,No. 122. Zaterdag 25 November. 1882. FEUILLETON. Een halve eeuw geleden. Uitgever: L. J. VEERMAN. Ilousden. JE H VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG A b o n n e ui e n t s p r ij s per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- -6 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Advertentiën 1 Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Grootc letters naar plaatsruimte. 10 uur. Ingezonden In 1815 hebben de hoofdmogendheden van Europa, te Weenen in congres verec- nigd, een groote fout begaan. We bedoe len daarmee niet dat overigens al hun ge- knip en gescharrel met de kaart van ons werelddeel volmaakt was, maar voor zoo ver 't ons Nederlanders aangaat, hebben ze op doordrijven van Engeland vooral een grooten staatkundigen bok geschoten, die ons zeer veel moeite en kosten veroorzaakt heeft. Ze stelden n.l. vast dat ten noorden van het woelzieke Frankrijk een staat zou ver rijzen, waarop Europa zou kunnen bouwen ingeval dit rijk de Napoleontische politiek mocht willen voortzetten. Men behoefde daartoe slechts de zuidelijke Nederlanden, vroeger Oostenrijksche en nog vroeger Spaan- sche geheeten met de noordelijke tot één staat saam te smelten en de voormuur was gereed. Grover verkrachting van het volkenrecht was, hier althans, nog niet gezien. De Belgen bleven geheel buiten alle be spreking gesloten. Men handelde met hun land alsof het door oninondigen bewoond werd en schoof het eenvoudig naar het noor den. Doch ook wij hadden daar niets tegen in te brengen. Misschien hadden we 't wel gelaten ook te dien dage, maar gevraagd werd het ons niet. De Souvercine Vorst, later Koning Willem I, gaf zijn toestem ming en daarmee uit. Zoo werd het konink rijk der Nederlanden geboren. Er zou in kans bestaan op een vereeniging met België dan in het jaar 1815. Een deel van dit land n.l. toont bij wijlen groote sympathie voor Holland, voor zijn taal, zijn kunst, zijn vrijheid in 't godsdienstige. Maar in genoemd onze dagen meer gegronde jaar was het daar ver af. En juist de domme macht waarmee 't Wcener congres te werk ging om van dit en ons land één natie te maken, zweepte de Belgen tegen ons op en dreef hen naar de zijde van Frankrijk, waar men hen liever niet zag. Naar histo rische rechten werd niet gevraagd. België, een paar eeuwen niet veel meer dan wingewest, eerst van Spanje, daarna van Oostenrijk, België aan Nederland ver binden, moest groote bezwaren opleveren en niets anders dan teleurstelling baren. Het huwelijk is 15 jaren in stand ge bleven, maar de huiselijke oneenigheden waren legio. De bruid aan Nederland gege ven en tegen haar wil naar 't altaar ge sleept, heeft met hand en tand zich tegen haar opgedrongen echtgenoot verzet, tot dat 't eindje den last droeg en de vereeniging ontbonden verklaard werd. We gaan de geschiedenis dier jaren stil zwijgend voorbij. Het vuurtje van verdeeld heid nam gedurende die jaren steeds grootere proportiën aan. De Belgen hadden grieven, waarvan vele icchtmatig waren en andere niet meer dan steenen die voor den voet opgeraapt waren om er mee naar 't ver- wenschte Holland te smijten, totdat einde lijk op 20 Aug. 1830 de bom losbarstte. Men weet dat 't sein daartoe door Frankrijk gegeven werd. Weg met de tirannen, was de leuze van '30. Dit jaar zette de kroon op der Bel gen tegenstand zoowel in als buiten de Kamer. Onverwacht kwam die oplossing niet, al had een Minister des Konings kort te voren met het leukste gezicht van de we reld in de Kamer verklaard, dat de afge- loopen zitting der Kamer bekroond was geworden door de gelukkigste overeenstem ming tusschen Volk en Vorst! Die man moet opzettelijk gelogen hebben of steke blind zijn geweest, want aan hartige taal onder de uitverkorenen des volks haperde het toen nimmer. Er was een hoop brand stof aanwezig en ze wachtte slechts op de hand die haar zou aansteken. Die hand was Brussel. Schijnbaar deed het zich op 's Konings ver jaardag in feestelijke stemming voor, maar eer de dag om was, was elke feestelijke uiting verdwenen en had plaats gemaakt voor de bij dergelijke gelegenheden gebruikelijke formaliteiten glazen inwerpen, huizen ver nielen, brand stichten enz. bij bekende, aan den Koning verplichte personen. De vlam sloeg al spoedig over tot het gansche land en ze bleek niet te blusschen. Althans niet door den Koning, die aan de eene zij België niet gaarne prijs gaf, doch aan de andere zij het eenig overgebleven middel om het terug te krijgen, niet dorst aanvatten. Na eenig militair vertoon kwam de zaak in handen der diplomatie en ze werd ten slotte voor den Koning zóó hachelijk dat hij, en nu in ernst, tot de wapenen de toevlucht nam. De vrucht daarvan is de tiendaagsche //ruzie'' gelijk Cremer ze noemde. De komst van een Eransch leger stuitte de Nederlanders op hunnen tocht. Toen later de Koning volhardde in zijn weigering om België onaf hankelijk te verklaren, betraden de Eranschen nogmaals Belgisch grondgebied, n.l. om de Hollanders uit de Citadel van Antwerpen te verdrijven. Ziedaar ons gekomen tot het heldenfeit, het laatste in onze historie, 't welk we binnen enkele dagen kunnen gedenken. Op 30 Nov. '32 eischte maarschalk Gerard de Citadel op, maar generaal Chassé, een grijsaard, maar nog vol jeugdig vuur voor Koning en Vader land besloot dit laatste bolwerk van ons gezag in 't muitende land zoolang mogelijk te bewaren. De Citadel lag op den linker oever der Schelde en was indertijd door Alva gebouwd om Antwerpen te beheerschen. Parma heeft ze in een vijfhoek herbouwd waarvan de bolwerken de namen droegen van Fernando, Toledo, Hertog, Alva en Paciotto (den ontwerper). Voor eenige jaren is ze door de Belgen opgeruimd. Op 4 December begon het bombardement uit 14 batterijen. Binnen enkele dagen waren alle gebouwen plat geschoten en moest de manschap zich slechts in de gangen dei- wallen bewegen. Toch hielden ze vol moed en zonder morren stand. Al wat Gerard van de belegeringskunst verstond, wendde hij aan, doch te vergeefs. De Citadel scheen onneembaar, tenzij men haar uithongerde. De Franschman werd het al spoedig moe, maar Koning Leopold en de Engelsche af gevaardigde wilden van geen opgeven weten. En ofschoon 't den Eranschen niet bijster aanstond, aldus door vreemdelingen, die zelf geen hand uitstaken, gecommandeerd te wórden, hielden ze vol en beschoten do Citadel met voor die dagen, ongehoord groot geschut. De uitwerking daarvan was nood lottig voor de dappere krijgers. Hun maga zijnen van levensmiddelen werden vernield, gelijk mede de drinkputten. Ten laatste, toen er van de Citadel slechts puinhoopen overgebleven waren, toonde de dappere Chassé zich geneigd tot onderhandelen. De eisch luiddeontruiming ook van nog een paar forten op Belgisch gebied of krijgs gevangenschap. Bn daar Chassé over die forten niet gebood en zijn vorst ongeneigd was ze over te geven, schoot er niets anders over dan zich op zijn ouden dag gevangen te geven. De Franschen hadden geen woorden genoeg van lof over de dappere houding van Chassé en zijn mannen en 't is dan ook bekend dat ze 't hun gevangenen zoo aan genaam mogelijk maakten. Daarmee was echter de oorlogstoestand nog geenszins geëindigd. De Koning bleef hardnekkig weigeren den toestand te erkennen 2) Zij vroeg hem eindelijk schuchter naar zijn vaderland. »0, mijn vaderland is schoon, zeer schoon,sprak hij vol geestdrift; «ruime, groote, onafzienbare step pen noem ik de mijne en groot is het aantal mijner lijfeigenen. Te midden van deze reusachtige vlakten ligt mijn kasteel, een groot wit gebouw, hetwelk mijne hand met Oostersche weelde heeft opgetooid. En toch ontbreekt er het allerschoonste sieraad aan een gebiedster «Ik huiver van deze onafzienbare steppen,» hernam Vera zachtkens; «ik houd van schoone, bloeiende velden met gloorende heuvels. Zoo heeft ook zelfs Zwitserland geen bekoring voor mij, want zijne berg reuzen overweldigen mij zij zijn voor mijn armen geest te indrukwekkend. «Gij zoudt mijne steppen schoon vinden, gravin, antwoordde Vorst Voinesco, «en mijn slot zou u in verrukking brengen. Talrijke dienaars en slaven zou den er op de minste uwer wenschen letten, om die dadelijk zonder het minste gedruisch ten uitvoer te brengengij zoudt er omringd zijn door pracht en rijkdomkostbare stoffen en pelterijen, juweelen, goud en zilver, zoudt ge uw eigendom noemendoch, wat zeg ik!Vergeef de wartaal van den droo- mer, gravin.» «Wat moet ik vergeven! Gij waart sprookje te verhalen, dat veel beloofde.» «Een sprookje hernam hij met gloeiendeu blik; «een sprookje, meent ge dat, gravin? Één wenk,één woord van u, en het sprookje wordt werkelijkheid!» Zij ontstelde van zijn blik tot in het diepst barer ziel. «Ik ben geen toovénares,sprak zij koel. «En toch zijt gij lietantwoordde de Circassiër, «al weet gij het misschien zelf niet. Ik heb nooit eene schoonere dame gezien dan gij zijt Over Vera's marmerblank voorhoofd vloog iets dat een wolkje van misnoegen geleek. «Gij schijnt met de gebruiken van onze salons nog niet bekend te zijn, Vorst,sprak zij fier, «anders zoudt ge moeten weten dat men eene dame zulke grove vleierijen niet 7.eggen mag. Hij zag haar verwonderd aan. «Inderdaad,zeide hij, «dat wist ik niet! En waarom zou ik u niet zeggen wat uw spiegel u elk oogenblik bezig een zegt De beleefdheid schrijft zonderlinge bepalingen voor. Vera glimlachte tegen wil en dank de zoon der kale steppen van Circassië kon dan ook de vormen der samenleving mocielijk begrijpen en zeide dus ronduit wat hij dacht. «Zijt gij beleedigd, gravin?» vroeg hij zacht«ver geef het mij dan, want ik zou mij voor alles ter wereld niet uwe ongenade op den hals willen halen. «Ik spreek u vrijriep Vera met een vroolijk lachje. «O, dank, duizendmaal dank!» sprak de Vorst met nadruk en voegde er-bij: «Gravin Vera, ik zou u wel een sprookje willen vertellen niet waarsprookjes kun nen niet kwetsen «Zeker niet maar waarom plotseling een sprookje?» vroeg Vera verbaasd. «Omdat omdat mijne geschiedenis, in de werke lijkheid, in het tegenwoordige overgebracht, licht in een of ander opzicht aanstoot kon gevenIk ken de gebruiken der étiquette niet genoeg, om te kunnen beoordcelen in hoeverre datgene, wat mijn hart mij dwingt uit te spreken, u zou kunnen krenken. Der halve: mag ik mijn «sprookje» vertellen «Ik ben in gespannen verwachting om het te hooren,» sprak Vera lachend, want wat kon de Circassiër te zeg gen hebben aan haar, die hij nauwelijks een half uur lang kende? Hij geleide haar in een nis, gevormd door tropische planten en schoof haar een fauteuil tóe. Hij zelf leunde tegen den stam van een -grooten palmboom eu kruiste de armen over de borst. «Ik wil mijn sprookje beginnen, gravin Vera, zooals ieder sprookje beginnen moetEr was eens een rijk, aanzienlijk man, die in eene onherbergzame streek van een reusachtig rijk groote landerijen bezat en over veel te gebieden hadeen arme rijke manRijk, omdat hij veel van de fabelachtige schatten uit het Oosten bezat en diamanten de zijne noemde, waarvoor zelfs de Kei zerin aller Russen zich niet had behoeven te schamen arm, omdat hij alles alleen bezat, omdat hij in de wijde wereld nog geene vrouw gevonden had, die alles met hem deelcn kon. Daar kwam bij eens in een groote stad en werd door een zijner vrienden naar een tooverachtig hal medegenomen, hetwelk door een aanzienlijk man van die stad werd gegeven. Hij presenteerde zich aan den heer en de dame des huizes, zonder te weten dat zij dochters bezaten, hij had er zich ook niet om bekom merd, want wat ging het hem aan? Tegen een zuil geleund, overzag hij het bonte gewoel en bedacht dat al die menschen toch niets dan draadpoppen waren, in beweging gebracht, van binnen echter hol en ledig. Daar zweefde door het gewoel plotseling eene poëtische, schitterende verschijning, eene fee met gouden haren, blank en teeder, met den zoeten, onschuldigen blik van een kind. De rozenroode mond lachte zilver- rein en dit lachen drong den armen, rijken, een zamen man diep in 't hart en de stralende kinderblik der blonde fee vervulde zijne ziel met nooit gekende gevoelens. Gravin Vera,- gelooft gij dat de fee den vreemden man naar zijne eenzame steppen volgen zou, om hem een vaderland te geven in haar hart? Of zou de schitterende ster hem slechts daarom toegelachen hebben, om weder te verdwijnen en hem in zijne een zame duisternis terug te stooten? Gravin Vera, het staat aan u, mijn sprookje een slot te geven!» Vera waagde het nauwelijks de oogen op te slaan; zij voelde zijn blik op zich rusten en wist dat deze blik met doodsangst aan hare lippen hing. Zij had zijn sprookjemaar al te goed begrepen, en een fijn instinct zeide haar, dat uit ieder woord de waarheid sprak, dat de Circassische Vorst haar beminde. Zij haalde diep en zwaar adem. »Vcra,« sprak Voinesco zacht, «Vera, hebt gij nooit van eene liefde hij den eersten oogopslag gehoord Vera mag ik aan het lichten van die ster geloo- ven, of moet ik Warschau verlaten met de overtuiging dat het slechts een dwaallicht geweest is?» Zij sloeg de blauwe kinderoogen tot hem op zij waren vochtig. «Ik ken u volstrekt niet,sprak zij bevend; «ik weet niet of ik u gelooven kan en wie staat er mij borg voor dat de toekomst mij geen storm en hagel brengt «Ik sta u daarvoor borg!» antwoordde hij fier, «ik, Vorst Grigor Voinesco! Vera, ik zou u op de handen dragen ik zou eiken doorn van u verwijderen, die u op uw levenspad dreigde te verwonden ik zou u tooien als eene keizerin en heel de wereld zou u benijden. Wij zouden naar ['etersburg gaan aan het hof, en wee hem die voor de Vorstin Voinesco den rug niet kromde!» (Wordt vervolgd.) c?

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1