No. 58. ZATERDAG 15 APRIL. 1882. FEUILLETON. Maroussia. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z ATEED A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlaudsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. STEINER te Hamburg. Er was eens een Keizer, regeerende over een onmetelijk groot gebied. Van der jeugd af vertrouwd met de begrippen souvereini- teit, macht, gezag, goddelijk recht, viel hem dat werk niet bijzonder moeilijk en kon men 't hem aanzien dat hij lust in zijn ambt had, ofschoon 't een zeer gevaarlijke zijde had en zijn voorganger, zijn eigen vader er op een verschrikkelijke wijze bij was omge komen. Deze omstandigheid, die een gewoon mensch al spoedig zou nopen de biezen te pakken en een paar honderd uren verder te trekken, schrikte onzen Vorst in geen en deele af. Integendeel, daar hij moedig en sterk was en bovendien van de geboorte af bestemd eenmaal den troon zijner vaderen te bestijgen, kon hij er geen oogenblik over denken zijn plaats te verlaten en hij deed het ook niet. Hij aanvaardde de erfenis vol hoop den storm, die in zijn rijk was opge stoken en waardoor zijn vader omvergeslagen was, te kunnen bezweren. Edoch, het was met dezen storm als niet dien, van welken geschreven staat we weten niet, noch van waar hij komt, noch waar hij henen gaat. 't Was voor ieder duidelijk dat 't stormde; 't jonge hout en de takken der oude bosch reuzen zweepten en kraakten, dat 't iemand bang werd aan 'thart; al wat meeboog bleef gespaard, maar wat te trotsch was om te buigen werd onmeedoogend neergeveld, met één slag en in 't verborgen meestal. Het gansche rijk schudde en waggelde en de troon, een weinig vermolmd reeds, scheen 't instorten nabij. Dat alles was zelfs voor een kind duidelijk. Minder duidelijk was 't te bespeuren wie die storm in 't leven riep en waardoor hij maar aldoor bleef aanhou den. Onze Keizer althans zocht er naar maar vond de ware reden niet. Men vertelt van een boer, die naar het paard zocht, waarop hij reedzoo ongeveer doen ook alleenheer- schende Vorsten wanneer ze naar de bronnen van leed voor hunne onderdanen zoeken. Ze trekken eerst om hun eigen gewichtig persoon een kringetje en langs dat krin getje loopende, turen ze, zoover hun oogen vermogen te zien, in den omtrek rond. Wat dan niet in den haak is, wordt verwrongen en gebogen en terecht gesteld, waarna ze heel grootmoedig betuigen, met de hand op 't hart, alles in 't werk te hebben gesteld, wat tot welzijn hunner landskinderen strekken kan. Doch binnen 't kringetje blijft alles bij 'toude; daaraan mag geen hand raken, daar zetelt de onveranderlijkheid in hoogst eigen persoon. Nu dan de Keizer zag van zijn troon af, dat er veel onbehoorlijks geschiedde en be sloot daaraan een eind te maken. Hij liet iedereen, die zich niet gedroeg gelijk hij wenschte dat men zich gedragen zou, in de gevangenis zetten en die zich al te veel misdragen hadden, werden met den dood gestraft. Dat was 't eenige afdoende middel tot stilling van den storm, naar hij meende, men moest de ontevredenen achter de tralies zetten en de luidruchtigsten ondev hen voor altijd den mond snoeren. Zoo zou men na verloop van eenigen tijd een stil en gewillig volk krijgen, zich schikkende naar den wil des heerschers en voor goed bevrijd zijn van dat lieirleger bedilzieke opruiers. Intus- schen moest hij geduld oefenen en voortdu rend een heirleger speurhonden op wacht houden, want de maatregel zou tijd vorderen. Den vrijen geest der menschen te ketenen is niet 't werk van één dag, die geest zelf, in de verdrukking zich stout weg uitspre kende, profeteerde dat daartoe zelfs de eeuwen te kort waren, maar de Keizer hoorde naar die profetie niet en smoorde de stem in bloed. En er was ook een dichter, een man vol van dien weldadigen, verheffenden geest, waarnaar 't menschdom door alle eeuwen heen snakt als de zuigeling naar de borst zijner moeder. De gansche denkende wereld eerde en liefde hem als een harer edelste zonen,als de Koning in het rijk der gedachten. Toch was hij niet op een troon geboren, noch uit Vorstelijken bloede gesproten. Zijn ouders waren eenvoudige menschen vol kin derlijk ontzag voor den grootsten overwel diger uit het begin dezer eeuw en hun geniale zoon heeft niet dan na geweldigen strijd zijn geest kunnen losmaken van de windselen waarin die eerbied voor den des poot hem gewikkeld had. Toch was die geest allerminst geroepen om tirannen te bewierooken en toen hij zich zijn sterkte bewust werd, wikkelde hij zich los en klapwiekte vrij en frank hoog in de lucht, nagestaard door ieder, die de vrijheid der gedachte lief had. En gelijk alle zieners, kwam ook onze dichter in botsing met het gezag van 't despotisme, dat hem zocht te kortwieken en tot zwijgen te brengen, maar hij ontvlood het gevaar en verkoos de bal lingschap boven den kerker. Hoewel'them zwaar viel, want hij had zijn vaderland lief boven alles, verliet hij het, steeds hopende op betere tijden. En die tijden kwamen; de verdrukker zijner landgenooten ontving ein delijk het loon voor zijn misdaden en de dichter werd wederom met open armen in zijn geliefd vaderland ontvangen. Zijn heer lijke zangen hadden hem intusschen een wijd befaamden naam bezorgd, en op zijn ouden dag viel 't hem te beurt de meest overtuigende blijken van liefde en sympathie te ontvangen uit alle oorden der wereld. En terwijl de Keizer kerkerde en doodde alles wat de vrijheid beminnende, naar vrije ontwikkeling streven dorst, schonk onze Dich ter aan de wereld het liefelijke schouwspel van een eerwaardig grijsaard, met een jong en voor de schoonste idealen nog vurig klop- DOOR P. J. STA II L. .U) Maar voor dat zij verder ging, kwam zij op den goeden inval, een fraai rood lint, dat haar halskraagje sierde, vast te maken aan een vooruitstekenden tak op een der tegenovergestelde wegen, zoodat men het reeds op een vrij grooten afstand zien kon. Zij zullen dit lint zien hangen en mij dan achtervolgen langs een weg dien ik niet genomen heb. Om hen het spoor bijster te maken, was dat niet kwaad be dacht, wel «Het Wils zeer slim bedacht,merkte de afge vaardigde op, »Vol vreugde over dien goeden inval, snelde ze nu als een hinde voort op den weg van den gebor- duurden zakdoek. Zij liep den geheelen dag door. De avond vielde duisternis was zoo groot, dat zij niet meer wist wat zij boven haar hoofd had een gewelf van rotsen of een bladerendak. «Loopen maar, altijd maar loopen,* sprak zij bij zichzelve, toen ze zich vermoeid begon te gevoelen. God, die mij tot hiertoe gebracht heeft, zal mij ook verder niet verlaten. Eensklaps stootte zij zich ergens 'tegen. De weg maakte daar onverwachts een krom ming maar in plaats van er zicli over te beklagen dat zij zich bezeerd had, had ze veel lust, uit blijde verrassing een kreet van vreugde te slaken. »A1 de sterren van den hemel schitterden eindelijk boven haar hoofdgeen gewelf, van steénen noch van in elkaar gegroeide takken zag ze 'meer boven zich zij bevond zich in een groote open vlakte. 11a, des te beter,riep de afgevaardigde, «dat doet mij genoegen voor haar. Als antwoord daarop schudde Maroussia haar hoofd en drukte nog sterker zijne hand. t> Ongelukkig genoeg, mocht de arme vrouw van den rooverhoofdman niet lang genot hebben van hare blijdschap, want zij hoorde kort daarop duidelijk stemmen, geschreeuw, en het getrappel van paarden die in galop nader komen. Wat nu te doen? waar een schuilplaats te vinden? hoe zich onzichtbaar te maken? Terugkeeren in de galerij? Dat nooit! Dat zou gelijk staan met een terugtocht naar het kasteel. Er stond op de vlakte een groote eikenboom, met dikke, zwaar begroeide takken, die tot op den grond afhingen. In een oogwenk klauterde zij van tak tot tak, als een gejaagd vogelken, tot in den hoogstcn top. liet was goed dat zij geen minuut verloren had laten gaan een oogenblik later kwamen al de ban dieten van vijf of zes verschillende kanten tegelijk opdagen, want al de gangen kwamen op deze vlakte uit. i' Welnu! riep eene haar maar al te wel bekende stern tot vijf nieuw aangekomen ruiters.... «Niets, antwoordde een hunner. Het eenige wat ik gevonden heb, is diten hij hield een rood lint in de hoogte. »De hoofdman liet zich aan dat lint niet veel ge legen liggen. Hij wist misschien niet eens dat zijn vrouw iets dergelijks gedragen had. Hij had zich nooit verwaardigd om daar acht op te slaan. »Ik heb niemand gezien,antwoordde de ander. «Geen spoor zelfs,zeide een derde. »En zoo allen, de een na den ander. «Laten we nog eens zoeken! riep de waardige echtgenootdood of levend, wij moeten haar terug vinden. Komaan, voorwaarts! Ons aller leven hangt er van af Hij hield plotseling op, want zijn aandacht werd getrokken door iets dat op den grond lag. Met een haastigen sprong steeg hij van zijn paard, en zich voorover buigende, raapte hij een voorwerp op, dat hij aandachtig onderzocht. «Een zakdoek, riep hij den anderen toe, een vrouwen zakdoek Zij, die wij zoeken, is niet ver van hier. «Helaas!* sprak de afgevaardigde, «als zij hem dan toch moest verliezen, had zij beter gedaan den doek niet op te rapen. «Het gras was hoog en dik.Dadelijk begonnen zij gezamenlijk het terrein te onderzoekendezen met hunne handen en voeten, gene met hunne sabels en pieken sommigen trapten de struiken plat onder de hoeven hun ner paarden, anderen sloegen ze stuk met hunne bijlen, om zich te vergewissen dat de vluchtelinge er geen schuilplaats in gevonden had. «Zij vonden echter niets. «Ondertusschen had haar echtgenoot een blik om zich heen geworpen in de hoogte en viel zijn oog op den zwaren eik. Dat gebladerte is zeer dik,dacht hij bij zichzelf; «alle vrouwen zijn vogels. Wie weet of mijne vrouw zich daar boven niet verscholen heeft?* «Hij neemt de lans van een zijner manschap pen klautert op de onderste takken, en zich met de eene hand vasthoudende, bezigt hij de andere om met zijn lans de bovenste takken te door zoeken. «Arme vrouw!* jammerde de afgevaardigde, «nu is het met haar gedaan «Hoe goed, dat zij zwarte kleederen aangetrokken had sprak Maroussia. «Begunstigd door die donkere kleur, in het nachtelijk duister niet te onderscheiden, merkte haar man haar niet op. Hij stak in het dikke gebladerte het ijzer zijner lans, op den tast en op goed geluk af, en bij voorkeur in de donkerste gedeelten. Verbijsterd, sprakeloos, onbewe gelijk, hare verstijfde armen om den tak geslagen waarop zij leunde, beval zij Gode hare ziel aan en smeekte hem haar lichaam onzichtbaar te maken. Tot driemaal toe drong het koude staal haar in het lichaam; haar bloed vloeide als dauwdroppelen naar beneden. En toch zij bewoog zich niet; zij had den moed om haar pijn te doorstaan, om zelfs geen kreet van smart te geven «Uw verhaal is afgrijselijk, Mauroussia. 0, die rampzalige vrouw Maroussia, geheel vervuld met haar vertelling, vervolgde «De luitenant van haar man, die bemerkte dat alle pogingen vruchteloos waren, zeide tot zijn ka pitein De tijd dien wij hier in deze vlakte ver liezen, is louter voordeel voor haar die wij zoeken. Het dorp is hier dicht bij, en de stad niet ver meer. Indien wij nog een kwartier langer hier blijven, zal zij er vóór ons zijn. Dan is het te laat. «Bij de gedachte dal zijne vrouw, die nu zijn geheim in handen had, hem zou ontsnappen en zijn leven bekend zou worden.... vloeide er een stroom van verwenschingen over de lippen van den ka pitein. Wordt vervolg I Het Lan :Ien en Altena, DE LANGSTRAAT EN DE BÖIMELERWAARD. Advertentiën voor Duitschland worden alleen aangenomen door het Advertentiebureau van ADOLF er en een

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1