1883.
Heil en Zegen.
FEUILLETON.
Seringe-takken.
UitffcverL. .1. VEETIM AN neusden.
VOOR
BMUOUIVBr
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
A b o n n e m e 111 s p r ij s per 3 maanden f
verhooging.
en ZATERDAG.
1.Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 10 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette» naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Eerste dag van het Nieuwejaar, we bren
gen 11 onze hulde. Het oude jaar, met
zijn lief en zijn leed, zijn droeve en blijde
dagen, zijn zonneschijn en regenvlagen heb
ben wc doorleefd en wij zijn dankbaar u
te kunnen begroeten. Dankbaar, want we
hebben zooveel nog te doen. Het oude
jaar heeft onze beloften vernomen, maar
mocht de vervulling daarvan niet beleven
het heeft ons plannen zien maken, maar
van de uitvoering is niets gekomenhet
heeft, ons schulden zien maken tegenover onze
medeinenschen, die nog niet afgedaan zijn
het oude jaar is te vroeg heengegaan om
ons van de beste zijde te leeren kennen
helaas 't was zoo kort, zoo ontzettend
kort, 't was voorbij eer we er aan dachten
en nu begroeten we u, eerste dag van 1883
met tie hoop in 't hart, dat 't onafgedane
zal ten einde komen, terwijl ge bij ons
zijt, dat we eindelijk eens zullen leeren
rekenen op de snelheid van uw vaart op
dat we weer niet, wanneer uw avond ge
daald is, met beschaamde aangezichten den
berg tekortkomingen staan aan te gapen
opdat we eindelijk eens zullen leeren woe
keren met de spanne tijds ons gegeven en
het leeren verstaan wat het zegtden tijd
uit te koopen.
Eerste dag van het nieuwe jaar, we zijn
blijde dat ge tot ons komt. Voor velen
was het oude jaar niet wat we bij den
aanvang zoo welgemeend wenschtcn. O, hoe
blijde zijn ze dat ge met uw vriendelijk aan
gezicht de droombeelden van den oudejaars
avond komt verdrijven, beelden van hen,
die niet op het einde konden wachten en
heengingen terwijl de liefhebbende over-
blijvenden oordeelden, dat 't nog veel te
vroeg was. Al zijn er daarom onder ons,
die met een traan in 't oog of met tranen
in 't hart u het welkom toestamelen, toon
gij desniettemin een bemoedigend aange
zicht en verdrijf de wolken van ons voor
hoofd. Het nieuwe jaar vindo ons welge
moed en hoopvol, krachtig en sterk en be
zield met den wil om goed te zijn en
goed te doen.
Daarom welkom, nieuwjaarsdag, uw in
tocht is ons een vreugdefeest.
Die eerste Januaridag bezit een t.oover-
macht, waaraan niemand, zelfs niet de
koelste en flegmatiekste, zicli onttrekken
kan. 't Zij ge jong zijt en in 's levens lente
rondhuppelt van bloem tot bloem, zorge
loos en vol vreugde, 't zij uwe haren be
ginnen te grijzen of zelfs al uit te vallen,
't zij ge een huisgezin hebt of alleen, zon
der maag of vriend, door 't leven reist,
't zij ge rijk zijt of arm de le Januari
brengt u in een bijzondere stemming, een
stemming, die u goed doet en verkwikt.
De nevelen, die uwen horizon verduisteren
schijnen dan minder zwart dan op andere
dagen de zon, zoo ze schijnt, blikt vrien
delijker op u neer de lucht komt u hel
derder voorals 't weer slecht, bepaald
slecht is, gevoelt ge u opgewekt tot 't plei
ten van verzachtende omstandighedende
mcnschen schijnen u nader te staan dan een
dag vroeger ge hebt, voor dien dag althans,
vrede met hunne eigenaardige gebreken,
ge ziet zelfs veel door de vingers, in 't kort,
ge hebt zonder 't te weten uw besten bril
opgezet en de wereld komt u pleizieriger of
minder onpleizierig voor, dan op andere,
gewone dagen van 'tjaar.
Dat is een der eerste zegeningen van
't nieuwe jaar. Vraag het maar aan dien
vader, die van dien zegen partij trekt door
zijn zoon met een kort, hartelijk, maar ook
hartig woord, zijn roeping te herinneren,
welke hij in 't oude jaar wel eens uit het
oog verloren heeftof aan die moeder, die
er partij van trekt om hare dochter een wel
begrepen wenk te geven, die in 't nauwste
verband staat met haar geluk; aan de velen
die op dezen dag elkaar de hand ter ver
zoening uitsteken, omdat ze zoo gaarne het
jaar goed willen inzetten. En merk dan ook
op die eindelooze reeks van wenschen op
den nieuwjaarsdag elkaar kruisende, alle
te zamen blijken dat de mensch bij de in
trede van den nieuwen jaarkring geheel
anders en meer vatbaar is voor edele in
drukken en goede bedoelingen, dan op de
gewone dagen van 'tjaar.
We wijzen nu niet op 't gevaar, daaraan
verbonden. De meesten willen dat genoe
gd ijke gevoel nog wat aanzetten, door met
vergunning dor hooge overheid wat geestrijk
vocht te gebruiken. Vandaar dat de vreug
devolle eerste dag van 't jaar voor velen
nog wrange vruchten draagt en dat vele
welgemeende wenschen onbarmhartig mee
gesleept worden door don stroom van jene
ver, die op dien dag bijzonder gezwollen is.
We hopen van harte dat noch door deze,
noch door eenige andere reden een der
wenschen onvervuld blijven zal, die onze
lezers op den nieuwejaarsdag gewis van
alle zijden ontvangen hebben. Gaarne voe
gen wij er de onze bij voor 't welzijn van
al onze vrienden en kennissen, voor den
bloei onzer Gemeente en het welvaren van
ons geliefd Nederland.
't Is al mooi dat er op zijn minst één
dag in 'tjaar is, waarop we alle muizenes-
ten uit het hoofd zetten en de toekomst
ons vroolijk toelacht, een dag, waarop we
allen meer of minder optimist zijn en we
ons van alle schaduwen ver houden om 't
licht te zoeken. Die aan dezen ingeschapen
drang niet genoeg heeft en nog kunstmid
delen te baat neemt, dient daarvan zelf de
gevolgen te dragen.
We hopen dat ons geliefd vaderland de
heilrijke gevolgen ondervinden moge van
al het goede, dat zijn burgers elkaar jtoe-
2)
Voor mij was echter de witte Sabina niet zichtbaar
geweestik was immers juist op halfvasten geboren
en dus geen Zondagskind, dat, zooals men weet, al
tijd een oog voor spoken moet hebben maar op de
pijn, die bij dit avontuur de doorns en brandnetels
mij aan handen en voeten veroorzaakten, was ik zoo
trotsch als een krijgsman op de wonden, die hij in een
eervollen strijd heeft bekomen. Mijn peet, de oude
llartlieb, zou in dit waagstuk weinig behagen geschept
hebben en heeft het ook nooit vernomen.
llij liet zich in dien tijd weinig aan mij gelegen
liggen, en ik zag hem slechts als hij bij mijn vader
een nieuw stuk kleêren bestelde of een rekening kwam
betalen. Dan sprak hij mij vriendelijk aan, liet zich
ook wel mijn laatste getuigschrift van school toonen
en klopte mij op het vlasblonde hoofd of schudde zijn
eigen grijs hoofd, omdat dit was uitgevallen. Maar
naarmate ik ouder werd, geschiedde het eerste telkens
meer, het goedkeurende kloppen op mijn hoofd namelijk,
want het leeren viel mij gemakkelijk en verschafte
mij daarom ook vreugde.
Op dat tijdstip deed zich dan ook de vraag op,
wat er eigenlijk van mij worden moest. Karei en
Gottlieb handhaafden reeds naald en schaar. Gideon
was bij een bakker in de leer gegaan en Desiderius
vroegtijdig gestorven ik zelf voelde niet den minsten
lust voor het eerzame kleermakersvak, want nadat ik
eens als kind zonder bemerkte kleine
vierkantjes uit de fijne korenblauwe wollen japon van
mijn nicht, de rijke bakkersvrouw Klenze,. die mijn
moeder een bezoek bracht, gesneden had en daarvoor
van mijn vader een welverdiende bestraffing met het
rietje had ontvangen, had ik zeer wijselijk opgepast,
nooit weer een schaar in de handen te nemen.
Ten overvloede was er ook nog verscheidene jaren
na mij een broertje geboren, zonder dat de rij man
nelijke Nöhrings door een Anna of Maria was afge
broken en de kleine Auselm openbaarde reeds vroeg
een opmerkelijk talent voor het erfelijk handwerk.
Zelfs mijn vader, hoezeer hij naar hart en ziel kleer
maker was, kon niet verwachten, meer dan drie zijner
zonen in zijn voetstappen te zien treden, maar wat
zou er van mij worden? Bij zijn eerstvolgend bezoek
werd den ouden llartlieb om raad gevraagd. Hij kwam
op den inval mij zelf daarnaar te vragen, hetgeen mijn
vader nooit ingevallen was.
«Waarin zoudt gij lust hebben mijn zoon?» en
toen hij zag, dat ik aarzelde, zeide hij: «spreek maar
vrij uit! Wij zullen zien wat er te doen valt.
Daarop greep ik moed tot de stoute bekentenis:
«liet liefst zou ik studecren en doctor worden,
peetoom.
Mijn vader dacht, dat ik mijn verstand verloren
had, en mijn moeder sloeg de handen boven het
hoofd ineen, maar de oude llartlieb schudde slechts
nadenkend zijn grijs hoofd en zei, dat hij over de
zaak zou nadenken.
En den volgenden morgen kwam hij terug en ver
klaarde mijn vader, dat hij van nu af aan de zorg
voor mijn opvoeding zou overnemen en met Gods
hulp een doctor van mij maken.
Mijn vader was daarmede tevreden, en mijn goede
moeder ik geloof dat zij den geheelen nacht, uit
bezorgdheid en aandoening, wakker had gelegen
kuste mij met tranen van blijdschap, en eenigen tijd
later liet zij mij onder tranen en zegenbeden van
zich gaan, toen ik naar de Latijnsche school vertrok,
die mij voor de universiteit zou voorbereiden.
Eindelijk werd ik student, en plaatste trotsch achter
mijn naam een: stud. med. Ik bewoonde een kamertje
voor aan de straat op de vierde verdieping. Reeds
op den dag van mijn aankomst ontdekte ik aan een
venster aan den overkant, doch veel lager dan het
mijne, een meisje met bruine lokken, dut mijn zeer
jeugdig gemoed terstond deed ontvlammen. Ik paste
wel op uit te vorschcn wie daar beneden woonde,
want mijne illusie zou terstond den bodem zijn inge
slagen, zoo ik vernomen had, dat zij met andere lie
den dan jufvrouw Schulzc of Muller bekend was;
voor mij moest zij de eenige naainlooze blijven. Ik
behoefde geen naam 0111 haar te noemen, want be
halve haar, bestond er voor mij geen ander meisje
op aarde. Ik vergat Mientje Clenze, met de rozenroode
wangen geheel en al, niettegenstaande het vriendelijke
meisje tot afscheid zulk een mooijen boekenlegger
van hemelsblauwe zijde voor mij geborduurd had met
het opschrift: «Uit vriendschap.
Ook een andere vrouw inet een zilverwitten schedel
zag ik somtijds naast de brunette die sprekend op deze
geleek. Natuurlijk maakte de liefde mij totdichter.
Maar door het dichten vergat ik toch niet te studeeren,
neen, ik wijdde mij daaraan met verdubbelden ijver,
want ik had mij voorgenomen, zoodra ik mijn examen
met goed gevolg gedaan had, in kennis te trachten
te komen met mijn aangebedene en was van het ge
lukken van dit plan tamelijk zeker. Maar ach, toen
ik eens na een in het ouderlijk huis doorgebrachte
vacantie naar het mij zoo dierbaar geworden kamertje
terugkeerde, zocht ik in het huis over mij te vergeefs
naar het bruinlokkige meisje de vensters stonden alle
open en gaven mij een vrijen blik op de leége muren
de familie was verhuisd. Te vergeefs doorkruiste
ik de straten der stad en zag naar de huizen op
nergens ontdekte ik de eenige, die mijn zoeken gold.
Jaren verliepen ik deed mijn examen met geluk
kig gevolg en kreeg een aanstelling als adsistent van
een vermaard geneesheer. De mijnen zouden gaarne
gezien hebben, dat ik mij in mijn vaderstad vestigde.
Doch ik wilde eerst nog een weinig in de wereld
rondkijken ook bezat Wiesenheim reeds een knappen
doctor behalve den ouden heelmeester, die allen klei
nen Wiesenheimers de eerste tanden uittrok, en de
plaats was te gezond dat zij een derde geneesheer
practijk zou hebben gegeven. Mijn peetoom llartlieb,
die op de oude manier voortleefde, keurde mijn be
sluit volkomen goed.
Op zekeren avond zat ik nog laat bij mijn studeer
lamp te werken, toen mijn huishoudster haastig de
kamer binnentrad.
«0 doctor, ga toch gaauw naar een zieke! zij
moet heel naar zijn
Aan de deur wachtte een net jong meisje op mij,
dat mij ontving met de woorden Kom toch spoe
dig, doctor! Mevrouw zal sterven!»
«Is het inderdaad zoo gevaarlijk?» vroeg ik
onderweg.
«Zeker, anders zou ik u niet gehaald hebben, maar
naar een beteren doctor gegaan zijn daarom zeide
onze jufvrouw, dat ik diegene moest halen, welke
het digtst bij woonde.
Zij geleidde mij naar een sierlijk gemeubeld slaap
vertrek, waar een oude vrouw met den dood lag te
worstelen. Ik zag terstond hoe groot het gevaar,
maar ook tegelijk dat het geval nog niet hope
loos was.
Aan den voel van het bed, waarin de zieke la
ÏJ-'r
AARD.
's*
»..w -«.wij v. ..--.v.-1.2;1 vwj.'wp.
■BIK*-"' view