No. 107.
Woensdag 4 October.
188?
I
GEEST EN STOF.
FEUILLETON.
DE MILLIONNAIR.
Uitgever: L. J.. VEERMAN Xleusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijsper 3 maanden f 1Franco per post. zonder
verhooging.
prijs
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimtt
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- on Donderdagavond 10 uur. Ingezondei
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Wanneer we een blik slaau op den ont
wikkelingsgang der raenschheid, dan komen
we tot de overtuiging dat de wilde meer
moeite jieeft om zijne ellendige hut te bou
wen, dan de architect om in zijn kabinet
de plannen te ontwerpen voor 't paleis, dat
zonder buitengewone inspanning door de
samenwerking van velen ontstaat.
Woest stort de bergstroom omlaag en
sloept in zijne vaart de boomstammen mede,
die verpletterd worden door de rotsblok
ken, welke de woeste bergstroom afscheurt
van huu grondzuil, om ze tot klei verma
len de valleien tegemoet te zenden. Daar
komt de fabrikant en maakt zich de kracht
van den waterval te nutte, om er zijne
drijfkrachten tot 't in beweging stellen van
spinwiel en weefstoel van te maken en den
woudstroom te dwingen de gehoorzame
dienaar te worden, die de wol tot fijne dra
den samenvoegt, waarvan de weefstoel kleo-
dingstoffen bereidt. Zwitserland levert daar
van overvloedige voorbeelden op.
Waar is 't beginsel, dat al die verande
ringen te voorschijn riep 's Menschen geest
behandelde met steeds grooter kracht altoos
't zelfde vraagstukde betrekking tusschen
de geest en de stof.
De natuur was genoodzaakt het materi-
eol te leveren dat de menscli behoeft en
de menschelijke geest vond de middelen
om dat materieel telkens gemakkelijker te
verwerken en de vormen, die zijne gedachte
er voor aanwees, door werktuigen te doen
aannemen.
Van het meer practische tot het bespie
gelende overgaande, is het niet te ontken
nen dat de zeden een grooten invloed heb
ben uitgeoefend op letterkunde en weten
schap. Elke eeuw heeft haar geest, hare
denkbeelden, de afspiegeling barer beginse
len in hare letterkunde.
De letterkunde van een volk geeft de
eigenaardigheden en denkbeelden van dat
volk in zekere mate terug, maar toe te
gqven gelijk sommigen willen dat
mannen van genie zich niet boven hun tijd
en de zeden van hun tijd zouden kunnen
verheffen of hebben verheven, aan te nemen
dat ze alleen de gedweeë dienaren zouden
zijn van de massa en haar mengelmoes van
dwaasheid en gezond verstand, haar vernuft
en hare smakeloosheid, hare dwaalbegrippen
en haar bijgeloof dat mogen zij niet.
De geschi 'denis der menschheid is daar om
het te staven. Immers hetzij men de oude
of nieuwe geschiedenis raadplege, overal
vindt men onweerlegbare bewijzen, dat het
genie den volksgeest leidt, maar niet daar
door geleid wordt. Lycurgus die een nieu
wen vorm schonk aan de Spartaansche Re
publiek Solon, die Athene van eene wet
geving voorzag welke tot model strekte
voor de overige Staten van HellasCon
fucius, die zulk een reine "zedeleer schreef
te midden van 't bedorven leven der Chi-
neezenallen die de ontwikkeling dienden
van het geestesleven huns volks, deden dit
schier in weerwil van de hen omringende
massa. Sla b. v. het oog op Socrates. Hij
die het Grieksche- volk poogde te ontruk
ken aan het warnet der sofistery, die het
terugleidde tot de
eeuwige
bronnen van
waarheid en recht hij stond op enkele
leerlingen na, alleen bij zijn volk. Vuige
lasteraars, lieden die zijn genie benijdden
en op de hartstochten speculeerden, wisten
dat volk, wisten de rechters zoozeer tegen
den priester der zedeleer in 't harnas te
jagen, dat zij hem veroordeelden tot den
gitbeker. Hij stierf stierf met het be-
wistzijn dat zijn volk eens tot inkeer komen
zou, dat het zou erkennen en beseffen, hoe
zeer het zich had laten misleiden en ver
blinden toen het hem uitwierp, die door
zijn verstand, door de kracht van zijn denk
vermogen de nevelen van zooveel specula
tieve systemen had weten te verdrijven en
tot den oorsprong der dingen doordrong,
in stede van te blijven hangen aan den
schijn. En het Grieksche volk kwam wer
kelijk tot dat besef. Doch eeuwen verstre
ken er, alvorens dit geschiedde, alvorens
het volk op het standpunt was gekomen,
waarvan Socrates was uitgegaan.
Een enkele tak der letterkunde misschien
stond in nauwer verband tot het volksleven;
een enkele tak spiegelde veeleer de zeden
en gewoonten af, dan dat hij ze beheerschte.
We bedoelen de welsprekendheid. En 't
valt niet te ontkennen dat vooral de antieke
letteren in menig opzicht haar glans ont-
leenen aan den bloei der redekunst. De
redenaar, 't zij hij optrad in de raadsver
gadering of voor de balie, 'tzij hij zich op
het forum of in 't theater tot de menigte
wendde, hij mocht en kon zich niet van
haar afscheiden. Wilde hij de zegepraal er
langen wilde hij 't gesproken woord doen
werken op de wilskracht; wilde hij 't. doen
uitloopen op de daaddan mocht hij geen
abstract, alleen voor hem en zijne bijzondere
bespiegelingen dienstig onderwerp bepleiten.
Hij moest een onderwerp uit.het leven, voor
het leven grijpen. Nu kon dat denkbeeld
wellicht slechts weinigen hebben overtuigd
't kon nog slechts onbewust bij enkelen
sluimeren en op een krachtigen mond wachten
om algemeen erkend te worden en ingang
te vinden, doch in elk geval mocht het niet
strijden met de algemeene opinie; moest
het behoeften, wenschen, meeningen of be
grippen van een deel der massa weerspie
gelen.
Wij geven toe dat niemand zich ten eene-
male kan afscheiden van 'tvolk; wij weten
dat niemand kan wegcijferen wat anderen
vóór hem gedacht en gewerkt hebben; dat
zelfs de diepste, grondigste denker vatbaar
blijft voor de invloeden van buiten, even
als ieder ander individu, doch is men daar
om verplicht aan te nemen dat dit denken
vóór hem, den invloed van de zeden, ge
woonten en begrippen des volks, een groot
man onder 't juk brengen Integendeel, met
de volle kennis van 't geen vóór hem gedaan
is en gedachttoegerust met al de.indrukken,
welke opvoeding en verkeer den menschelijken
geest schenken, verheft hij zich op den stou
ten vleugelslag van zijn genie daarboven
komt hij bij zijn onderzoek tot nieuwe slot
bommen, tot nieuwe ontdekkingen, tot nieuwe
waarheden leidt hij zeden en gewoonten
op nieuwe paden, schittert hij als eene star
in den nacht, die volgende eeuwen 't spoor
wijst, dat de menschheid tot vooruitgang
voert.
Niet de massa vormt den grooten man
de groote man vormt de massa. Op den
ontwikkelingsweg der menschheid ontmoet
ons oog tallooze denkers en geleerden, welke
vóór ons hebben geleefd en gewerkt als
zoovele steunpunten, die luide en onweer
spreekbaar prediken, hoever zij tijd en volk
vooruit waren. Dit te loochenen, ware do
geschiedenis loochenen het zou getuigenis
geven van grenzenlooze verwatenheid bij de
massa. En dit niet alleen een volk dat
zijne groote mannen eert en vereert, is een
volk 't welk kiemen bevat om een groot volk
te worden, want de cultos van 't genie is
de reinste, de edelste eeredienst. Een volk
dat zijne groote mannen verguist omdat
het zich zelf op stelten zet en daardoor
zelfs langer wordt dan 't genie, neigt on
miskenbaar ten val.
Geen enkel produkt, 't zij ge de groote,
de middelmatige of de kleine nijverheid
J. HENDRIK VAN BALEN.
7)
De Baron maakte eene beweging van verbazing.
Nu vroeg James.
Gij zijt de nobelste kerel, dien ik ooit heb ont
moet,» zeide de baron hem de beide handen toeste
kende. Ik wenschte, dat omstaÉfigheden mij vergunden
u zonder eenige conditie mijne zuster te geven,
maar
«Laten wij daarover niet meer spreken en de zaak
voor afgedaan houden.»
«Nog iets,» zeide de Baron, «spreek er niet van
tot Adeline, ik zou mij te zeer voor haar schamen
en zij zou het niet willen.»
«Het blijft tusschen ons,» zeide James, «wees
daarvan verzekerd.»
«Mijn dank daarvoor,» zeide de Baron, «maar a
propos, wanneer zal het huwelijk plaats hebben?»
«Laten wij het aan Adeline vragen,» zeide James
opstaande.
Zij traden het salon binnen, waar Adeline hen
wachtte.
«Adeline!» zeide James, «uw broeder heeft zijne
toestemming gegeven, alles is in orde.
«Omhelst elkaar!» zeide de Baron op theatralen
toon, en zijn zakdoek aan de oogen brengende, zette
hij zich in de vensterbank en staarde naar buiten.
«Wan"a°r zullen fluisterde
James L
«Bepaal het zelf, James!» lispelde zij, hem teeder
aanzende.
'tls wel wat vroeg, maar laat het zoo zijn't is
goed'.i zeide zij glimlachend.
Zij keek vol vertrouwen nog een weinig verlegen
naar lem op en las op zijn gelaat het groote geluk,
dat hen bezielde en het was alsof zij opeens berouw
gevoclce over hetgeen zij had gedaan. Eene nauw
merkba'e afspiegeling van smart trok over haar gelaat
en het verdere gedeelte van den dag was zij onge
woon sll.
De vertien dagen waren voorbij. Adeline was ge
huwd ei ontslagen van den man, naar wiens ver
wijdering zij zoozeer bad verlangd. Drie dagen geleden,
een dag na het huwelijk, was de Baron vertrokken
met een lanwijzing op James' bankier voor 200,000
gulden ei een ander voor de helft van dat bedrag
in zijn za.. Dit laatste was de som, die Adeline haar
broeder lad beloofd voor zijne verwijdering. Het af
scheid vai broeder en zuster was zeer koel geweest
en het sheen wel, of zij zich van een drukkenden
last ontheen voelde.
Een pair dagen vóór den trouwdag was James'
zuster van Melbourne overgekomen en had kennis ge
maakt met hare aanstaande schoonzuster. Die kennis
making wa echter niet hartlijk geweest. Het twintig
jarige meise was in hare verwachting en plannen
teleurgestelc, en daaraan was voor een groot deel de
koelheid te wijten, die zij jegens Adeline betoonde.
In haar joig hoofdje was vóór eenigen tijd het, plan
opgekomen om den goeden James, zooals zij hem
altijd Ni, te doen huwen met eene vriendin
zij op de handen droeg, en het onverwachte huwelijk
had al hare plannen op eens in duigen geworpen.
Vandaar ook haar overhaast vertrek, toen het huwelijk
was gesloten.
Zoo vlogen de maanden om, James was zoo geluk
kig als men zijn kan, wanneer men millionnair is en
eene schoone lieve vrouw heeft, die men bemint en
door wie men wederkeerig bemind wordt. Alleen
Adelina zag er niet zóó vroolijk uit als in de gegeven
omstandigheden moest zijn. Het scheen haast alsof een
noodlottig geheim haar bezwaarde. Als James er bij
was, deed zij al haar best om opgeruimd te schijnen,
maar als zij alleen was, zat zij in somber zwijgen
halve dagen stil voor zich te staren, verzonken in
gedachten, die naar haar zwaarmoedig voorkomen
niet van de aangenaamsten moesten zijn.
Het had James wel bevreemd geen enkel bericht
van den Baron te ontvangen, noch iets te vernemen
van zijne schoonmoeder, de edelvrouwehij had er
ook wel over gesproken, maar dan wist Adeline be
hendig het gesprek op een ander onderwerp te brengen
en James kwam weldra tot de zekerheid, dat zij over
dat onderwerp niet gaarne sprak en hij dacht, dat zij
zeker niet in goede verstandhouding met hare familie
verkeerde, of dat hare moeder wellicht boos was over
het huwelijk van hare dochter. Maar daarbij bleef liet,
de goede man was te gelukkig om verder te denken,
het tegenwoordige geluk was hem genoeg.
Er was ongeveer een half jaar verloopen, toen, op
een middag dat James naar de mijnen was gegaan,
Adeline plotseling verbaasd werd door de komst van
den Baron. Daar de bedienden hem kenden als de
broeder van mevrouw kwam hij onaangediend binnen.
Toen Adeline hem op eens vóór zich zag,
schrikte zijzij was opgestaan en leunde bleek en
oo den r»or den fauteuil, waarin zij ha 1
gezeten en stak de hand niet uit ter verwelkoming,
noch sprak een woord.
De Baron maakte een sierlijke buiging en begroette
haar.
«Hoe maakt mijn lief zusje liet?» zeide hij, op
gedwongen vroolijken toon haar de hand reikende.
«Gij ziet er goed uit, Adi, waarlijk gij verbaast mij
zoo als gij veranderd zijtliet rustige leven doet
u goed.»
Wat komt gij doen?» vroeg Adeline eindelijk stroef.
«Ja, beste meid, dat is spoedig gezegd. Ten eerste
een beleefdheidsbezoek afleggen en uwen man de groe^.
ten van zijne schoonmoeder overbrengen, ha ha! De
genadige vrouw is een weinig teruggekomen van haar
afkeer van een burger-schoonzoon, ha ha!»
Zijn lach was gedwongen en hij voelde zich niet op
zijn gemak tegenover haar.
«Gij hebt u verbonden nooit meer hier te komen,»
zeide zij, «zijt gij dat vergeten
«Waarlijk, mijne lieve, gij zijt niet aardig.»
«Kom ter zake; James is niet thuis, spreek niet in
raadselen, zeg wat gij wilt.»
«Wel mijn beste! ik wil wel zonder omwegen
spreken, ik zit een weinig in de war.»
«Is uw geld nu reeds op?»
De Baron knikte. «Ik moet volgens mijn stand leven.
Men beweegt zich in de groote wereld, aanzienlijke
uitgaven, geldlijk verlies, dure tijden.»
«Zoo zoudt gij wel elk oogeublik kunnen komen.
Ik heb u een jaargeld beloofd, maar de tijd daarvoor
is nog niet daar. Over een half jaar kunt gij dat ont
vangen, eer niet. Ik geef u geen enkelen stuiver.»
«Is 'dat uw laatste woord, mijne schoone?»
Zij knikte.
j iii
it
liet Land van Men en Alicia,
LANGSTRAAT
LESWAARD
AUSTRALISCHE NOVELLE VAN
»js over twee weken niet te vroeg?» zeide hij.
«Ik ferlang er zoo naar, mijn geluk geheel te bezitten.
,n«V\gZi—V
/WaivU 1
-r