No. 133. Zaterdag 6 Januari. 1883. Twee uitersten. FEUILLETON. Seringe-takken. VOOR Dit blad verschijnt eiken W O E N S D A G en Z A T ERDA G. Abonnementsprijsper 3 maanden 1Franco per post zonder prijs- verhooging. UitgeverL. J. VEERMAN Heusdcn. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Grootc lettens naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Een van de afgevaardigden ter Tweede Kamer verkondigde eenigen tijd geleden de leer, dat een volk wel doet, als het voor zijne behoeften slechts leent. Het tegenwoor dige geslacht moet niet al de lasten dragen, maar ook wat overlaten voor het toekomende. Het tegenwoordige geslacht moet zich niet alleen bekrimpen, maar ook zorgen overlaten voor het volgende. In dat gezegde is veel waar Een huisvader die uitspaart en uitzuinigt, opdat zijne kinderen later in onbekrom pen omstandigheden, zonder door geld zorgen gedrukt te worden, den strijd met het leven kunnen beginnen, handelt als iemand, die gelooft, dat het niet genoeg is, kinderen het aanzijn te schenken, dat men ze ook de middelen moet verschaffen om het bestaan te kunnen genieten. Hetzij nu, dat hij hen die middelen verschaft in geld en goed, verkregen door eigen vlijt en spaar zaamheid, hetzij dat hij ze hun geeft door hen in de gelegenheid te stellen, zooveel mogelijk kennis te vergaderen, als eene niet vervreemdbare bezitting, hij handelt wijs en goed, en zijne kinderen hebben groote redenen tot dankbaarheid, groot er dan zij ooit kunnen beseffen, omdat zij zelf gespaard blijven voor den strijd, dien hij had uit te vechten. Maar er kan overdrijving heerschen ook hierin, even als het bovengenoemde lid over dreef. Wat in het particuliere leven waar is, is grootendeels ook waar in het leven der natiën. Alles op de toekomst laten aankomen, leenen maar en nog eens leenen, en de geheele schuldenlast te laten dragen, door degenen die na ons komen, is onbillijkzich bekrim pen, krom te liggen, om het eens plat uit te drukken, groote en grootsche werken tot stand te brengen, waarvan het nageslacht al leen de vruchten zal plukken of het genot zal hebben, is overdrijving aan den anderen kant. r/Après nous le deluge/' was als 't ware het spreekwoord in de laatste dagen van Lodewijk XIV en de geheele regeering van Lodewijk XV, men leefde als een zieltje zonder zorgvoor die zorgeloosheid heeft het tweede en derde geslacht meer dan ge boet. ,/Wie na ons komt, moet maar zorgen hoe hij ïiet stelt," was het wachtwoord van 3) Mijn arme Margaretha was zeer ongelukkig bij de gedachte, haar laatste bloedverwante te zullen ver liezen, en elke gedachte aan haar hardvochtigheid verdween hij de herinnering aan de talrijke bewijzen van liefde, die zij aan de weeze betoond had. «Wanneer zij sterft zonder onze verbindtenis ge zegend te hebben, kan ik zelfs aan uwe zijde nooit gelukkig worden, Frans!» Het waren treurige bange dagen voor ons beiden. Daarop brak de lente aan en wel een lente, die haar naam eer aan deed. Marga retha, aan het ziekbed van haar grootmoeder geban nen, kon de balsemende lucht niet inademen en kon zich niet verlustigen in het gezicht van de bloesems aan de hoornen, in den geur der bloemen en het ge zang der vogels. Toen ik mij op zekeren dag, met deze gedachten en innig medelijden voor haar vervuld, op weg naar haar woning bevond, bood een klein armoedig ge kleed meisje mij een ruiker van bloeiende seringe- takken te koop aan. Ik kocht hem en begaf mij er nice in de ziekenkamer. De vrouw van den geheimraad lag in een rustige sluimering, en ik zette mij aan het venster neer, waar Margaretha met eenig huiswerk bezig was. Zij nam met blijdschap don ruiker uit mijne handen aan en ademde de zoete geuren in. IJoe herinnerden die seringebloemen mij aan mijn geboorteplaats, vooral aan den tuin van den ouden Ilartlieb en den daaraan grenzenden, waarin de geest van Sabina rondwaarde Voor het eerst verhaalde ik mijn geliefde iets naders van den peet, die voor mij een tweede vader was geworden en schetste haar zijn lieve kle'ne bezittin gen. Ik sprak ook van zijn eigenaardigheden en van de meest in het oog loopende daaronder, dat hij bij den dood van zijn huurman diers huis en tuin had aangekocht, zonder den grond ook te geb. liken en zonder ook aan een vreemde ooit toegang daartoe te verschaffen. Een zucht uit liet bed brak mijn verhaal af. De zieke lag met geopende oogen, die zoo vriendelijk en zacht rondkeken als ik ze nooit te voren gezien had. Zij wenkte o: s hij haar te konten, eu toen wij ge hoorzaamden, nam zij de hand van Margaretha en j legde die in de mijne, vouwde daarop haar handen om de seringetakken, die haar kleindochter op het bed luid gelegd, en een uitdrukking van innerlijken vrede verspreidde zich over haar gelaat. Zij haalde j nog eens diep adem, en sloot de oogen voor den laatsten slaap. Wij legden den bloesem in haar doodkist. Op den dag dat wij haar ter aarde hestelden, ontving ik een doodbericht van huisde oude Ilartlieb was na een kort ziekbed gestorven, bijna op hetzelfde uur als Margaretha's j grootmoeder. Hij had mij in zijn testament tot eenigen erfge naam gemaakt. Dus was er nu in I elk opzicht voor onze toekomst gezorgd. Ik vestigde mij te Wiesenheim en voerde Margaretha alsf mijn vrouw mede. Moet ik er nog bijvoegen dat/ik over beide nooit berouw heb gevoeld? V Op een avond, dat ik van mijn ziekenbezoek thuis kwam, vond- ik mijn lief vrouwtje in tranener lagen een paar beschreven bladen op haar schoot. «Zie eens, Frans, wat ik hij het opruimen in de schrijftafel van uw peet vond Was het een dagboek? Was liet een brief? Doch aan wien zou de oude Ilartlieb geschreven hebben? Ik had nooit van bloedverwanten, nooit van een ver trouwd vriend gehoord. Ik las: «Het is een wondcrschoone lenteavond,» aldus stond er op de geel geworden bladen te lezen, »ik zit voor het open raam en zie in den tuin, zooals liet sinds vijftig jaren en langer mijn gewoonte is. Daarboven, achter liet dak van mijn huurman, stijgt de maan juist omhoog ik zeg nog uit oude ge woonte «buurmans dak«, ofschoon liet huis sinds lang aan mij behoort en de menschen reeds opgehou den hebben zich er over te verwonderen, dat ik het gekocht heb, om liet leëg te laten staan en liet niet eens verhuren wil. De geur van de sering trekt met den avondwind mijn kamertje binnen en in de hoornen slaat de nachtegaaldoch de sering geurt niet zoo zoet meer en de nachtegaal zingt niet zoo liefelijk meer als in mijn jeugd, toen hij in buur- maas tuin zijn nest bouwde en buurmans dochter Sabina naar hem luisterde; de menscli is alleen be stemd, om zijn jeugd zoo lang te overleven. Ik hen een oude, oude man. Somtijds schijnt liet mij toe, dat ik eigenlijk nooit jong ben geweest, dat ik als een grijsaard reeds ter wereld ben gekomen in hetzelfde uur, waarop mijn jonge moeder stierf. Ik geloof dat ik er in de wieg al zeer oud en on kinderlijk heb uitgezien en rnijn voedster zou mij mis schien toen al den ouden Ilartlieb genoemd hebben, als zij dezen titel niet voor mijn vader gebezigdjyuy Van mijn eerste kinderjaren weet ik niets; ff ook niet zoo der die zich over de eerste gewaarwordingen van den mensclielijken geest, over de eerste openbaringen van het verstand verheugt. De vroegste gedachten, die mij zijn bijgebleven, liepen over de vraag, waarom toch de zoon van den apotheker, die verscheidene jaren ouder was dau ik, door zijn ouders Fransje werd genoemd, terwijl niemand mij anders dan Frans noemde. Ilj. geloof dat, als het mijn peet ingevallen was, mij in plaats van dezen korten, den langst mo- gelijken eigennaam te geven, mijn vader toch nim mer aan een verkorting of een bijnaam, waarvan kin deren zooveel houden, zou gedacht hebben. Ik heb nooit aan zijn vaderlijke genegenheid getwijfeld, doch hij was een koude, ernstige man, die tot zelfs in zijn huis den burgemeester niet verloochende. Mijn kameraden bekommerden zich weinig om mijn voornaam; voor lien was ik van den eersten dag af aan de oude Ilartlieb, omdat ik aan hun drukke spelen geen deel nam, deels omdat de lust daarvoor mij niet aangeboren was, deels ook omdat mijn vader liet als niet passend voor mij, verboden had. En zoo is de naam «de oude ilartliebmij voor mijn ge heele leven blijven aankleven, en sinds vele jaren voer ik hem waarlijk met recht. Ik was twaalf jaar oud, toen onze jonge butir- vrouw, mevrouw Anna Dressier, stierf, de eenige die van tijd tot tijd vriendelijk mijn hoofd gestreeld had. Zij liet een klein meisje achter, dat juist de eerar-^^ pogingen tot loopen deed. Van af dezen F1 dikwijls in buurmans woning, eu stige bezorgdheid de kleine Sabina. Ik andere geluk1; - Jer 1 lid Land van lensden en Allen DE LANGSTRAAT BOMMELEBWAARD mrmmm

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1