No. 147.
Zaterdag 24 Februari.
1883.
j
Gewichtige Zaken.
FEUILLETON.
In Noodweer.
1
Uitgever: L. *T. VEERMAN Hensdon.
i
VOOR
j;r* i. '-Or,
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs per S maanden f
verhooging.
en ZATERDAG.
1.Eranco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letteie naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
iiVindingrijke koppen houden
zich bezig niet de oplossing van het pro
bleem een praktischen schouwburghoed te
//componeeren". Een elegant, doeltreffend
hoofddeksel, niet hinderlijk voor het pu
bliek in parket of loge, 't welk door een
ten hemel rijzend gevaarte of een breeden
Rembrand allicht zijn goed humeur en 't
halve kunstgenot ziet bederven.
Dat is een der jongste berichten van
Madame Mode, Rue des Chemi
ses!!, Paris. Men kan nu gerustelijk
gelooven dat dit eeuwenoud probleem ter
deeg onder handen zal genomen worden,
't Schijnt een lastig vraagstuk te zijn een
hoed te componeeren, die niet hinderlijk is
voor de 'achterzittenden.
Zoo op 't eerste gezicht zou men zeg
gen is de oplossing niet zoo bijzonder
moeilijk. De beste ware, dunkt ons, wan
neer de dames besloten hun luchtkasteelen
of Rembrands eenvoudig af te zetten 't is
in een schouwburg toch meestal droog en
tochtvrij. Misschien echter werd dan 't pro
bleem nog ingewikkelder, want onze schoo-
nen zijn dol op iets verhevens, iets uitste
kends, naar omhoog en naar achteren, en
ze zouden 't verlies van den hoed wreken
op den haartooi en deze in een nieuwmo-
dischen toren van Babel hervormen, het
geen de klachten enorm zou doen stijgen.
Ja, een vrouwenhoofd vlak bij u in den
schouwburg is een lastige buur. Onwille
keurig dwalen de oogen er heen, 't zij om
do wanstaltigheden der mode te bewonde
ren, 't zij ommaar neen, in
een schouwburg zoekt ge de schoonheid
uitsluitend in 't stuk, dat gegeven wordt
op de planken. Laat derhalve de probleem-
dichters aan 't vormen, teekenen, passen,
meten en vouwen gaan, 't is ons wel,
we zullen dankbaar zijn wanneer ze een
hoedje componeeren dat tennaastenbij on
zichtbaar is, zelfs voor 't gewapend oog.
iiLieve deugd, wat een tijd beleven we
toch, waarin 't maken van een eenvoudig,
laag hoedje, zonder hinderlijke versiering
tot een vraagstuk voor vindingrijke koppen
verklaard wordt en men aan 't snijden van
zoo'n dingetje den term //componeeren"
durft vast te koppelen zegt ge met een
zucht.
En met die zucht stemmen we gedeelte
lijk in. Ofschoon 't er naar de letter door
kan hier van eompositie te spreken, zouden
we deze uitdrukking toch liever niet bui
ten de kunstenaarswereld zien treden. Laat
dichters en musici componeeren, maar
zet de grisettes van 't modevak s. v. p. aan
t maken van hoeden.
Voor zoover echter uw zucht slaat op
den tijd, waarin we leven, zuchten wc niet
mede. 't Is waar dat onze dagen veel zien
geboren worden wat strijdt met alle rege
len der natuur en der ware, d. i. de na
tuur volgende kunst, dat er kleeren gedra
gen worden, die potsierlijk staan hoeden,
die niet verdienen dat men er zijn hoed
voor afneemtdat de mensch, en nogal
het schoonste deel der menschheid, zich in
een vorm perst, die doodend worden kan
en door een bultvormig aanplaksel een
figuur krijgt van een kameel, die op z'n
achterpooten staat en dat Madam eMode
een echte feeks is die al wat //gezien" wil
worden, ringeloort, zoodat lichaam en beurs
in voortdurend pijnlijken toestand verkee-
ren, maar we kunnen onze eeuw niet
de eer geven dat alles te hebben uitgevon
den. Behaagzucht dagteekent van de ge
boorte Eva's en van den stond, toen de
volken de natuur begonnen te corrigeeren
en onwelvoegelijk vonden wat zij naar haar
beste weten gewrocht hadvan toen af
heeft Madame ons beet gekregen en op
alle denkbare manieren toegetakeld, zoodat
we nu al lang niet meer weten wat een
voudig en netjes staat.
Welke schim van 't verleden zullen we
oproepen om te getuigen dat dit //al lang"
niet uit de lucht gegrepen is Laat het
Constantijn Huygens zijn, wiens pen ruim
twee eeuwen geleden reeds vinnig prikte
naar de nieuwmodische dwaze kleedcr-
dracht.
Hoor hoe hij de Haagsche dames van
zijn tijd afschildert
Een Haagsche juffers hoofd, drie
uren lang gehuld,
Ten breedste wijdgesteld, gevloch
ten en gekruld,
Schijnt bij een zeilend schip niet
kwalijk vergeleken,
Met touw en takeling en vlaggen
uitgestreken
Maar de gelijkenis gaat over een zij mis
Dat dat mooi en onnut, dit mooi
en dienstig is.
Is 't niet of we in den tijd zijn van do
Rembrands en de ten hemel rijzende ge
vaarten, die dat raoeielijke probleem in de
wereld brachten Op een andere plaats
vraagt Huygenswwat zegt ge nu van 't
Volk, dat met drie ellen stof meer dan
haar heele lengt' gaan zwieren door het
stof?" En hij vindt dat van al 't gevogelte
de vrouwen 't lichtst te vangen zijn, dewijl
men ze maar op den staart heeft te trap
pen. Ziehier nog een vraag aan zijn vrou
welijke tijdgenooten
Waarhenen, mijn gekrulde pop,
Oni visch te koopen aan de mart
Zoo bezig dezen schoonen start
En zet er korf en emmer op:
't Zal staan gelijk de groote schepen
Die kleine booten na zich slepen.
Dezelfde schrijver steekt ook den draak
met de toen in zwang komende moesjes,
kleine pleistertjes, door de schoone sekse
op voorhoofd en wangen geplakt, waardoor
E. V E L Y.
-oo-
43)
»Ik beminde een meisje, jong, schoon, bevallig,
het is geen laiï'e vleierij, wanneer ik er «als gij* bij
voeg. Zij had mij lief, hartelijk lief, en als ik haar
tot mijn vrouw begeerd had, zou zij het met blijdschap
geworden zijn. Toch waagde ik het niet. Even als
mij had zij ook een ander kunnen ontmoeten en voor
«dezen dezelfde gevoelens koesteren. Haar hart was
niet door mij ontvonkt, ofschoon het mij genegen
was. Hein, die daartoe in staat was, wachtte zij nog.
Wij hadden misschien een vreedzaam huwelijksleven
ge&ttd, maar niet een naar mijn zin.
Hij zweeg.
Meta staarde naar het fijne duinzand aan haar voe
ten, terwijl zij vroeg:
«Gij zaagt er dus van af en het meisje?*
Zij leerde de liefde kenuen, haar hart werd ont
vonkt. Slechts een jaar was zij gelukkigtoen stierf
zij. Misschien had zij aan mijne zijde tevreden en lan
ger geleefd, maar beter niet; zij genoot nu in dien
korten tijd een waarachtig geluk.
Kent gij het versje;
Beter dat uw hart bezwijkt
Bij de kus der roos,
Dan dat u de liefde ontwijkt
Gij sterft liefdeloos!*
»Uw verhaal is zeer treffend, zeer aandoenlijk, mijn
heer von Brink.
Het bevat slechts de eenvoudige waarheid.
«En nu moesten we weêr naar beneden gaan, an
ders zou tante Nanne ongerust worden.*
Hij reikte haar de hand en zij wees hem niet af.
Toen zij den zandheuvel afgeklommen waren, liepen
zij naast elkaar voort, doch beiden zwegen.
Voor de villa staande, zeide Detlev: »Mag ik nu
spoedig een otficiëele visite komen maken?*
»Met genoegen, mijnheer von Brink en nu:
tot weerziens
Zij zag hem, evenals den vorigen avond, van het
terras na. De ernstige plooi was van haar gelaat
verdwenen.
«Nu heb ik toch twee oogen gehad, waaraan ik
mijn strandtoilet kon presenteerenhet ziet er werkelijk
goed uit, en of nu twee of duizend oogen het zagen,
dat is hetzelfdehet doel is toch bereikt.
«0, mijn liefste lieveling, verrukkelijk schoon!*
riep tante Nanne met ingehouden adem, toen zij Meta's
bewegelijke gestalte in het salon zag verschijnen. De
deuren aan de zijde van het terras stonden wijd open,
in de zaal en daarbuiten tusschen het groen waren
de lichten ontstoken, en in den glans daarvan ver
toonde zich als een phantastische gedaante de blonde,
liefelijke vrouwenfiguur.
«Verrukkelijk schoon!* herhaalde Nanne, »en dat
moet nu buiten mijn oude oogen alleen maar mijn
heer von Brink zien?*
Meta ging voor den spiegel staan. «Vier of dui
zend, is dat niet hetzelfde?* vroeg zij lachend, ter
wijl zij nog eens een oog over haar toilet liet gaan.
Nanne's verzuchting was niet geheel ongegrond;
de jonge vrouw had zich uitgedoscht alsof zij gereed
stond om naar een groote soiree te gaan. Zij droeg
een kleed van doffe witte zijde; witte rozen en dia
manten sterren waren tusschen de golvende lokken
van haar bevallig hoofdje gezaaidhet vierkant uit
gesneden lijf gaf een deel van den schoon gevormden
hals te zien, en de mouwen lieten de armen tot aan
den elleboog onbedekt.
Zij zag daarop naar alle zijden in de kamer rond.
De pianino stond midden in het vertrek, op een ta
feltje er naast lagen muziekstukken. «Ziet het er niet
precies uit, alsof ik een concert ga geven?* schertste
zij; «en gij, tante Nanne, zijt alleen het publiek en
daar moogt ge wel trotsch op zijn!*
«Mijn beste, dat ben ik altijd als ik u aanzie!*
Meta wees naar een hoek. «Daar verbeeld ik me
nu, Hendrik en tante Clara te zien zitten eeniger-
mate als geestenzijt ge bang voor geesten,
tante?* vroeg zij schalksch.
«Bang? neen, lieveling. Maar men moet toch nooit
met zulke dingen spotten. Ik zou u heel wat kunnen
vertellen, waarbij het wonderlijk genoeg is toegegaan.
Meta maakte eene afwerende beweging met de
hand.
«Vertel het maar niet, tante Nanne, uwe geschie
denissen zijn gewoonlijk zoo droevig, en van daag
wil ik alleen van vreugde en vroolijkheid weten.*
«Zij liet zich op een stoel vallen, speelde met hare
blanke vingers en zeide meer voor zich heen, dan
wel bepaald tot Nanne:
«Ik heb een govoel alsof ik een moeielijke t?ak te
vervullen had en voor honderden zingen moest;
vroeger verlangde ik daar dikwijls naar en het zou
er, zonder Hendrik, ook wel toegekomen zijn. Het
moet toch iets heerlijks wezen, zulk een juichende,
bewonderende menigte, denkt ge ook niet?* vroeg
zij aan de bleeke vrouw tegenover haar.
Nanne was in hare gedachten met heel andere din
gen bezig geweest; zij sloeg plotseling de oogen op.
«Als men bestendig aan iemand denkt, dan voelt
hij dat. Hendrik zal het voelen; ik zal den avond
opteekenen.
Meta Dornedden werd niet boos, omdat op haar
vraag geen acht geslagen was; zij rees op en trok
haar sleep ruischend over het tapijt, waarna ze zich.
dichter bij de weduwe plaatste.
«Kent ge geen oude minneliederen, tante Nanne;
ik meen zulke, die niet in alle boeken staan. Hebt
ge die nooit bewaard?*
Er kwam een blos op het gelaat der oude, terwijl
zij stamelend antwoordde: «Minneliederen? och
1 neen!*
«Ik zou wel eens willen weten, hoe het volk hier
zingtj* sprak de weetgierige jonge vrouw.
«Het volk? 0, mijn liefste lieveling, dat werkt
het zingt niet.*
(Wordt vervolgd.)
DE
en Altcna,
lERWAARD
NOVELLE VAN