No. 148.
Woensdag 28 Februari.
1883.
FEUILLETON.
In Noodweêr.
A
Uitgever: L. J. YEEEMAN IToüsden.
DE ZONNEMACHINE.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verüooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote lette* naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond'8 uur.
Te Woolwich in Engeland en misschien
ook wel op andere plaatsen, wordt op het
oogenblik na zonsondergang een kanon af
geschoten, als een teeken dat de schepen
hunne seinlichten moeten ontsteken. Een
onnoozele hals, die pas van het land kwam,
hoorde het schot en vroeg wat dat beteekende.
//We1," zei iemand tot hem, wweet ge dat
niet? de zon gaat onder." //Wel, wel," her
nam de ruan, //maakt de zon zoo'n geraas
als zij ondergaat, bij ons gaat dat veel
stiller in zijn werkin de steden hebben
ze ook altijd zoo iets bijzonders."
Hij hield het schot natuurlijk als een ge
volg van het ondergaan der zon. Men heeA
echter plaatsen, waar de zon werkelijk door
een kanonschot Iaat hooren, welken stand
zij heeft bereikt. In Parijs was, of is wellicht
nog, een kanon opgestold, met een brandglas
boven' het zundgat, zoodanig, dat op het
oogenblik dat de zon haar hoogsten stand
bereikt, het kruit ontvlamt en het schot
afgaat. Meer algemeen was vroeger die
handelwijsnu er tegenwoordig zoo veel
nauwkeurige werktuigen zijn om den tijd te
bepalen, is zij zoo noodzakelijk niet meer.
De zon, als groote licht- en warmtebron,
heeft altijd zeer de opmerkzaamheid der
menschen getrokken, en haar geregelde
schijnbare beweging heeft hen er toe gebracht
haar als tijdmeter te gebruiken. Vooral in
die landen, waar het eerst eenige beschaving
heersclite, was hare beweging daar zeer voor
geschikt. In de warme landen n.l. is, zoo
als bekend is, niet dat groote verschil in
lengte van dag en nacht als in de gematigde
en poolstreken. Toen liet er zoo nauwkeurig
niet op aan kwam, als in het haastige leven,
dat wij heden leiden, was men al spoedig
tevreden, wanneer men maar iets had, waar
aan men ongeveer den tijd kon kennen.
Bij de meeste Oostersche volken begon de
nieuwe dag dan ook met het ondergaan der
zon, en dat liep niet zoo ver uiteen. Wat
dat bij ons zou worden, kan men nagaan,
als men oplet, hoe de Israëlieten nu nog
hun Sabbath laten aanvangen, namelijk bij
zonsondergang. Dit verschilt 's zomers en
's winters, naar wij meenen, wel vier of
vier en een half uur. Zoo'n berekening
algemeen te maken, zou natuurlijk tot eene a
groote tijdsverwarring aanleiding geven.
Onze voorouders zagen in de zon een hooger,
levend wezen. Aan haar dankten zij liet hel
dere daglicht, aan haar de verkwikkende
warmte, de vruchtbaarmakend^ klacht. Zij
vereerden haar als een God. En dat deden
niet alleen onze voorouders, maar Grieken
en Romeinen en alle Oostersche volken.
De zonnedienst was de meest verbreide van
alle eerediensten onder verschillende na
men en vormen werd zij wijd en zijd
aangebeden en werden haar offers gebracht.
Verdween zij op tijden dat zij aan den hemel
moest schitteren, dan bracht de verdwijning
schrik en angst. Plet is zelfs in het beschaafde
Europa zoolang nog niet geleden, dat eene
zonsverduistering de schrikkelijkste voorspel
lingen in het leven riep. Bij de Turken is
het geloof heerschende, dat een groote draak
de zon wil verslinden en daarom loopt alles
te hoop bij een eclips, om door geraasma
kende werktuigen het ondier te verjagen.
Verbeterde wapenen voor het oog hebben
ons de zon beter doen kennen. Zij is in vele
gevallen de dienares geworden van het ver
nuft van den mensch. Door haar licht teekent
hijde daguerotype en het photographisch
portret is immers niets anders dan het vast
gehouden schaduwbeeld, door de zon gewor
pen. Hij vangt haar licht op en stapelt het
als het ware op, om hem in de duisternis
het pad te wijzen. De lichtgevende verf toch
is niets anders dan het vastgehouden zonne
licht, door de verf om zoo te zeggen inge
zogen, die het dan in de duisternis terug
geeft. Ook de zonnewarmte wordt verzameld,
om ze te kunnen gebruiken, waar en wanneer
men ze noodig heeft. Zoo gebruikt men
reeds eene zekere soort van steenen, die de
warmte in zich opnemen. Die steenen goed
bewaard, later in een vat met water geworpen,
doen de vloeistof even goed koken, als zij
nu boven het vuur aan de kook wordt gebracht.
Eene van de merkwaardigste toepassingen
van het gebruik maken van de warmte dei-
zon bevond zich verleden zomer in den tuin
der Tuileriën te Parijs. Daar was namelijk
eene drukpers tentoongesteld, die een courant
drukte en deze pers werd in beweging ge
bracht door de warmte der zonnestralen.
De gedachte om zoogenaamde zonnema-
chines te maken, is niet zoo geheel nieuw.
Maar eerst in onzen tijd hebben Erichson
en Mouchon vernuftige werktuigen uitge
dacht, waardoor de door de zon aangebrachte
warmte zich onmiddelijk in werktuiglijke
arbeid laat omzetten. Daarenboven zijn die
werktuigen zoo geconstrueerd, dat zij wer
kelijk praktisch en betrekkelijk gemakkelijk
te gebruiken zijn.
In de eerste plaats berusten deze werk
tuigen alle op de eigenschap, die verschil
lende stoffen in meerdere of mindere mate
hebben tot het opnemen of het weerkaatsen
der warmte. Melloni, een beroemd schei
kundige, heeft na vele en onvermoeide na-
sporingen bevonden, dat een metalen plaat,
die zich onder een glazen stolp bevindt, en
waarvan de oppervlakte met lampenzwart
is bedekt, de door de zon uitgestraalde warmte
het volkomenste absorbeert of in zich opneemt.
Het voorwerp dat het beste da warmte terug
kaatst, is een zilveren spiegel, die 92 per
cent van de opgevangene warmte terugwerpt.
De kennis nu van deze beide zaken heeft
zich Mouchot te Tours te nutte gemaakt
t</r vervaardiging van een stoomketel, die
door de warmte der zon wordt verhit. Deze
machine bestaat uit een reflector van ver
zilverde blikken platen. Deze reflector heeft
den vorm van een afgeknotten kegel met
het smalste gedeelte benedenwaarts gekeerd.
Onderaan, in het sïftalle gedeelte in het brand
punt is de zoogenaamde stoomketel aange
bracht, die uit twee koperen buizen bestaat,
die met lampenzwart zijn zwart gemaakt en
geheel door een glazen klok bedekt. Do
geheele toestel is zoodanig op eene as vast
gemaakt, dat zij daarmede zeer gemakkelijk
den loop der zon kan volgen, dat wil zeg
gen, dat de wijde opening van den kegel
steeds naar de zon toegekeerd kan zijn.
Erichson heeft weer eene andere construc
tie voor zijne zonnemachine uitgedacht. Hij
gebruikt geen stoomketel, maar verbindt
met zijn brandspiegel een heeteluchtma-
chine, waarvan de bak insgelijks onderaan
in den omgekeerden kegel ligt.
Deze machines zijn hoofdzakelijk van prak
tisch belang in de heete luchtstreken, waar
zij, wijl de lucht daar meestentijds onbe
wolkt is, regelmatig tot het opvoeren van
water en derg. gebruikt kunnen worden.
De ingenieur Abel Pi/re heeft echter bewe
zen, dat zij op zonnige dagen ook onder
den kouderen Europeeschen hemel kunnen
werken. Laatstleden zomer toch, werd bij
een feest in den tuin der Tuileriën gegeven,
in betrekkelijk weinig tijds een courant in
verscheidene duizend exemplaren gedrukt.
De pers, die daarbij werd gebruikt, was
eene gewone drukpers, maar zij werd dooi
de zonnemachine in beweging gebracht. De
machine had een reflector van zilverblik
van 3Vs Meter in middellijn; deze reflector
ving de zonnestralen op en vereenigde ze
op de zwart gemaakte oppervlakte van een
stoomketel, die onder een glazen klok stond.
Het water in den ketel werd door de op-
E. V K L Y.
-oo-
14)
Meta trok minachtend de schouders op.
«Dat weet ik beter ik kan mij een ongeluk
kige zeemansbruid, wier liefste in den storm is omge
komen, daar boven op de klippen wel voorsteilen, als
ze daar bij bet gemurmel der golven hare zwaarmoe
dige liederen zingt.
Hoe poëtisch opgevatriep de stem van Detlev
achter haar. Hij was de stoep van het terras opge
gaan en door de openstaande deuren binnengetreden,
zonder dat de beide vrouwen het bespeurden.
Meta reikte hem haar smalle vingers. »Ik ben zoo
opgeruimd,» sprak zij eenvoudig, op een toon die
volkomen geloofwaardig klonk. Eu gij
Het was of zijn gezicht de vroolijke uitdrukking
van haar gelaat weerkaatste. Het gaat mij evenzoo
betuigde hij. Zijn oogen waren niet te verzadigen van
den aanblik barer liefelijke gestalte. Zij bemerkte zijn
bewondering en vroeg met een lichten zweem van
coifuetterie
Waar denkt ge toch zoo over
Over iets zeer onschuldigs, beste mevrouw. De
namiddagboot bracht van daag een eenzamen gast naar
liet eiland, eep sombere, norsche, oude heer, die ven
de landingsplaats naar het dorp ging. Hij zag er uit
alsof de vreugde nooit den toegang tot zijn hart had
kunnen vinden. Twee vrouwen riepen elkaar toe
Daar gaat hij weer eens naar zijn eigendommen zien
en bij den pastoor informeeren wat er hier zoo al
omgaat. Nu, weldra behoort het geheele eiland hem
toe. Ik zou wel willen dat die man u nu eens
kon zien.
Meta glimlachteeen wonderlijk compliment, dat
zij daar uitgelokt had.
Nanne echter had haar smalle handen op haar
borst saamgevouwen.
0, mijnheer Von Brink, het was toch misschien
broer Daniël niet, ik bedoel mijn broeder Daniël?
Het heele eiland is bijna alleen van hem, dat is lang
zamerhand zoo gekomen, door de slechte tijden die
arme menschen Zij zou nog geruimen tijd op
denzelfden klagenden toon haar verhaal hebben voort
gezet, als de schoone jonge vrouw haar niet in de
rede was gevallen.
«Tante Nanne, hebt gij zelf niet gezegd dat men
geen geesten oproepen mag
Mevrouw Grütes schudde nadenkend het hoofd.
«Het zou toch ook kunnen wezen dat de vrouwen
zich vergist hebben, of dat mijnheer Von Brink ze
niet goed gehoord heeftneem mij niet kwalijk, mijn
heer.\on Brink, ik bedoel dat ge de spraak van die
visscherlui hier nog wel niet zoo goed zult kunnen
verstaan.
Detlev verzekerde door een welmeenende buiging,
dat hij haar die veronderstelling volstrekt niet kwa
lijk nammaar tante Nanne bleef ten prooi aan een
pijnlijke ongerustheid, hetgeen duidelijk uit haar ang
stig bezorgde trekken bleek. Meta gaf haar bezoeker
een wenk om bij haar te komen en wees op de
muziekstukken.
I
«Zie eens, welk een rijkdom
Hij behoefde niet lang in den stapel te zoeken om
een keus te doen, en nam weldra met een stuk voor
de piano plaats.
«De zee lag schittrend in 't verschiet!...» klonk
het van zijn lippen, vol en diep, met hartstochtelijk
gevoel en zachtkens wegstervend.
Meta stond roerloos met gevouwen handen naast
hem en toen hij het lied geëindigd had, reikte zij
hem haar rechterhand.
«Gij zijt een kunstenaar en moet mij onderricht
geven. Hoe dankbaar zal ik zijn; het is mij of ik
nu plotseling weder een levensdoel gevonden hel).
Hij zag verwonderd op, doch antwoordde slechts
met een zwijgende buiging.
«Wat is dat mooi!« mompelde Nanne Grütes in
haar hoekje; «maar ik zou toch wel willen weten of
het broèr Daniël geweest is.
Onafgebroken weerklonken nu de beide kracht-ge
stemmen door de avondlucht, nu eens elk afzonderlijk,
dan weder beiden gezamenlijk. De wangen der jonge
vrouw begonnen allengs meer te gloeien en de blikken
van den ernstigen man bleven telkens met meer be
wondering op haar rusten.
Eindelijk haalde Meta een stuk te voorschijn en
fluisterde
«Nu gaat tante Glara spreken; let eens op, of zij
u niet treilen zal,en zachtjes begon zij een zwaar
moedige, gevoelvolle melodie, liet was een oud volks
lied, waarbij tante Clara de muziek gecomponeerd had.
Ademloos luisterde Detlev toe; stem, woorden en mu
ziek, welk een verrukkelijke harmonie
«Mijn God, wat moeten zij lijden,
Die minnend elkaar moeten mijden,
En niemand op aard mogen klagen
Wat leed zij in 't harte omdragen!»
eindigde de zangster.
Er volgde een langdurige, diepe stilte; Nanne hield
weenend haar grooten witten zakdoek voor haar oogen
Detlev woelde in zenuwachtige haast met zijn vingers
door zijn baard eindelijk nam hij de hand der jonge
vrouw en bracht ze aan zijn lippen.
Zij begreep die zwijgende hulde en sprak onge
kunsteld «Ik wenschte dat tante Clara het had kun;
nen hoorenzij beweerde altijd dat ik de rechte uit
drukking voor dit lied niet had nu echter geloof
ik zelf, dat ik ze gevonden heb.»
Detlev beet zich peinzend op de lippen eer hij ant
woorddeZooals gij het gezongen hebt kan het
nooit overtroffen worden
Tante Nanne blies in het zijvertrek de spiritusvlam
onder den zilveren trekpot uit en kwam met de dam
pende thee het salon binnen. Maar zij kreeg van
beiden een zuur gezicht, zonder dat zij begreep waarom,
want de thee was goed en zij had er reeds den
lieelen avond naar verlangd.
Meta ging zittenzij nam een roos uit de vaas,
welke de oude Christiaan voor deze gelegenheid met
een prachtige bouquet uit den tuin had moeten sieren,
bij welke bezigheid hij echter vrij wat gebromd had
van ergernis over zulk een buitensporige verkwisting.
Terwijl zij de geuren van de welriekende bloem ge
noot, vroeg zij
«Als ge nu weèr geheel hersteld zijn wal zal
dan uw levenstaak zijn?»
Er speelde een pijnlijke glimlach oin zijn mond
toen hij antwoordde: «Het leven te verdragen, waarde
mevrouw
»0!« sprak zij haastig, als ik daaruit moet op
maken....»
(Wordt vervolgd
I
van
DE LANGST
Altm,
MELERWAAHD
NOVELLE VAN