijn huis, hier ver, heel ver van daan. «Dat arme meisjesprak de gezant, «wat zal ze daar om haar vader en moeder getreurd hebben. Het huis van haar echtgenoot was zeer fraai, liet was letterlijk prachtig; het had veel van een kasteel of van een paleis. Het was gebouwd in een groot bosch, zoo groot en zoo donker, dat men tusschen de toppen der hooge, zware boomen door bijna de lucht niet zien kon. Van wegen, of al was het maar van paden, was in den ganschen omtrek niets te bekennen. De man hield zijn vrouw niet dikwijls gezelschap. Menigen avond omhelsde hij haar en zeide dan: «Tot ziens, beste vrouw,waarna hij met zijn makkers vertrok en soms twee, drie of ook wel tien dagen wegbleef. «Dat was heel slecht van hem,meende de gezant. «Als hij terugkwam, praatte hij meer met zijne kameraden dan met zijne vrouw, 't Is waar, hij schonk haar allerlei soorten van juweelen en hoofdtooisels; maar daarmede was de jonge vrouw niet tevreden Zij was niet verzot op opschikzij gevoelde zich zeer ongelukkig en geraakte langzamerhand ten prooi aan een bitter verdriet. «Zij dacht bij zich zelf: Als het leven zoo treurig is, wil ik liever sterven. Ja, het is gedaan «Maar het leven is langer dan dat. Het spreek woord heeft wel gelijk; Het verdriet komt dikwijls terug, maar de dood komt slechts ééns. Op zekeren dag toen men haar weer geheel alleen in het groote donkere kasteel had achtergelaten, en zij in weerwil van de sombere gedachten die haar hoofd doorkruisten, zich bijzonder opgewekt en krachtig gevoelde, dacht zij bij zich zelve Waarom zou ik hier zoo blijven zitten en roerloos mijn dood afwachten? Ik wil liever wat gaan wandelen. Ik zal evengoed het einde mijner rampen vinden in het park als in een hoek van dit vertrek. «En zoo begaf zij zich naar het park, een klein, met bloemen omzoomd plekje tusschen de steenen muren van het kasteel en het groote bosch. Alles groeide en alles bloeide in dat kleine park. Sterven, dacht zij bij het zien der bloemen, sterven is toch zoo aan genaam niet. Ach, was ik maar gelukkig, ik zou toch liever willen leven «Toen begon zij te schreien; maar al schreiende plukte zij een prachtigen ruiker van lelietjes van dalen en wilde rozendoch toen zij al die schoone, frissche bloemen bij elkaar zag, sprak zeWaar zal ik met u heen, arme ruiker? Mijn groote kamer is zoo hol en zoo eenzaam, dat gij er niet lang zoudt staan of ge zoudt geheel verwelken. «Nu viel haar een ander denkbeeld in; als ik eens in de andere vertrekken ging, misschien zou ik onder al die kamers wel een kleine vinden, die mij beter beviel. «Zoo gezegd, zoo gedaan. Zij ging door verscheidene kamershet waren allen groote, rijke en prachtige vertrekken, als men het zoo noemen wil, maar heel ongezellig. «Neen, dacht ze, terwijl ze van de eene kamer naar de andere ging, neen, dat is niet wat ik bebben moet. Hier legde de gezant zijn hand op het mondje der kleine verhaalster. «Wacht eens even,« sprak hij fluisterend. «Dacht je iets te hooren?« vroeg het kind. De gezant bukte en hield zijn oor tegen den grond. Toen hij opstond, zeide hij «Het detachement heeft het huis van uw vader verlatende soldaten verwijderen zich in galop naar den linkerkant, als zij gevangenen medevoerden, zouden zij niet galoppeercn. Maroussia, ik geloof dat bij uw vader nu weer alles rustig in huis is. «God zij geloofd!# dankte het kind. Zoo liepen zij een poos in stilte voort, ieder met zijne eigene gedachte vervuld. De afgevaardigde vatte weder het eerst het woord op. «De jonge vrouw,zeide hij, «ging dus van de eene kamer naar de andere zonder er eene naar haar zin te vinden, zij dachtDan maar weer verder zoeken Juist,hernam Maroussia, «dat dacht zij ook! Plotseling bleef zij staan voor een heel smal, maar stevig gesloten en gegrendeld deurtje, dat er bijzonder vreemd uitzag. Wacht,riep ze, «de kamer achter dat kleine deurtje zal juist zijn wat ik zoek, daar ben ik zeker van! «Zij deed haar uiterste best om er in te komen, maar de deur weerstond al haar pogingenen hoe moeilijker het ging, hoe grooter haar begeerte werd om de kamer te zien. «Juist!# viel haar groote vriend haar in de rede, «dat lijkt precies op joRge vrouwtjes.# «Hoe bedoelt ge dathernam Maroussia verwonderd. «Ik bedoel dat alle jonge vrouwen gaarne weten wat er achter een gesloten deur is. Wordt vervolgd. 7WSDLAD EM Laud vmi llrusm cei Alten», DE LANGSTRA EN DE ELERWAARD. Tegen veler verwachting heeft het Congres der Vereenigde Staten de wet op de immigratie der Chiueezen aangenomen. Amendementen, dienende om don tijd te beperken of wijzigingen aan te brengen, werden alle verworpen. Het geheele ont werp werd ten slotte met 167 tegen 65 stemmen aangenomen. Men gelooft niet, dat de President zich tegen de wet zal uitspreken. Zooals men weet, heeft hij het recht van veto dat is van verbod. De reeders zijn er echter gansch niet. mede ingenomen. De stoom- DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1