1882. Barendsz. FEUILLETON. Maroussia. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR Zoo zong Tollens van de mannen, die in 159G in 't Noorden een doortocht naar Indie zochten en van de anderen, die thuis bleven. Allen zonden hun wensch ten Hemel, op dat de onderneming goed zou gelukken. Was daaraan dan zooveel gelegen? Ja, dat was het. De Koning van Spanje, onuitput telijk waar het gold middelen te beramen ten einde ons te benadeelen, had eenige jaren te Voren Portugal veroverd, een rijk, dat toen reeds een aanzienlijken handel dreef op Oost-Indie en in ons land een goed af nemer van zijn waren vond. Philips kon na tuurlijk die goede verstandhouding tusschen onze en de Portugeesche handelaars niet gedoogen en verbood den Nederlanders op Portugal handel te drijven. Dat verbod, toen 't uitgevaardigd werd, een zware slag, is later de oorzaak geworden van groote blijd schap. Nauwelijks een kwarteeuw later waren de bordjes in Indie geheel verhangen. De rol door de Portugeezen tot dusver gespeeld, was in handen der Hollanders overgegaan; wij stichtten ons ginds een rijk op de puin- hoopen van 't Portugeesche. Doch die kwarteeuw is rijk aan gebeur tenissen Daar moest heel wat gebeuren eer dat wij, die nog niet eens den weg naar Indie kenden, trots Spanjes tegenwerking, zoover kwamen. 't Was in die dagen dat Neerland zijn wensch ten Hemel zond voor een handjevol mannen, die 't ongehoorde stuk durfden be staan, den weg naar Indie te zoeken door onbekende streken, waardoor 't nog niemand gelukt was, heen te dringen. Aan dat feit is een naam verbonden, die in onze historie voor altijd niet lauweren omgeven, zal ge boekt staan, 't Is de naam van Willem Ba rendsz, voor wien men tot nog toe wel geen standbeeld heef! opgericht, doch wiens na gedachtenis onder ons levendig gehouden wordt door een vaartuig, waarvan ieder Ne derlander in de laatste jaren meermalen den naam gehoord heeft. Het feit, dat ook thans weer de Wille m Barendsz zijn taak aanvaard heeft, bracht ons op 't idee aan dien kloeken Nederlander eenige regelen te wijden. Ofschoon het verlangen om een aan Spanje onbekenden weg naar Indie te vinden eerst op het laatst der 16de eeuw ontstond, waren er toch voor wij ons daarmee inlieten, reeds pogingen aangewend ten einde het noorden van Europa langs den zeeweg te bereiken. Aan de Engelschen komt de eer, daartoe den eersten stap te hebben gedaan. Barendsz, die op Nova-Zembla overwinterde, was niet de ontdekker van dit eiland. Reeds 30 jaren vóór hein, hadden de Engelschen daar den voet gezet en tamelijk nauwkeurig het zui delijk deel van dit eiland beschreven. De tochten der Engelschen, ten doel hebbende handelsbetrekkingen met de in noordelijk Rusland gelegen plaatsen aan te knoopen, leidden echter tot niets en werden, juist toen wij tot zoeken gedrongen werden, gestaakt. We hebben reeds de reden genoemd waar om wij door het noorden heen trachten wil- den den weg naar Indie te vinden. Plannen daartoe bestonden reeds tijdens het leven van Prins Willem I en juist in zijn sterfjaar gelukte het aan den onderneinenden Brunei Nova-Zembla te bereiken. Het ijs echter hield hem tegen en hoewel hij later de po ging wilde herhalen en de Staten van Hol land goedgunstig voor zijn plannen gestemd vond, is daarvan niets gekomen. Toch heeft zijn werkzaam streven tengevolge gehad dat de Staten in 1594 twee schepen uitzonden voor 's lands rekening, tegelijkertijd dat ook Willem Barendsz op kosten van Amsterdam, zijn eerste reis naar het noorden ondernam. Het plan was dat het drietal langs verschil lende wegen Nova-Zembla zou omzeilen en zich daarna vereenigen om gezamenlijk ver der te trekken naar den mond der rivier de Ob. Men hoopte n.l. vandaar over land Indie te kunnen bereiken. Aanvankelijk ging alles goed, maar veel verder dan Nova- Zembla kwam de expeditie niet. Nadat de schepen der Staten zoowel als Willem Barendsz door 't ijs verhinderd werden voort te trekken, vereenigden ze zich tot den terugtocht en hieven de be velhebbers der eerstgenoemde juichtonen aan over 't resultaat der reis. 't Zij ze opzet telijk logen, 't zij de door den schijn ver blind waren, hopeloos als ze daar rond zwalkten in een onbekend door ijs ver sperd vaarwater, ze betuigden verder ge komen te zijn dan het doel der reis en voorspelden tegen een volgenden keer een ontwijfelbaar goed resultaat. Met eigen oogen hadden ze de open zee aanschouwd welke naar Indie leidde Barendsz deed aan die opsnijderij niet mee en constateerde een voudig zijn bevindingen. Plij had Nova Zembla nauwkeurig opgenomen en was daarna door het ijs en de tegenkantingen zijner manschappen genoodzaakt geworden den steven te wenden. Toch was de nederige Barendsz verder geweest dan zijn tochtge- nooten De Staten, opgewonden door de voorspiegeling der eerstbedoelden rustten terstond een kleine handelsvloot uit, om terstond na aankomst in Indie zaken te doen en en passant in Japan handelsbe trekkingen aan te knoopen Die expeditie, waaraan ook Barendsz deelnam, liep totaal op niets uit. Nu bracht men het zelfs niet eens tot Nova Zembla, doch werd reeds ten noorden van Rusland gedwongen voor het ijs te wijken. Deze uitkomst deed de Staten-Generaal besluiten van verdere pogingen af te zien en zich te bepalen tot het uitloven van zekere som voor den eerste, wien het ge lukken zoii den noordelijken weg te vinden. Amsterdam gaf echter den moed niet op en rustte andermaal twee schepen uit, wiei bevelhebbers, voorgelicht door den predi kant PI an ci us een nog noordelijker weg zonden inslaan. Men weet met welk ge volg. Het eene schip, Plancius' raad vol gende, werd spoedig tot terugkeer gedwon gen, terwijl het andere met Heemskerk to hoofd en Barendz tot ziel den ouden we[ insloeg en eindelijk in de nabijheid van Nova Zembla in 't ijs bekneld geraakte. De wOvei wintering'' kostte den edelen Barendsz lie leven, maar zijne nagedachtenis zal in cl geschiedenis der zeevaart blijven voortleven YLrd! vervolgd. Kimden en DE I1STRAAT EN Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijsper 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder pnjs- Ad verten tien 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden „Heel Nederland zendt haar wensch ten Hemel. Opgetogen „Ziet zij haar kinderen voor hare eer ten kaïnp gevlogen.» DOOlt P. J. STA HL. 22) »Paue Knich,» zeide Maroussia uu, *watprachtig koren hebt gij daar staan! Men zou het wel kunnen maaien, zonder te wachten tot het heel en al rijp is »God zij geloofd, kleine; God zij geloofd! Ja, wij zullen een goed jaar hebben,antwoordde de oude Knich. Zijne kalme stem verried geen enkele, ook niet de minste aandoeningHij liep heen en weder in het vertrek, zijn bediende toeroepende en met een opgeruimde stem zijn bevolen gevende. Zjjn blikken vroegen niets aan de oogen van het kind. Hij was op en top een braaf man, trotsch op zijn pastijtjes en zijn hammen, bij voorbaat glimlachende over de eer, die een vreemdeling den maaltijd aan zon doen, dien hij gereed stond hem aan te bieden. Heeft hij het begrepen?» vroeg Maroussia zich af. »Neeu, hij heeft het niet begrepen! Eu toch....» en het was of haar hart ineenkromp als hij het niet begrepen heeft Zij wistuiet wat zij moest denken, wat zij moest doen »Ik moet »als hij<i wezen,sprak zij ten laatste bij zich zelve; »ik moet moedig wezen; ik moet kunnen hooren en kunnen zwijgen. Zij begreep dat de afgevaardigde bewezen had al die eigenschappen te bezitten, door niet onderweg van den wagen af te springen nadat hij het escorte had zien verminderen tot op één soldaat, dien Ivan, waarmede hij in een ommezientje zou afgerekend hebben, en door er ook nog op te blijven nadat de wagen reeds de plaats was opgereden; en nadat zij dat besluit genomen had om als hij te wezen, deed zij den ouden man geen vragen, maar drentelde zonder een woord te spreken, achter hem aan het huis door. De woning van Knich was zeer ruim. Het ameuble ment bestond uit banken van stevig eikeuhout. Langs de hagelwit gekalkte muren hingen guirlandes van gedroogd gras, die den aangenamen geur van de wilde flora der steppen door het vertrek verspreiden. In een hoek hingen gewijde heiligenbeeldjes, die rijkelijk met versche bloemen waren getooid. In het raidden stond een groote oude tafel, eveneens van eikenhout, dio bedekt was met een schoon wit laken met gekleurde franjes. De oude Kuich noodigde zijn gasten uit om plaats te nemen. »Ik mag vooral de ververschiugen niet vergeten, sprak hij. »Het zal dadelijk klaar zijn, zoo dadelijk zal alles klaar zijn.» En uu loopt en draaft hij van den eenen kant naar den anderen, zet groote glazen op tafel, gaat naar beneden in den kelder en naar boven op den zolder, doet de etenskast open, baalt de potten, schalen en deksels voor den dag, laat de lepels vallen, schenkt wat uit de eene flesch in de andere, klautert onder het dak om gerookte worsten te haleu, loopt den tuin in, enz. enz. Al die toebereidselen, die den uitgehongerden soldaat den hemel op aarde beloofden, hielden hem in voortdurende spanuinghij meende ieder oogen- blik den een of anderen uitstekenden schotel te zullen zien opdagenhij snoof den geur er van reeds op, hij watertandde er van hij smaakte al de rillingen, al de huiveringen der begeertehij maakte staat op oen smulpartij, waarbij hij alles ter wereld vergeten zou of, eigenlijk gezegd, hij zag de wereld slechts schemerachtig tusschen een stapel pastjjen, worsten, kazen, vleosch en andere lekkernijen door. »Hoor eens, barine hoor eens, geef u toch niet zooveel moeite,» riep hij van tijd tot tijd. »Ik zal met weinig tevreden zijn ik wil zeg gen ik zal tevreden zijn met wat ik daar zie staan ja, ik zal stellig tevreden ziju.« »Neen, neen,» antwoordde de oude Knich, »neeu, vergun me dat ik u iets fatsoenlijks, iets behoor lijks aanbiedVergun mij mijnheermag ik zoo vrij zijn uw naam te vragen?» »Ik heet Ivau,« hernam de soldaat met een zucht, doch geheel ontwapend door de onbeperkte gast vrijheid van den ouden landman. Welnu, mijnheer Ivau, gij moet mij toestaan dat ik u het beste aanbied wat ik in mijn schamel kluisje bezit! Wel zeker, daar is niets aau te doen, Barine meester of patroon. dat moet zoo gebeuren: gij wilt een armen grijs aard toch geen verdriet aandoen, wel? Ge mot eens een stukjo van mijn worst proeven... en va mijn ham ook.... en dan van mijn kaas.... Ge zu eens zien....!» »Maar wij, militairen, wij zijn aau die soort va lekkernijen niet gewoon. Als de honger maar gestit is, zijn wij reeds tevreden,zeide Ivan, die ml hart en ziel naar den aanvang van het kost) lijke maal begon te verlangen. »0, zeker, zeker, mijnheer Ivan, wel zeker! (j dat militaire leven is zoo hardIk heb er wel eei van hooren vertellen. Welnu, een reden te met voor mij om u als het kan een weinigje te on halen.... Och ja, laat mij maar begaan Maroussia, die in een hoekje verholen zat, tracht] te doen zooals hij aan wien zo niet ophield denken, in deze omstandigheden gedaan zou hebbe; Naar het uiterlijk whs zij kalm' en bedaard. Maar welk een vloed eu ebbe van hoop en v; angst Het ging alle beschrijving te boven. Zat ha] groote vriend nog bedolven onder het hooi Of In hij gelegenheid gehad er uit te komen? Maar, z< ja, had hij een veilige tchuilplaats gevonden 1 dan, als hij het huis had moeten verlaten, wa zou zij hem kunnen terugvinden? Welke gevar kondeu hem bedreigen Wat zou haar vader zeggtl als zij van hem gescheiden werd alvorens hem L beoogde doel te hebben doen bereiken?....

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1