1883 FEUILLETON. In Noodweêr. T ZÖ die zich met 1 APRIL a. s. op dit Blad wenschen te abon- neeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers GRATIS. Uitgever: L. «T. YF/ERMAN iTousden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZA T ERDA G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post verhooging. zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette» naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Aardbevingen behooren in ons land tot de zeldzaamheden, 't Was dan ook eerst na velerlei navraag in den omtrek dat men op Zaterdag 17 Maart j.l. in 'tzuidelijk deel van N.-Holland en 't noordelijk van Z.-Hol land, bepaaldelijk in Haarlem en Amsterdam aan een aardbeving dacht. In den vroegen morgen heeft men daar op vele plaatsen een hevige schudding gevoeldden een kwam 't voor alsof het bed opgetild werd, den ander alsof men dit wegtrok. In sommige woningen te Amsterdam zijn voorwerpen om gevallen en ging de schok met eenig geluid gepaard. Zooals we reeds opmerkten, niemand dacht aan een aardbeving. De ramp van Muiden lag nog te versch in 't geheugen om niet in de eerste plaats aan eenig plaat selijk onheil te denken. Dat is zoover we weten de vierde maal, dat ons land in deze eeuw met dit ontzettend natuurverschijnsel kennis maakt. Op 19 December 1850 werden in den omtrek van Haarlem lichte schokken van aardbeving gevoeld. Ook op 9 September van'tzelfde jaar en in dezelfde streek; de schokken gingen toen met eenig gedruis gepaard. In 1843 op 6 April werd tusschen 's Hertogen bosch en Arnhem een beweging van den bodem waargenomendaardoor zonk zelfs te V echel in N.-Brabant een deel van den dijk weg. Op 23 Februari 1823 werd 'teiland Walcheren door aardbeving verschrikt. Ook in vorige eeuwen kwamen ze hier te lande een enkele maal voor, b. v. in 1760, 1758, 1755, 1692, 1640, enz. doch nimmer voor zoover de geschiedenis meldt, hebben ze noemenswaardige scha aangebracht, 't Schijnt dat het noordelijk deel der aarde op dit punt geruster kan zijn dan de streken nabij den evenaar. Een aardbeving behoort tot de ijselijkste natuurverschijnselen. Wanneer de storm raast of de golven door den wind over 't land voortgestuwd worden, kan 't den menscli soms bang worden maar zoolang hij vasten grond onder de voeten heeft en zijn muren hem beschutten is hij in zekeren zin gevrij waard tegen de elementen. Doch wanneer die grond zelf bewogen wordt en begint te golven als de baren der zee, of plotseling omhoog wordt geduwd, dan verdwijnt met één slag alle begrip van vasten grond, van zekerheid en is 't nergens onveiliger dan in de anders beschuttende woning. Mensch en dier wordt dan door een panischen schrik aangegrepen, men weet niet waar zich te reddenzelfs de wilde dieren loopen van angst brullende rond, 't moet een vreeselijke gewaarwording zijn, waarbij al 't andere wat de natuur te zien en te gevoelen geeft, in 't niet verzinkt. Van de jongste, goed waargenomen aard bevingen is die van Allerheiligen 1755 een der verschrikkelijkste. Ze werd gevoeld in de I Alpen, in Zweden, op de Antillen, in de Vereenigde Staten, ook in ons land, maar vooral in Portugal. Lissabon, de hoofdstad van dit rijk, werd in een puinhoop herscha pen en men schat het aantal menschen, daar door invallende gebouwen, kerken vooral 't was onder kerktijd gedood, op 30000. Bij Cadix rees de zee plotseling 10 ellen omhoog en over den Oceaan, bij de Antillen, waar de vloed gewoonlijk beneden den meter blijft, steeg ze toen tot 6 ellen. In 1794 kwamen op 4 Februari te Quito (Z.-Amerika) 40000 menschen om 't leven. Ook Italië heeft dikwijls groote rampen door aardbe vingen te betreuren gehad, in 1783 en 1858 b. v., bij elk van welke gelegenheden duizen den van menschen gedood werden. Nog eens, 't is een vreeselijk verschijnsel, te erger omdat de mensch tegenover deze verwoestende natuurkracht volkomen weer loos staat. Tegen den storm en de golven kunnen we ons beschermen door hechte muren en dijken, voor de laatsten des noods door de vlucht, maar wie kan zich verweren tegen een aardbeving, die komt als een dief in den nacht en niet eens een minuut van noode heeft om stc .en en dorpen in puin te werpen, bergen te verplaatsen, den grond te doen. verzinken, en de zee omhoog te stuwen? We kunnen er niets tegen doen, als aanteekenen en navorschen en de ver schillende verschijnselen met elkaar in ver band brengtn; ons hoeden voorde rampen, die het gevolg van aarbeving kunnen zijn is onmogelijk, zoolang een dak boven ons hoofd totdeeerste noodzakelijkheden behoort. Aanteekenen, navorschen, combineeren dus is ons alleen geoorloofd. Laat ons zien, wat de wetenschap daaruit geleerd heeft ten op zichte van het wezen der aardbevingen. Zoo heeft men b. v. opgemerkt dat er verband bestaat tusschen aardbevingen en 't werken der vuurspuwende bergen, dat in landen waar veel vulkanen gevonden wor den, ook dikwijls aardbevingen plaats heb ben en dat meestal voor een vulkaan werkt, daar om heen en soms tot op verren af stand aardschokken worden waargenomen. Wanneer dat vast staat en de wetenschap twijfelt daar geen oogenblik meer aan, dan wordt de vraag wat is een aardbeving minder moeilijk. We redeneeren dus ver der. De vulkanen vindt men bijna zonder uitzondering in de nabijheid der zee. Europa telt er drie, alle vlak bij de kust gelegen. Van tijd tot tijd braken deze verschillende stoffen in gloeiend-vloeibaren toestand uit. Maar altijd gaat daaraan vooraf een geluid als van 't sissen van water op een gloeiende plaat en 't uitstooten van dampwolken. Er komt dus uit den schoot der aarde water te voorschijn. Hoe komt dat water daar Alleen door dat het door spleten en klo ven naar beneden dringt. Zulke kloven zijn er in massa. In 't binnenste der aarde kan geen water aanwezig zijn vanwege den hoo- gen warmtegraad, die daar waargenomen zou worden als we er konden binnendrin gen. Dat is echter onmogelijk. Men kan maar tot een zeer geringe diepte door de korst van onzen aardbol heendringen, om dat de warmte ons spoedig daar beneden te groot wordt. Ook daaruit heeft men weer gevolgtrekkingen gemaakt en men is daar door bijna zeker dat op elke 50 voet diepte de warmte met 1° F. toeneemt, zoodat op een diepte van circa 10,000 Meter ijzer reeds smelt. Deze diepte is nog maar het 600ste deel van de halve middellijn der aarde en dus zeer gering. Daar kan dus geen water aanwezig zijn, maar moet alles in gloeiend-vloeibaren toestand bestaan. De ingewanden onzer aarde, gelijk de weten schap het binnenste gedeelté van onzen bol noemt, bestaan dus uit vuurdaarom heen is een vaste korst waarop wij wonen en die korst is, in betrekking tot de groote aarde, betrekkelijk zeer dun, maar hoe dun vermatf niemand met zekerheid te zeggen. O oo Over de gansche aarde bestaan heden nog circa 150 werkende vulkanen, die soms met groote tusschenpoozen, maar sommige warasTHEEnerm E. V E L Y. -oo- 21) Hij knielde voor haar néér, kuste hare handen en zag haar met een glimlach vol zalige verrukking in liet gelaat, dat zoo marmerbleek was. Daarna rees hij haastig op. «Nu de laatste dringende zaken beneden nog afgedaan, na de vreugde des vvederzienseen klein uurtje nog; wilt ge nu in dien tijd maar eens den ken dat ik nog niet wéér hier geweest ben?* Ik weet niet wat ik denken zal. Hij bemerkte niet hoe ze nogmaals huiverde onder den kus dien hij op hare lippen drukte, waarna hij zich ijlings naar beneden spoedde. mijn God!» kermde zij, »het helpt niets; hij kan het niet gelooven, zelfs al wilde ik hem handen wringend de waarheid bekennen. Zijn hart is te edel, hij kan het niet gelooven, en het mijne het mijne .is verstijfd en dood voor hem.» Zoo bleef zij een poos zitten peinzen en denken (éindelijk sprong zij driftig op. «Zoo moet het wezen dat is de de eenige, de noodzakelijke in de kamer verbroken, toen de jonge vrouw reeds weder terugkwam, in een eenvoudig bruin costuum van gewone stof en eenvoudig fatsoen gekleedeen zwarten doek en een donkeren hoed bracht ze op haar arm mede. »Zoo,« fluisterde zij, «zoo niets van al die weelde, die mij niet gelukkig heeft gemaakt. Dit kleed droeg ik op den dag toen de arme Hendrik verlangde dat ik de zijne zou worden, tot zijn en mijn ongeluk!» Terwijl zij een laatsten, langen blik ten afscheid door de kamer liet gaan, speelde er een weemoedige trek orn haren mond; zij ging naar de schrijftafelen nam er een beurs uit. «Dat moet ik toch ter leen nemen.» In den gang bleef zij een oogenblik staan luisteren het was alles stilnog eenmaal drukte zij de hand op het hart. Hendrik arme Hendrik Daarna sloop zij als een schaduw heen. eemge weg De groote staamie klok met de engelenbeeldjes luid nog niet lang met haar eentonig tik-tak de diepe stilte In de richting van de landingsplaats der stoom- booten zag men een moede gestalte naderen, koit na dat de spoortrein uit de naburige handelsstad snuivend en stampend was komen aanrollen. Een vrouwelijke, onaanzienlijke gestalte, in een eenvoudig gewaad, ril lend en huiverend in sluier en doek gehuld. Zij droeg niets, hare armen hingen slap langs haar lichaam neèr, en toch maakte het den indruk alsof zij hijgende on der een zwaren last gebukt ging. Overal lagen hier groote en kleine schepen ten an ker en enkele stoombooten schommelden aan ijzeren w a ter. de blik Twee zeelui zaten op den steiger kettingen op het woelige Onderzoekend over al die vaartuigen. gleed der moede voelgangster naar de schepen en het water keken. Hier en daar liep een troepje werklieden met loomen tred heen en wederde vreemde dame ging beschroomd voor hen uit den weg. Zij hield hare voile met haar onbe- handschoende vingers vast en naderde het tweetal op den steiger. «Wanneer gaat er een boot naar Wallhafen?» vroeg zij op zachten, bedeesden toon. «Over drie dagen!» Over drie dagen?» herhaalde zij. «0-dat is lang! De een nam zijn pijpje uit den mond en zag haar medelijdend aan. »De grootste drukte is .daar alwéér afgeloopen,» sprak hij met een ruwen lach, «hunne zeven badgasten zijn weg en om dat kleine stipje aarde daar bekommert men zich niet zoo veel, om er regelmatig te laten aanleggen.» De bleeke dame knikte. «Drie dagen, kan men niet terstond overvaren, al was het met een roei- bootje «Ja, als men maar iemand heeft die overvaren wil «Als gij als gij beiden het zoudt willen doen? Zij zeidc dat alles met een angstkreet. De mannen zagen elkaar eens aan. «Het is een leelijke wind!» begon de eene. «Ik geloof dat geen pekbroek het gemakkelijk doen zal,» mompelde de ander. Daarop zag hij de vrouw weer aan: «Is u daar zooveel aan gelegen?» «Veel allesstamelde zij terwijl haar de kracht scheen te begeven om haar sluier langer vast te houden. De wind hief hem op en toonde den bootslieden een bleek, door smart verwrongen gelaat. «Ik stel er zooveel prijs op alsof mijn leven er mede gemoeid was en ik zou er u rijkelijk voor beloonen «Zij beeft daar misschien een liefste, die ziek is. In de pastorie die jonge studentfluisterde de een. «Daar zegt ge zoo wat, man; men kan nooit we ten hernam de ander. »Daar!« riep de beangstige jonge vrouw en liet hun een beursje zien, waarin door de witte, met paarlen bezette mazen goudstukken schemerden. «Daar, dat is alles voor voor u!< De mannen zagen elkander aan. «Ik heet Jan Pe tersen,» zeide de een «maar ik neem niet meer dan ik verdien. Het zal een lastig werkje zijn, wat jongen De ander knikte. Hij zag er begeerig uit. Nu maak ten zij een bootje los en een ruwe, vereelte hand hielp de jonge bleeke dame instappen. Zij legde de handen in den schoot en zag strak voor zich uit. Het vaar tuigje laveerde tusschen de grootere schepen door naar het open vaarwater; de mannen roeiden krachtig, hu en dan wierpen zij elkaar een vragenden blik toe. «Vóór den avond,zeide Jan, hebben wij nog een storm uit de eerste hand, let eens op mijn woorden, Klaas!» «Daar is drukte genoeg aan de lucht,was het ant woord, «en men behoeft maar naar het water te zien. Het woelt. «Zoolang ik op zee ben, heb ik nog altijd den storm in mijn lijf voelen aankomen. Wij komen niet terug met den notendop hier, daar denkt geen meeuw aan! Ja, schreeuw maar!» riep hij er tot een, die juist naast hem was neêrgestreken en terstond weder weglladderde. De zwijgende passagier rilde. «Laat het u niet be rouwen, mannen, ik zal u meer geven dan uw boot waardis!» klonk het zacht van de bleeke lippen. Daarop vloog er een lichte blos over haar gelaat. «Ik ga er heimelijk heen; ik ga er heen om iemand te verras sen; wilt ge me helpen? Als wij aan die zijde daar landen konden, niet ver van de klippen?» (Wordt vervolgd DE Altena, )e iipaÉn aarde. NOVELLE VAN Met zenuwachtige haast ging zij de kamer door naar het aangrenzende vertrek: »Ecn uur slechts een uur.» mompelde zij. hunne korte pijpjes te rooken, waarbij zij zwijgend

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1