1882.
FEUILLETON.
DE MILLIONNAIR.
VOOR
1 it&ovor: L. J. VEETtMA N flcusdon.
Dit blatl verschijnt eiken W O E N S D A 6 en Z A T E II D A G.
Abonn ementsprijs: per 3 maanden 1.Eranco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
II.
Een van dat goedige soort socialisten was
Thomas Mor us, kanselier aan het hof
van den beruchten Engelschen vrouwen-
moorder Hendrik VIII, die een geschiedenis
in 't licht gaf van het eiland Utopia,
een gewijzigd luilekkerland, waar men kon
genieten zonder er hard voor te werken.
In dit idiaalstaatje bestond geen eigendom
de staat beschikte over alle goederen. Geld
gebruikte men er niet; men betaalde met
diensten terug. Voor zes uren werkens per
dag kon men daar een leven van vroolijken
Frans leiden; eigenlijk was dat werken zelfs
vermaak, want huiselijken arbeid liet ieder
door slaven verrichten. Zwakke personen en
zij, die door ongeneeslijke ziekten waren
aangetast, werden evenals krankzinnigen en
idioten afgemaakt, zoodat in Utopia alleen
gezonde wezens woonden. In 't kort, dat
door Thomas Morus vereeuwigde Utopia
was een heilstaat, waaraan de schrijver zelf
niet geloofde. Deze omstandigheid verhin
derde echter niet dat velen na hem zijn
denkbeelden hebben nagebauwd en uitge
plozen tot dat ze zóó verwaterden dat van
Morus' bespiegelingen thans alleen noodig
te zeggen is welken titel ze voeren om ze
met die van al zijn volgers onder de u t o-
p i s c li e te rangschikken. Aan zijn werk
hebben we deze klassificatie te danken,
gelijk ook den welbekenden term utopist
voor allo idiale plannenmakers.
Niemand zal, indien hij althans eenige
kennis van 't verleden opgedaan heeft,
durven ontkennen dat Europa op 't laatst
der vorige eeuw een geheel e sociale her
ziening noodig had. Zij, die daartoe de
hand aan den ploeg sloegen, waren soci
alisten. Men ineene toch niet, gelijk dit
veelal geschiedt, dat de Fransche Revolutie
van 1789, uitsluitend een opstand ge
weest is, bloedig begonnen en in bloed
gesmoord, 't Is waar, er is veel bloed ver
goten, veel meer dan noodig was, er is
gevonnisd en terechtgesteld op een wijze
die veel op moorden geleek, doch men
vergete niet dat er voor 't zoover kwam heel
wat gebeurd was. Het is ten allen tijde
gebleken dat het menschdom een groote
mate van elasticiteit bezat, dat men 't jaren
lang, eeuwen zelfs kan knijpen en wringen,
trappen en slaan zonder dat het zich noemens
waardig verzetdoch is eenmaal de maat
vol, dan slaan de kleinen de verzenen tegen
de prikkels en vermoorden de grooten. Dat
mag ijselijk heeten en 't is 't inderdaad ook,
maar 't is toch niet anders. De menschheid,
globaal genomen is zeer wraakzuchtig.
Wat is de derde stand? Niets. Wat moet
ze worden? Alles.
Zietdaar de tekst van de socialisten der
Fransche Revolutie. De derde stand te wiens
behoeve die ontzettende omwenteling op
touw gezet en ten einde gebracht werd is
de thans zoo goed ontwikkelde, rustige
burgerstand. Altijd kind gehouden door slim
en boos opzet gevoelde hij zich eindelijk
te groot voor de kinderschoenen en paste
op eigen gezag nieuwe. Hoe dat geschied
de te onderzoeken, ligt thans niet op
onzen weg.
De maatschappij was nog niet tot bedaren
gekomen en trilde nog van de vreeselijke
schokken door de sociale revolutie haar
toegebracht, of daar kwam de vierde
stand om zijn deel van de algemeene tafel
vragen. De burgerij was er nu bovenop en
had hare rechten bevochten, thans kwamen
de arbeiders ook de hunne vorderen. En
hunne meest welsprekende en ideale woord
voerder kan de vader onzer tegenwoordige
socialisten genoemd worden. Het was Saint-
Simon, die in zijn werk, het nieuwe Christen
dom, menscheniiefde aanbeval om de plaats
in te nemen van wat tot zijn tijd de kerk
geleerd had. Het is buiten twijfel dat
St. Simon een eerlijk man was, doch onge
twijfeld is het ook waar dat zijn formule:
liefde tot den naaste, al evenmin in de
praktijk de ellende der wereld kan te niet
doen als de formules der kerk. Zijn leer is
nader ontvouwd en ontwikkeld door zijn
volgelingen, die slechts dit hebben teweeg
gebracht dat ze het Saint-Si monisme aan
de wereld in een dwaas en afschuwelijk
kleed getoond hebben.
De metst bekenden zijn B a z a r d en
E n f a n t i n. De eerste trachtte te betoogen
dat alle exploitatie van den mensch door
den mensch moest ophouden en om daartoe
te komen wilde hij het erfrecht afschaffen,
zoodat niemand op grond van zijn geboorte
meer zou bezitten dan een ander.
Alle nagelaten vermogen moest aan den
Staat komen, die aan ieder zou uitkeeren
naar bekwaamheid en die bekwaamheid schat
ten naar gel everden arbeid. Bazard is van
hartzeer gestorven over 't mislukken van zijn
werk. Tot dat mislukken heeft zijn mede
arbeider Enfantin 't zijne toegebracht. Enfan-
tin was niets meer dan een dweeper en is
ook als zoodanig gestorven. Doch zijn dweep
zucht was van zeer gevaarlijke soort. Hij
stichtte een z. g. groot Siinonistisch gezin,
waarin hij als hoogepriester fungeerde en
waarin alle goederen, ook vrouwen, gemeen
goed waren. Bazard heeft daar veel verdriet
door gehad en 't gezond verstand van En-
fantin's volgelingen zegepraalde al spoedig
over den toeleg huns voorgangers, zoodat
deze met een luttel hoopje weldra alleen
stond en minder gevaarlijk werd.
Een ander socialist was F o u r r i e r.
Een wonderlijk man, geheel en al fantazie
en vol geloof aan de zegepraal zijner begin
selen. Twaalf jaren lang heeft hij steeds te
vergeefs eiken middag op een door hem aan
geduide plaats gewacht om den menschen-
vriend te ontmoeten, die hem een millioen
wilde leenen, ten einde zijn plannen te ver
wezenlijken. Hij wilde n.l. woonplaatsen
stichten, waarin een paar duizend gezinnen
broederlijk nevens elkaar wonen zou. Van
dergelijke kazernen verwachtte hij wonder
veel voor de samenleving. Booze hartstochten
b. v. zouden daar niet gevonden worden,
als broeders en zusters zou men er samen
wonen en in ieders behoefte zou rijkelijk
voorzien worden. Opheffing van het gezin
dus en vrije liefde. We behoeven hier niet
bij te voegen dat van verwezenlijking dezer
denkbeelden, al heeft men het beproefd,
nimmer sprake was.
Dit verhinderde echter niet dat er na hem
nog vele anderen op ongeveer 't zelfde aan
beeld geslagen en de wereld hunne holle
theoriën opgedrongen hebben. Gemeenschap
van goederen, gelijkheid van plichten en
rechten, van arbeid en genot, staan daarin
op den voorgrond. De nationale grond moet
gemeenschappelijk eigendom zijn. Aldus
Cabet. Proudhon heeft zijn naam vereeuwigd
door een vraag en het antwoord daarop.
In zijn werk schrijft hij//Wat is eigendom
en antwoordt//Eigendom is diefstal Doch
hij heeft meer gedaan dan een leus te geven
aan alle latere socialisten. Hij heeft als lid
der nationale vergadering tijdens de republiek
van '48 een voorstel ter tafel gebracht, waarbij
de Staat aangewezen werd als geldschieter
voor ieder particulier. Het werd met 091
tegen 2 stemmen verworpen wel is waar,
maar men moet Proudhon toch de eer geven
precies te zeggen wat hij wilde.
Op den Staat en op Staatshulp is na hem
steeds het oog der socialisten gericht geweest.
J. HENDRIK VAN BALEN.
14)
(SLOT.)
X.
AUSTRALISCHE NOVELLE VAN
Geen woord werd door James gehoord. Stil, met
bedroefde oogen, keek hij voor zich uit. Eindelijk
stond hij op en zeide
«Blijf bedaard, Adi! ik moet even uit, want ik stik
hier bijna van benauwdheid, vóór het ontbijt kom ik
terug.
Hij zeide dit op zijn vriendlijksten toon, maar kuste
haar niet. Toen Adeline als vernietigd achterbleef,
zag zij hem een oogenblik later voorbijvliegen op het
forsche paard, dat hij altijd bereed, als hij alleen
uitging-
James gevoelde behoefte de frissche lucht langs
zijn gelaat te laten spelen. De bekentenis van zijne
vrouw had hem zeer aangegrepen. Bij hem pleitte
alles voor haar onschuld en hij zou haar alles kunnen
vergeven, maar daar zat een klein duiveltje in zijn
hoofd, dat hem telkens vroeg: of zij de waarheid wel
had gezegd, of zij wel zoo onschuldig was, als zij
beweerde? Toch, ondanks dien twijfel gevoelde James,
dat hij nu niet meer buiten haar kon. Hij had zijn
hart geheel weggeschonken en zonder haar kon hij
niet leven.
Hij behoefde zijn paard niet aan te sporen, het
dartele dier vloog over den weg en haalde zijn hart
op aan groote sprongen en vlugge bewegingen, die
een danser afgunstig zouden gemaakt hebben. James
zag niets of niemand. Hij reed maar door, ter prooi
aan allerlei pijnigende gedachten, zonder te hebben
opgaiet, waarheen hij was gegaan.
Paardengetrappel, of liever de hoefslag van een
paard, wekte hem uit zijne mijmering, en toen hij
zijn opzichter bemerkte, die in galop kwam aanrijden,
bleef hij stilstaan.
De opzichter was hem spoedig genaderd en groette
toen zeide hij
«Ik heb slecht nieuws, mijnheer! Die heer, die
bij u heeft gelogeerd
«Ja, wat is daarmede
«Wij hebben hem gevonden, ginds aan den weg,
vermoord.
»Dood!« riep James ontsteld uit.
«Neen, mijnheer! wij hébben hem in de loods ge
bracht, daar ligt hij stervende, ik kwam u juist ha
len, daar hij u wenscht te spreken.#
James drukte zijn paard de sporen in de zijde en
vloog als een pijl uit den boog over den weg, ge
volgd door den opzichter, die moeite had hem bij te
houden.
Eu ja daar lag hij, de Baron, uitgestrekt op een
veldbed, dat doorweekt was van het bloed. De dok
ter die er bij stond, had hem na veel moeite weer
lot bewustzijn gebracht, maar het leven zou spoedig
ontvloden zijn.
Toen James zich bij hem had nedergezet, wenkte
Frits de anderen heen te gaan. James getroffen door
het vreeslijk lot, dat dien man trof, vergat allen wrok
en stak hem de hand toe.
«Neen#, zeide de baron, «ik ben niet waard de
hand van een eerlijk man te drukken. Ik ben een schurk
«Wees bedaard,zeide James, zich over hem
buigendeik weet alles, Adeline heeft mij alles
bekend.
«Gelukkig», mompelde de ongelukkige «dan be
hoef ik het niet te doen, maar je weet nog niet
alles, JatnesIk had geld noodig, want binnen zes
maanden was al, wat ik van je had gehad, met dal
van Adi er nog bij, verkwist. Adi verbood mij geld
aan je te vragen en dreigde met bekendmaking. Toen
verzon ik iets om er toch aan te komen,' want ik
had haar gezworen niets aan je te vragen. Ik ging
naar de gebroeders Kelly en sloeg hun voor eene
mooie som te verdienen en zij namen aan om Adeline
op te lichten en haar voor 5000 pond losgeld weder
vrij te laten, maar daarvan zou ik 2000 pond beko
men. Zij hielden woord, en ik gaf hun 3000 pond,
terwijl ik de anderen 2000 hield. Maar ik had ver
geten, hen te doen beloven mij ongemoeid te laten
gaan, en toen ik gisterenavond vertrok was het de
vrees voor lien, die mij daartoe aandreef. Ook vreesde
ik eene bekentenis van Adi, die mij in het verderf
zou storten. Daarom vertrok ik om den trein nog te
halen naar Melbourne, maar halverwege werd ik aan
gevallen door de lieden van Kelly. Zij bespotten mij,
en toen ik mij verweerde, werd ik op verschillende
plaatsen gewond. Ik heb een paar revolverschoten
in mijne zijde ontvangen en die zijn goed aange
komen.
Hij zweeg en bleef een geruimen tijd naar adem
snakkend liggen. Later zeide hij plotseling
«Wat heb je Adi gezegd? Gij zult haar toch niet
de deur wijzen, is 't wel Die arme meid, zij heeft
zich altijd goed gedragen, zij kon niet weg en
zij is zoo deugdzaam als de beste vrouw durft den
ken. Jaag haar niet weg, want alles is mijne
schuld
Hij liet het hoofd op de borst zakken en kreunde
van pijn. Hij leed vreeslijk, maar poogde nog zich er
tegen te verzetten.
»'t Is nietszeide hij eenige oogenblikken later,
toen hij zag dat James medelijden met hem had, «ik
zal er gauw uit zijn.
Van dat oogenblik was hij buiten kennis en zoo
stierf hij twee uren later.
Nadat James de noodige aanwijzingen had gegeven,
reed hij naar huis.
Hij vond Adeline met het ontbijt op hem wach
tende en zette zich naast haar neer. Toen greep hij
hare handen en keek haar in de oogen.
«Je denkt er immers niet meer aan om heen te
gaan, Adi vroeg hij.
Zij zette groote oogen op.
«Ik kan je niet missen, Adi! Voor God en de
wereld ben je mijne vrouw geworden, en ik zie geen
reden om te scheiden, tenzij je niet van mij houdt.
In je vroegere levenswijs is veel, dat verschoonend
voor je spreekt. Wat raakt mij die geschiedenis. Je
bent geen eerloozc vrouw, en als ik je nog huwen
moest, deed ik het nog. Ik ben zoo gelukkig als ik
nooit geweest ben, en ik wil je niet missen.
Hij had haar tot zich getrokken en kuste haar
ondanks haar tegenstreven.
«Denk er om, James! dat het je misschien later
zal berouwen.»
«Nooit!» zeide hij, haar nader tot zich trekkende,
of houdt ge niet van mij, Adi?»
«Zeg dat niet James, mijn lieveling! ik heb je im
mers bekend, dat
«Ja, je hebt het laten raden; en nu, laten wij er
niet meer over praten, liet verleden is vergeten, laten
wij alleen leven voor de toekomst en bekommer je
niet om Frits, want 'tis beter dat ik het je zeg,