No. 135.
Zaterdag 13 Januari.
1883.
FEUILLETON.
In Noodweer
Een goed voorteeken.
VOOR
Ui (.SeverL. .7. VEETÏMAN JTeusdcn.
Dit blad verschijnt eiken WOE N S D A G
Abonnementsprijs: per 3 maanden f
verhooging.
en
Z A T ERDA G.
Franco per post
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette** naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Het jaar 1883 is onder goede voortee
kens begonnen. De Minister van Finantiën
zal met meer dan gewoon genoegen de heil-
wenschen der vrienden in ontvangst geno
men hebben. Of 't geschied is weten we
niet, maar er bestond alle reden om van
financiën de Nederlandsche driekleur uit te
steken. Inderdaad moet 't voor een bestuur,
't welk trots vele sabelhouwen en spelde-
prikken nog eenig gevoel heeft overgehou
den, een alleraangenaamst oogenblik zijn
wanneer de natie storm loopt om.... te
betalen. Finantiën staat over 't algemeen
in geen goed blaadje, nergens ter wereld.
Belastingen mogen wel niet zijn een nood
zakelijk kwaad, maar ze worden er toch
overal voor versleten. En hij die de over
heid op 't stuk van betalen een rad voor
de oogen kan draaien, loopt groot gevaar
de bewondering zijner medemenschen in te
oogsten. Aan het hoofd van 't departement
Finantiën te staan eischt veel moed, veel
geduld en opoffering en in ons land althans
een overleg, gelijk men haast niet van een
mensch vorderen kan.
Wie dan had ooit durven vermoeden
dat in den aanvang van het thansloopende
jaar de begeerte zoo hevig brandende in
ons zou zijn om een nieuwe belasting te
betalen? Wie had ooit kunnen denken dat
we in ernst boos zouden kunnen worden
op een Minister, die langs officiëelen weg
bekend maakt: gij zult belasting betalen,
doch van ter zijde ons toefluisterthaast
je maar -niet? Nietwaar, dat zon vroeger
niet mogelijk geweest zijn. Wanneer die
zegel belasting in 'S2 uitgeschreven was, had
den we geknoeid en met elkaar afgesproken
om ze links te laten liggen en met onge
zegelde kwitanties elkaar te helpen. We
hadden meetings belegd en uitgeslepen
advokaten er op gehoord hoe en met welke
spitsvondigheden en kunstgrepen deze wet
ongelezen kon gelaten worden en we had
den de regeering met haar raming van de
opbrengst een neus laten halen zoo groot
als een regeering bij mogelijkheid halen kan.
En ziet daar komt 188het jaar waarin
de belastingen herzien zullen worden en een
leening wordt aangekondigdEn hoe meer
het nadert hoe driftiger de inenschen wor
den en met de stuivers rammelen. Ze stor
men de winkels binnen, die zoo gelukkig
zijn eenige zegeltjes uit den Haag ontvangen
te hebben, dringen elkaar op de rijkskan-
foren te pletter en ballen de vuisten tegen
de ambtenaren en den Minister, die een
mensch buiten de mogelijkheid stelt zijn
geld in de schatkist te storten om het
straks weer van anderen weerom te nemen.
Dat laatste hebben we in onze blijdschap
over 't hoofd gezien, 't Is waar, de nieuwe
belasting is eigenlijk een indirecte belas
ting; we betalen ze om ze straks weer terug
te ontvangen. De huisheer stort ze in de
schatkist om ze op zijn huurders te verhalen
en de leverancier om ze van zijn klanten
terug te vorderen, 't Is een goede belasting
en ze kan al wordt dat van een belas
ting volstrekt niet geëscht bijdragen om
een grooten kanker van ons maatschappelijk
verkeer het laten oploopen der rekenin
gen tegen te gaan.
Al heeft onze vreugde dan geen voldoen
den grond, 't is toch een genoegen te zien
hoe in dit jaar een belastingmaatregel in
werking treedt zonder gepruttel van den kant
van 't publiek; 't strekt in elk geval ten
bewijze dat belastingen nog zoo impopulair
niet zijn als dit soms wel schijnt.
De stemmen die dan ook jaar in, jaar
uit opgaan tegen ons belastingstelsel bedoe
len inzonderheid afkeuring van 't laatste. Er
zal wel in ons vaderland geen redelijk wezen
wonen, dat niet inziet hoe een land zonder
belastingen een onmogelijkheid is. Tegen
over zooveel rechten en lusten als we in
een geordenden staat genieten, moeten
plichten en lasten staan; de eersten zijn niet
mogelijk zonder de laatsten. En die plichten
en" tasten heeten belastingen, al bedoelen wij
waar we 't laatste woord gebruiken in den
regel slechts de tegemoetkoming aan den
staat in geld voor bewezen of nog te ont
vangen diensten.
Wanneer nu in een staat de wijze van
geldheffing der burgers zoo na mogelijk het
ideaal, d. i. de strikt rechtvaardige, nabij
komt, heeft niemand te klagen, tenzij dezul
ken, die tegen beter weten in de belasting
een kwaad noemen, gelijk er steeds zijn.
Men vergeet zoo gemakkelijk het goede 't
welk men dagelijks geniet en pruttelt zoo
▼aak over de kosten die er jaarlijks voor
gevraagd worden. Met dezulken is dan ook
alle redeneeren onmogelijk. Ons land heeft
per jaar c. 130 millioen noodig en die
moeten er komen.
We willen eens kortelijk aanstippen uit
welke bronnen die som bij elkaar komt en
nemen voor 't gemak rondo getallen.
Daar is dan eerst de grondbelasting met
c. 11 m.; de personeele belasting met 10
m.de patenten met 4 m.
De eerste heeft een groote geschiedenis
met veel teere punten. Ze wordt naar een
vast plan geheven, dat voor onze dagen
tamelijk verouderd is en daarom herzien
wordt. Men is daar echter vooreerst nog
niet mee ten einde en intusschen hoopt
onze tegenwoordige Minister er een klein
millioen meer uit te halen.
De tweede, de belasting op het personeel
kan als een staal dienen van slechte belas
tingen. 't Is al zoo dikwijls gezegd dat een
aanslag voor deuren, vensters en haardsteden
eigenlijk een aanslag is op onze gezondheid,
dat we daarover niet behoeven uit te wijden.
Bovendien gaat een hoogere huurwaarde in
den regel gepaard met het bezit van meer
lichtramen en schoorsteenen, zoodat deze
belasting eigenlijk de zaak tweemaal treft.
Doch dit daargelaten, de geheele opzet van
die personeele belasting is een onding. Voor
al de drukte die het Rijk er van heeft, mag
het slechts 2 m. in de schatkist storten,
tengevolge van de ongemotiveerde dooreen-
haspeling van onze rijks- en gemeentebelas
tingen. Het land keert van de pers.-belas-
ting j5 deel aan de gemeenten uit en deze
hebben nog daarenboven het recht op die
belasting, waarvan het leeuwendeel haar
toekomt, opcenten te heffen. Sommigen of
liever velen maken daarvan een zoo ruim
gebruik, dat de personeele belastingen door
opcenten van rijk, provincie en gemeente
i
••••.-'- v
E. V E E Y.
-oo-
*)- i
Juist terwijl de sierlijke, slanke gestalte over de
verschansing der stoomboot bukte, vloog de scherpe
voorjaarswind met onstuimig geweld door het blonde
loshangende haar der jonge vrouw en liet hij hare
lichtgrijze voile als een veêrtje. in de lucht wapperen.
Eenige waterdroppels t stoven hoog op en raakten
haar gelaat,, zoodat zij.het en,willig van de golven al
en naar haar geleider keerde..
«Het is alles zoo donker ..-en leelijk en koud,»
sprak zij zacht, maar toch zoo dat. de heer met
het bruine haar, die naast haar stond,, het goed
verstaan kon.
Hij vatte de dunne vingers barer rechterhand,
die zij van den handschoen -onlcfaan had.
«Het is' Aprilweêr, Meta. Als de lachende zon
het landschap beschijnt, heeft het óók zijn bekoor
lijkheid,» hernam hij vriendelijk, bijna troostend, als
sprak hij tot een kind.
Een meeuw krüschte boven hun hoofd, liet zich
langzaam vallen en sloeg met de blauwgrijze vleugels
langs het waterdaarop fladderde zij verder. Een
lichte .buivering .overviel de jonge vrouw.
«Welk een akelige welkomstgroet, Hendrik,fluis
terde zij en poogde vergeefs bij die woorden een
lachje om haar lippen te brengen. «Zijn de meeuwen
geen ongeluksboden? Tante Clara heeft het dikwijls
gezegd.
«De catechismus van een oude vrijster bevat me
nige uitspraak, waarover men glimlachend de schou
ders moet ophalen,merkte haar reisgenoot op, die
nog altijd met haar blanke vingers speelde. Een een
voudige gouden ring schitterde aan een van die
vingers, en terwijl hij haar hand aan zijne lippen
bracht, drukte hij juist op die plaats een kus.
«Wat spreken wij ook van ongeluk?» vroeg hij
daarop met verhoogden glans in zijne bruine oogen
«heb ik niet het geluk mijns levens aan mijn zijde?
Ben ik er niet mede op weg naar mijn huis
0, Meta, wij zullen zoo straks landen, ik weet het
heel goed, maar ik tel toch de minuten tot wij thuis
zullen zijn.»
Zij trok haar hand weg, bracht haar toilet wat
in orde en haalde toen de voile weder over haar
blozend gezichtje.
«Mijnheer Hendrik Dornedden, zijn we plotseling
de kluts kwijt geraakt vroeg zij eenigszins spot
tend. «Denken we er dan volstrekt niet aan, dat
tusschen het landen en het thuiskomen nog een
spoorwegtochtje ligt
"ij knikte. «Ja mijn zoet lief wijlje, ik vergat het
bijna, zoo levendig had ik mij in de gedachte ver
diept, dat wij nu spoedig den drempel betreden zul
len, die wij de onze noemen.
«Dat is wéér niet in den haak,» plaagde zij
guitig; «nog is mijnheer niets dan deelhebber
der zeer geachte, welbekende firma Dorned
den &L Co.
Zijn gelaat nam een ernstigen plooi aan. «En
de hemel geve dat het nog lang zoo blijven
moge. Ik houd zeer veel van mijn vader, Meta.
«Plicht, plicht,sprak de jonge vrouw voor
zich heen en staarde toen weder op het donkere
water, dat tegen de boot klotste, en op het witte
schuim en de lijnen die het roer achter zich vormde
en welke zich eerst in de verte verloren. «Ik heb
ook nog nooit het gebod uitgevaardigdGij zult
geen andere goden nevens mij hebben En dan ook,
Hendrik, geloof ik niet dat ik ooit jaloersch zal kun
nen worden.»
De echtgenoot van het mooie, onbezorgde vrouwtje
lachte eens. «Het zou u ook moeielijk vallen, Meta
want aanleiding er toe zult gij wel nooit
hebben.
Zij scheen zijne als eene gelofte uitgesproken woor
den volstrekt niet gehoord te hebben.
«0, hoe veel schooner was de zee daar in 't
Zuiden sprak zij als in een droom. «Daar trok en
lokte zij mij als met duizend stemmen en armen tot
zich en moest ik mij dikwijls met geweld bedwin
gen, om haar verleidend geroep geen gehoor te ge
ven. Hier stoot zij mij af.
«Het was uw eigen verkiezing, lieve Meta, dat we
langs dezen weg huiswaarts zouden keerenantwoordde
Hendrik Dornedden.
»'t Is ook zoo,hernam zij, «een gril maar
gij moet niet altijd aan mijn grillen toegeven.
Heeft tante Clara u dat ook niet gezegd
«Mijn kind!» fluisterde hij met een teederen
blik.
De blauwe oogen staarden peinzend in de verte.
«Ik heb u ook zor iets gezegd, Hendrik, iets der
gelijks hebt gij het vergelen
«Niet één woord van al uw zoet gekeuvel, mijn
aardig wijfje of het moest wezen dat ik alles
vergeten heb door dat ééne woordje van ge
wicht
«Dat was?» vroeg zij, en er kwam een zonder
linge trek in haar anders zoo lieftallig gelaat.
«Uw ja, Meta.»
«Mijn Ja!»
(Wordt vervolgd.)
Het Lass
en Altena,
LERWAARD
mfmm
NOVELLE VAN