K:., 115. Woensdag 1 November. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Ileusden. Uit den gulden jonglingstijd. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG A b o n n e in e n t s p r ij s per 3 maanden ^erhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A D V E R T E N TIE Nr waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij t«;zerding gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. ROMANTISCHE HERINNERING E. SCHNELLENBACH. De bladeren van mijn gedenkboek uit die dagen zijn herfstgeel, ja bijna wintergrauw, zoo als .ik zelf ben. En toch stijgt er een lentelucht uit op zoo ro- zengeurig, zoo bloemrijk, dat het geen wonder mag genoemd worden, als het oude hart weder levenslus tig slaat, ja zoo levendig, dat ik mij naar het ven sterraam moet begeven om te zien of het werkelijk lente geworden is, of dc boomen reeds weder in groenen dos getooid zijn en of de kamperfoelie en de sering aan het botten zijn en dc vlierboom nog niet bloeit. Arm hart! Neen gij doolt niet meer rond in den lusttuin van vroeger dagenDaar buiten vertoont zich voor uw oogen een breede, lange eentonige straat, en buiten het venster lonkt u geen schoon oogenpaar tegen, zooals vroeger, van over de lage haag, die telkens al nader- en naderbij kwamen. Ik weet het nog goed o, zoo goed en ik zit dan ook weldra tusschen de goud-gele bladeren weder bij baarEn als ik u thans daaruit iets wil vertellen, gebeurt dit alleen omdat ik anderen ook een genoeglijk uurtje wil schenken en wellicht daardoor hun oude herinnering opwekken die door de levenslasten gedrukt, begraven schijnen te zijn. Gedurende eenige jaren is door dien tuin, die aan een ouden hovenier Bonché genaamd, behoorde, een straat gelegd, terwijl andere kruis- en dwarsstraten er op uilloopen. Het gaat dan ook wonder-in de groote wereld toe en wel waar is het wat de dichter zegt: Wien God een gunste wil bewijzen, Die zendt hij op dit aardsch tooneel. En zij en ik wij werden ook die groote wereld ingezonden zij het eerst en daar vond zij mij daarop ik en vond haar weder haar, wel een oprechte, wézenlijke gunst van God en dat wel op die plaats, waar nu de straten zijn gelegd, die zulke schoone namen dragen! Ja zoo is het. In dien tuin, die begrensd werd door nog ande ren, die aan alle zijden belommerd was door sierlijk geboomte waar zich kleine, half verborgen pri eeltjes in bevonden wier eigenaars dagelijks kost- winnende menschen waren en des avonds nog even verwijderd stonden van alle stadsgewoel in dien tuin was het waarlijk romantisch om te ver toeven Ik was de eerste op het gymnasium in mijn ge boorteplaats. Bevond er zich nu en dan een troep tooneelspelers in, dan kwam dadelijk Jaequeur, de kapper van het tooneel bij mij en verzocht mij steeds des Zondags bij mevrouw de directrice te komen ontbijten. Haar voornaamste bedoeling daarmede, als ook die van haar echtgenoot, was niets anders, dan door mijn aanbeveling een menigte plaatsbrieljes ge plaatst te krijgen bij mijn medestudenten. Zoo kwam dan ook de oude Franschman op zeke ren dag bij mij met een dergelijke uitnoodiging. Ik vond er een lieftallige familie, bestaande uit vader, moeder en twee dochters, vijftien en zestien jaar oud. Zij hadden reeds vele reizen door Duitschland ge maakt en voerden kleine stukken op, alsmede too- neelcn uit grootere. Dc jongste der zusters was spoedig de lieveling van het publiek zij was dan ook de begaafdste en speelde het natuurlijkste. Ik zal haar Walta noemen en wel met het volste recht, want zoo als zij in den omgang met haar vrienden en be kenden was, zoo vertoonde zij zich ook op het tooneel. In den beginne sprak zij mij steeds aan als «mijn heer de dokter,even als haar ouders het deden maar dat verbood ik haar. «Dan moet gij mij ook eenvoudig Walta noemen, antwoordde zij. En daarbij bleef het. Toen zij vertrokken zij hadden eigen rijtuig deed ik hen uitgeleide tot aan het blauwe kruis. Daar staan drie kruizen aan den straatweg in de na bijheid van een lommerrijk, door beekjes doorsneden dal, dat zich ver uitstrekt en vele bekoorlijke rust plaatsen aanbiedt. Daar rustten wij een uur uit. Walta en ik drongen dieper het dal binnen. Boven ons ruischten de toppen der boomen, als wilden zij beletten, dat iemand ons zacht gekeuvel zou kunnen afluisteren «Zal ik u wederzien, Walta?» vraagde ik. Schreiende fluisterde zij mij toe: «Hoe gaarne zou ik bij u willen blijven maar ik moet weg en als wij hier weder terug komen, zijt gij reeds lang vertrokken dc wereld is zoo groot maar zult gij dan toch aan mij blijven denken?» Wij zetten ons bij het beekje neder ik schepte met een beker er water uit en liet het dropsgewijze er weder uit voor onze voeten neerzijgen. Toen nam Walta den beker, vulde dien, dronk er zwijgend uit en reikte mij hem daarna toe. Zwijgende, hand in hand, wandelden wij toen weder naar haar ouders. Spoedig daarna rolde liet rijtuig met hen weg en ik keerde naar huis terug. Toen liet herfst was geworden vertrok ik naar Berlijn. Toen ik die stad binnentrad, was het eerst wat mij verwonderde, dat men mij bij mijn voornaam noemde een goed begin, dacht ik, al had hij die het uitgesproken had, het zonder doel gedaan. Den daarop volgenden zomer woonde ik buiten, in een tuin, waar zich een boschje van jasmijn in bevond toen ik, langs de bloembedden wandelende, weder mijn naain hoorde noemen 't was achter de haag van den naastbij gelegen tuin eerst duidelijk, daarop zachter nog eenmaal hoorde ik de stem ik stond reeds op de plaats van waar zij kwam en deze keer was de roepstem welgemeend de roeper was een roepster zij was Walta mijn Walta. Met cén sprong over de lage heg was ik bij haar, omarmde haar en drukte haar mijn eerste kus op de lippen. Zij weerde mij niet af, neen, met een hoog blozend gelaat rustte zij in mijne armen, als wilde zij mij nu niet meer laten vertrekken. Nu beschouwde ik Walta eerst recht goed. Was dat het kleine meisje van vroeger het weenende meisje bij het blauwe kruis? Als een pas ontsloten bloemknop, vel heerlijken gloed stond zij nu voor mij. En ik omhelsde haar nogmaals en nogmaals en zij liet met een welgevallig lachje oin haar mond, mij aan mijn gevoel lucht geven. Sedert drie dagen was zij in Berlijn en had een dag geleden naar mijn wwonpiaats aan de hoogeschool onderzocht; ook gisteren was zij in den naburigen tuin geweest om een bloemruiker te koopen, doch had mij niet te zien gekregen, hoe lang zij ook op mij gewacht en over de omheining geloerd had. Eerst heden ja ieder woord dat zij sprak was onnoodig alles was goed. (Wordt vervolgd.) Het is opmerkelijk hoe dikwijls de daden der menschen beoordeeld worden, niet naar de motieven die tot de daden hebben aangezet, maar naar de gevolgeu, die zij hebben gehad. Degene die eenmaal zeide: »hij die slaagt, heefi, gelijk,gaf een bewijs van groote menschenkeunis. Met het bovenstaande bodoelen wij natuurlijk, dat de groote massa zoo oordeelt. Het is zeker waar, dat er altijd nog velen zijn, die daden beoordeelen naar den wezentlijken maatstaf, die do beweegre denen laten gelden eu die zich niet door een schit terend succes latou verleiden om te prijzen, wat verre van prijzenswaardig is. Maar het getal dezer velen is onberekenbaar kleiu, vergeleken bij het aantal van hen, die alleen zien, wat voor oogen is, die alleen een oordeel uitspreken, gegrond op den uiterlijken schijn, en dat oordeel afhankelijk maken van de min of meer gunstige resultaten. Bokeud is het woord, dat Piet Hein sprak, toen hij in het Vaderland terugkeerde, nadat hij een ont zaggelijken buit had behaald en met de schatten der zilvervloot beladen de haven binnen kwam. Kijk dat volk nu joelen en razenzeide hij, »nu ik goud en zilver heb medegebracht, dat wij zonder moeite hebben verworven en dat ons geen enkel man heeft gekost. Eu toen wij terugkeerden, na in de Amerikaansche zeeën eene groote overwin ning te hebben bevochten, toen wij met gevaar van ons leven de wallen van Bahia hadden beklommen, toen sloeg het nauwelijks acht op ons, toen wist het niet eeus wanneer wij teruggekeerd waren. Do kapper-Oranjeman, die in de troebele tijden van 1787 de intocht der Patriotten door de Stad houderspoort in den Haag zou beletten, slaagde niet, werd door het volk met hoon en spot over laden en tot eeuwigdurende gevangenis veroordeeld. Wanneer hij geslaagd waro, zou zijn naam bij de namen der helden worden genoemd; maar hij han delde voor ziju roem te vroeg. Napoleon na den midukten aanval op Straats burg, was een staatsmisdadiger, en de gevangenis was zijn loon. Verreweg het grootste gedeelte van Frankrijk verheugde zich in zijn ongeluk, »bij was voor goed onschadelijkzoo zei men. Napoleon na den coup d'état, Keizer van Frank rijk, werd door zijne onderdanen de ridder van het Rijk genoemd, en toch waren, èa de aanval op Straatsburg, èn de coup d'état even verfoeilijke daden, maar de eerste mislukte en de tweede slaagde, de eerste stempelde hem tot misdadiger, de tweede tot oen groot man. Zóó waar is het dat de groote massa slechts naar den uitslag rekent, juist contrarie met de woorden, waarmede Tollens zijne Overwintering op Nova Zembla« besloot: »Eu rekent, do uitslag niet, Maar telt het doel alleen Een keurige bloemlozing van het beoordeelen der feiten naar den uitslag, gaf ons dezer dagen de Wcener Figaro. Dit blad stelde namelijk eenigo oordeelvellingen naast elkander, die in verschillende bladen voorkwamen en die allen betrekking hebben op den oorlog iu Egypte. Eerst geeft het blad er eenige uit de dagen vóór dat Sir Garnet Wolsely Arabi Pacha bij Tell-el-Kobir had verslagen. »De mauier van oorlog voeren van Sir Garnet is op zijn minst genomen zeer zonderling In plaats stoutmoedig voort te trekken, wacht hij steeds versterkingen afHij is een echte Fa- bius Cunitator (draler) die generaal Wolseley een zonderlinge veldheer, die weken lang voor een molshoop ligtArabi-Pacha heeft, door zijn krijgskunst Tell-el-Kebir in een tweede Plewua ver- auderd Zelfs in geval van eene nederlaag be hoeft Arabi-Pacha slechts de sluizen van den Nijl te openen om de Eugelschen met man en muis te verdrinken Eéue zaak staat vast, namelijk dat de wijze van oorlogvoeren der Engelschen beneden alle kritiek is Eu nu dezelfde bladen na den nederlaag bij Tell-el-Kebir. Wat wij vooruit gezegd hebben, is gebeurd de ellendige horden van Arabi konden geen ernstigen tegenstand bieden aan het goed gedisciplineerde leger van Wolseley... De overwinning van Wol seley verduistert de groote oorlogsdaden van Bona- parto en Von Moltke Hot plan en do taktiek van Wolseley zullen voor alle eeuwen een voorbeeld van voortreffelijke opvatting en nauwkeurige uit voering blijven Wolseley is schitterend gerecht vaardigd tegenover de snijdende kritiek en de sombere voorspellingen, waarmede de onwetendste couranteuschrijvers hem bejegenden Wij ont houden ons van alle verdere kritiek van de oorlogs kunst der Engelschen, want zij is boven alle kritiek verheven Een verbazende omkeer in de publieke opinie en dat in zoo weinig weken. En toch is zoo iets zeer gewoon. Wie daarvan nog een staaltje wil lezen, neme de Fransche »Moniteur« ter hand van do eerste drie weken van Maart 1815. Napoleon was van Elba teruggekomen. »l)e bloedhond Bonaparte is te Cannes geland.»De menschenslachter is te aangekomen.»De Corsikaan isteLyon.« «Gene raal Bonaparte heeft te... zijn intocht gehouden en eindelijk»De Keizer is te Parijs, leve de Keizer. Dit laatste voorbeeld van wisseling van opinie zal natuurlijk wel grooteudeels door de vrees ziju ingegeven en dus gemakkelijker te verklaren zijn. En hetgeen wij op hot woreldtooneel zien gebeuren, heeft op kleiner schaal ook in onze omgeving plaats. In de meeste govallen doet het succès de balans overhellen en naar mate wij beter of minder goed slagen, naar mate do fortuin ons mee- of tegenloopt, in diezelfde mate mogen wij ons verheugen iu de volle gunst. In de eerste plaats is het niet altijd de vraag, hoe het succès verkregen is, maar het feit van het verkrijgen geeft den doorslag en de gevolgen bepalen de mate onzer waardeeriug, Wij zien het weer in een paar sterk sprekende voorbeelden van geheel nieuwen datum. DeEngelscheu in Egypte hebben voel succès gehad op hunne krijgs verrichtingen en het wordt iu hooge mate gewaar deerd ook. Een geheel laud in eon oogwenk als het ware te onderwerpen, een opstand te dempen, waar aan de afstand kolossale afmetingen had gegeven, maar die evenwel ook werkelijk een zeer dreigend karakter had aaugenomen, zoo iets dwingt eerbied af. Eu nu moge het waar zijn, dat de Engelschen in dagbladen eu andere geschrifteu niet weinig overdrijven, dat zij de overwinning over ongedisci plineerde, ontmoedigde troepen uitbazuinen als gold het eene overwinning van een Napoleon bij Water loo of Quatre-bras, toch is het ook waar, dat het een overdrijving is in goede richting. Afgezien van de motieven, die geleid hebben tot den tocht naar Egypte, en of die wol don toets der zedelijk heid kunnen weerstaan; toen zij er eenmaal waren, hebben soldaten en officieren hun plicht gedaan, en het pleit voor een volk, als zij die verdienste heb ben, ook werkelijk verdienstelijk worden geschat. Anders is het mot onze troepen in Atjeh; ook die hebben hun plicht gedaan en in veel ongunsti ger omstandigheden, kleiner in getal en tegenover eene bevolkiug, die niet ontmoedigd was, jaren lang den strijd volgehouden en ook succès behaald, maar zij hebben dat succes grootendoels weer zien ver nietigen door een ontijdig civiel bestuur. Waar is hier de geestdrift voor de mannen, aan wie den goeden uitslag te danken is, waar ziju hier de luide stemmen die bewondering en erkenning vragen voor waarachtige verdiensten, waar is hier de Regeering die hare strijders de hoogste eere waardig keurt, zooals Engeland die bewijst aan Wolseley en Sey mour? Niets dat er in de verte naar gelijkt. In tegendeel, kleinzielige aanvallen over onderge schikte zaken; eu toen wij dezer dagen eene schitte rende rehabilitatie verwachtten van den vorigen militairen bevelhebber op de Noordkust van Sumatra, dan gaat de Kamer op recès, want, de Minister van Koloniën heeft twee of drie briovcn gevonden van het jaar 1880, gevondeu in het archief van Kotta-Radja. Nu moet er natuurlijk een nieuw commissoriaal onderzoek plaats hebben. Waarlijk dan liever een weinig overdrijving in de beoordeeliug van hot succès, dan dat moedige lieden, die voor de eer van het land hebben gewaakt en gestreden over het hoofd worden gezien en gegriefd, door lauwheid of onverschilligheid. VAN 1)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1