1883.
w
'FEUILLETON.
Een Naamlooze.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
Brieven uit Amsterdam.
VOOR
Anna's eerste zorg was de bewustelooze op de rust
bank te-'leggen en zijn overkleederen uit te trekken,
terwijl Kasper in zijn vertrekje een warmen mantel
opzocht. Zij ontdeed hem van den vastgesloten rok,
die den zwaar ademende belette vrije lucht te scheppen.
Daar glansde iets op de borst- van den jongeling haar
in de oogen; 'twas de helft eener gouden doos, die
aan een zwarten band bevestigd hem om den hals
hing. liet licht der waskaars, waarmee moeder Anna
haar arbeid bijlichtte, voorzichtig evenwel, zoodat het
niet op het gelaat van den lijder scheen, viel. op het
daarop gegraveerde wapen. Zij boog zich, al lager en
lager, als vertrouwde ze hare oogen nietdat wapen
echter, een valk door een stralenkrans omgeven, bleef
't zelfde.
Met geweld smoorde ze den kreet, die aan hare
borst dreigde te ontsnappen, doch het versterkende
vocht, 't welk ze met een hoornen lepel den be
wustelooze wilde toedienen, ontviel aan haar sidde
rende hand. Als een steenen beeld stond ze daar,
toen Kasper, met een verwarmenden pels beladen, bin
nentrad. Met den vinger wees ze hem op Georges borst.
1Zie
Kasper schrok hevig en viel op de knieën.
«Anna, bet wordt dag' om u heen, God ver
richt wonderen, nu kan ik u verlaten. Met stille liefde
hing ik, den armen boerenzoon u aan, zonder ooit
mijne wenschen uit te durven spreken. Het was mij
genoeg uw vertrouwde te zijn,' uw beschermer thans
echter hebt ge den ouden Kasper niet meer van noode,
een jongere, betere hulp treedt in mijne plaats. Het
was u, zeidet gé voor weinige uren toen deze jonge
ling ons verliet, als moest ge ten tweeden male een
kind verliezen, thans,' nu hij wederkeert, hebt gij
voor de tweede maal eenen zoon het leven geschonken.
Ja, hij is- uw zoon Anna, dien wij in die verschrik
kelijke tijden toen zijn verplegers'om't.leven gebracht
werden, eveneens dood. waanden, zonder daarvan ooit
zekerheid te krijgen
.«Mijn zoon!« Nu kan ze zich niet meer goed houden.
Wat vertwijfeling en gevaar niet doen konden, deed
de overmaat van geluk Haar krachten begaven haar.
De onmacht nabij zonk ze nevens Georges rustbank op
den grond.
De uitroep had den gered.de uit zijn toestand van
ongevoeligheid gewekt; verward mengden zich in zijn
geest het. verleden en het tegenwoordige, oogenblik.
«Moeder Anna,« fluisterde hij met gesloten oogen,
•«moeder Anna, zeg mij hebt ge den armen naamloozen
George lief?
Lief?juichte zij en in stuiptrekkend snikken ver
ruimde zich hare borst«Moederliefde."
V.
«Brandenburg en Frederik Wilhelm» klonk het als
een donderslag binnen Demmins wallen. De kleine Bran-
denburgsche troep had de troep bemachtigd, in de na
bijheid van de plaats van overtocht gelegen. Dewijl ze
door de verdedigers onneembaar geoordeeld was, viel
het gemakkelijk de niets kwaads vermoedende wacht
te overrompelen en daarop ging het door de enge straten
voort om de bezetting in den rug aan te vallen. Een
panische schrik maakte
de duisternis en de
zich
hen het kleine getal der
verwarring
van de zweden meester;
rondom verhinderden
aanvallers op te merken, die
als uit de grond opgekomen onophoudelijk voorwaarts
drongen ten einde hun kameraden de hoofdpoort te
ontsluiten. De zweden verloren allen moed. Ze konden
niet anders denken dan dat een gansche afdeeling des
vijandelijken legers op e.en onverklaarbare wijze achter
hun rug in de stad doorgedrongen was en op Dem
mins burgers, dat wisten ze, was niet te rekenen.
De tegenstand was dan ook slechts kort. Met eigen
handen schoof Eliniar von Haudnitz den zwaren dwars
balk der poortdeureri terug, terwijl het verroeste ijzer
rood gekleurd werd door het bioëd, dat uit twee
wonden, aan den arm en den schouder, stroomde.
Toen de poort geopend was drongen de soldaten van
't overwinnende leger onder zegenkreten binnen nog
een klein straatgevecht volgde, een laatste^ flikkering
van vertwijfelden tegenstand en - Demmin' behoorde
den groöten veldheer, Keurvorst Frederik Wilhelm Van
Brandenburg
Eerst in het gewoel van den kamp was het Eliniar
gelukt voor eenige oogenblikken de herinnering aan de
ontzettende door hem bedreven wandaad te verjagen,
die voor eeuwig zijn eer met een oriuitwisckbare vlek
bezoedelde. Als een razende had hij zich aan de spits
zijner dappere kameraden op de vijandelijke drommen
gestort. Hij zocht den dood, die hem evenwel scheen
te ontzien. Niet voor 't bloedige gevecht afgeloop.en
was, dacht hij aan zijne wonden. Toen de Brandenburg-
sclie vaan van Demmin's muren wapperde, door den nacht
wind ontplooid, voelde hij eerst de brandende pijn, hij
duizelde en stortte ter aarde, doch de soldaten zagen
de vlammen te blusschen en de roode gloed die thans
den blauwen horizon verfde, was de heraut van dén
dag, die' óp zonnestralen nader kwam," licht en leven
schenkende.
In een celachtige kamer, eenvoudig doch net inge
richt, ontwaakte Jonker Eliniar na een vasten slaap
van eenige uren in volkomen bewustzijn. Zijn wonden
waren niet levensgevaarlijk; slechts een lichte wond
koorts plaagde hem. De opgaande zon vergulde den
witgepleisterden muur en een keurige, in donkere lijst
gevatte schilderij, een Christusbeeld voorstellende, op
welke Elimars oogen vallen moesten bij het ontwaken.
Ilij maakte een beweging van ongeduld, als wilde hij
opslaan, doch de oude Egbert die reeds aan de sponde
van de. zoon zijns meesters waakte, weerhield hem
daarvan met zachte hand.
«Blijf liggen, jonker,zei hij, «bij God, gij hebt de
rust verdiend. Uw vader heeft tranen'óm u geschreid,
tranen'van'vreugde en trotsch, die als balsem zijn op
de wonde, welke eeu ander verlies hém toebracht.
Zie toch niet zoo wild om u,« ging hij bemoedigend
voort, «alles is in orde, Demmin is ons: uwe wonden
zijn zonder gevaar en gij ligt goed geborgen in 't
klooster van de vrome zusters der heilige Beata. Uw
vader vertoeft nog in het kamp, ook onze Keurvorst
is naar zijn tent teruggekeerd, doch binnen weinige
uren zal u de eer te beurt vallen, zijn bezoek te ont
vangen.»
hem vallen, namen hem op en droegen hem
weg,
opdat zijn wonden verbonden zouden worden
Het eerste werk van den overwinnaar was geweest
GenoegDie kreet kwam zoo heftig over Elimars
lippen en de toon van den toch nooit bescheiden jonker
trof den ouden man.zóó, dat hij hem met stom verwijl
in den blik bleef aanzien. De uitdrukking van 's jonkers
gelaat scheen hem- zoo vreemd Voor, daar sprak een
hardheid en strengheid uit als hij tot heden in zijn
trekken nimmer gelezen had.
Eliniar zag dat hij den man onrecht deed. «Ikdanl^
liet Lu
WAAHD
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f I.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteas naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
SH-5—
(Van onzen specialen correspondent.)
DE GAMELANG.
Ik heb u reeds met een kort woord gesproken
van het gebouw dat op de tentoonstelling de voort
brengselen enz. onzer kolouiöu bevat en hetwelk
naast de groote wereldgallerij opgericht is en 4000
M2 oppervlakte beslaat. Het front van dit koloniale
gebouw is geheel zonder karakter, het zegt niets
en dat is al 't ergste wat een gevel doen kan,
doch men heeft er een standbeeld voor geplaatst
van Jan P. Koen, den koenen stichter van Batavia,
ook het Atjeh-mouument staat er eenigszins verder
bij en er is een park aangelegd op Iudischen trant.
Daarvan moet ge u geen al te groote gedachten
maken, want 't is een jong parkje en voor de plan
ten de hoogte uwer knieën bereikt hebben zal het
tjjd yan opruimen worden.
Toen ik dat alles een paar dagen geleden stond
te aanschouwen en een plekje schaduw zocht, daar
de. zon 'ter op gezet scheen te hebben het hier
eens recht tropisch in te richten, troifen eenige
zachte tonen mijn oor en 'k dacht onwillekeurig
aan de Gamelang, die 'k tot heden te vergeefs ge
zocht had.
Ik kon n.l. niet "denken dat de Comm. der ten
toonstelling de Javaausche muzikanten zou verbergen
achter een kwartjeshekje, gelijk ze de Suriuaarnscke
inboorlingen en de schatten van Engelsch-Indie
gedaan heeft. Toch was 't niet anders. Ge kunt de
Gamelang hooren en zien, maar
't kost 25 ct.
Ik weet wel dat -25 ct. zoo heel veel niet is, maar
wanneer dat extratje ettelijke keeren terugkeert,
wordt de toegangsprijs tot de heele tentoonstelling
nog Jameljjk hoog.
Enfin, ik schrjjf dat hier neer, alleen uit deel
noming in 't lot van zoovelen, die er noode de extra-
kwartjes kunnen afnemen en niet uit eigenbelang.
Mijn dkaart voor de pers« opent gratis alle afsluitingen
en 'Jt.is dus niet voor mij zeiven dat ik een klaag
lied zing.
de ontdekking stond ik voor
Vijf minuten na
de muziektent, waar oen 15-tal Javaanscho kun
stenaars op hun doode gemak en sigaartjes roo-
kende muziek maakten. Op den voorgrond dei-
teut bewogen zich een paar dito dames, op de
maat der tonen.
Ik ben geen specialiteit op muzikaal gebied,
maar ik kan toch, een Europeesch koor of orkest
hoorende, zoo eenigszins nagaan, wat de artisteu
ons willen doen gevoelen. Hier echter bij de Ga
melang stond ik als een blinde voor do kleuren
in de eerste oogeublikken is deze muziek zoo
vreemd, zoo gehoel afwijkende van wat bij ons
door violen en bassen, clarinetten en trompetten
voortgobracht wordt, dat ge eigenlijk niet weet
hoe ge 't hebt.
Straks kom ik hierop terug en begin thans met
u de Javaansche virtuoson voor te stellon.
Daar in 't middelpunt van do tent op een hou
ten kist zittendé als een kleermaker op zijn tafel
zit do directeur. Hij bespeelt de rebab, die wel wat
op een violoncel gelijkt. De kast is met blauw
fluweel overtrokken en heeft een ivoren staartstuk
met 2 lange schroeven op 't eind. Zo heeft dus
maar 2 snaren en de strijkstok heeft een boog
vormige gedaante. Met maat slaan houdt deze heer
zich niet op. Ook heb ik niet kuuuen bespeuren
dat hij zich eenigszins met het tempo bemoeit of
met het sein tot beginnen. Het kwam mij voor
dat de trommelslager in dat alles meer te zeggen
had dan hij. In 't algemeen speelden de heeren wel
wat nonchalant. Ik dacht er bij aan do straatmu
zikanten, die bij u langs den dijk loopen. De clari
net begint een mopje naar believen; zijn vrienden
hooren een maat of een paar maten af, denken
»ba, ja ik vat je« en toetex'en na. Dat gaat goed
't eerste stukje, 't volgende (steeds een wals) begint
op dezolfde wijze: de clarinet voorop. Maar pas
zijn de heeren aan 't walsen of de cornet treedt
af en gaat om centenstraks volgt de trompet
zijn voorbeeld en zoo brengen de clarinet met de
waggelende bas den wals tot zijn eind. Ik heb het
gehoord dat de heele begeleiding aan 't conten
vragen trok en men de clarinet jammerlijk in
den »schoonen blauen Donau« liet verdrinken.
Hieraan dacht ik bij de Gamelang. De heeren
nemen 't met de muziek niet serieus op, zoomin
als de danseressen 't met hare dansen doen. Van
de eersten loopt er zoo nu en dan een weg om straks
terug te komen of legt zijn hamer neer om een
cigaret op te steken ik heb zelfs gezien dat de
directeur zijn rebab neerlei om vuur te maken
terwijl de dames dikwijls in lachen uitbarstten om
een verkeerden pas of iets anders waarvan ik de
reden niet altijd begreep. In - den aanhef van elk
stuk laat het ensemble ook veel te wenschen over.
Als de pauze lang genoeg geduurd heeft, maakt
de trom een paar afschuwelijke bommen, de gong
valt bij, de bonang volgt enz., na een tiental ma
ten werkt 't vol orkest.
Naast don directeur zit op den grond met den
rug tegen de kist zoo gemakkelijk mogelijk de
fluitist, die oen instrument bespeelt van bamboe
gemaakt en dat soeling heet. Als ik nu nog den
trommelslager noem dan houdt verder elke verge
lijking met onze instrumenten op. Deze artist zit
op eeu voetenbank en heeft drie trommen bij zich.
Twee er van zijn lang en dun en onoogelijk van
kleur, do derde lijkt wel wat op onze groote trom.
Hij bospoelt ze uaar gelang de muziek het eischt,
om beurt en met de handen. Ik merkte op dat
hij ze verschillende geluiden liet geven door ze te
slaan of met. de vingertoppen öf met do vlakke
hand of met de vuist. Alleen de grootste slaat hij
met een stok met een omwonden eind. Het geluid
uit de een zoowel als uit de ander is do) en in
één woord onuitstaanbaar leelijk.
Stel u nu voor een kanapé, maar zonder rug
leuning, waarop in twee rijen een dozijn klokken
of ketels zijn geplaatst, die door den artist met
een hamer geslagen worden en ge kent de bonang.
Stel u verder voor een stuk speelgoed onzer kin
deren, een doos, waarin twee bandjes gespannen
zijn, waarop glaasjes of stalen plaatjes liggen, welke
met eeu kurken hamertje aangeslagen worden. Maar
stel u dat voor ongeveer een meter lang en naar
evenredigheid breed en hoog en ge hebt de gam-
bang kajoe, het instrument, dat rijk vertegenwoor
digd is in de Gamelang.
Hierop gelijkt veel de genderdoch ze is grooter
en de metalen platen liggen bier op bamboezen
kokers van verschillende lengte.
Wanneer ik nu hier nog bijvoeg de gong, een
raam waarin een drietal koperen bekkens hangen,
die met een stok welke met leer omkleed is, ge
slagen worden en een aangenamen, lang aanhou
denden klank geeft en do kenong, een klok, die op
een raam ligt, dan ben ik tamelijk volledig ge
weest en moogt ge me wel danken voor zooveel
omschrijving.
Al die instrumenten, op de rebab en de soeling
na, worden geslagen, sommige met hamers, andere
met stokjes, gelijk de bonang.
Het geluid van deze verzameling instrumenten,
welke Gamelang heet, is zacht en meestal zeer lief.
Ik zeg meestal want er waren oogenblikken, waarin
de muziek alles behalve lief was, in die n.l. waarin
de danser hartstochtelijk verbeeld te zijn. Dan leg
gen sommige kajoeisten een paar metalen platen
op de andere en maken oorverscheurende ketelmu
ziek, anderen slaan met hun hamer in de maat,
weer andereu tegen de maat op den houten vloer,
terwijl de trommels in die passages allererbarme-
lijkst meerommelen.
Maar dat zijn uitzonderingen, gewoonlijk is de
Gamelang kalm en statig en men kan zich best
voorstellen hoe na een snikhoeten dag in de scha
duw der pinangs en arengs gezeten, dat zachte
klokkenspel den hoorder aangenaam moet tegen-
klinken.
Mij komt de Gamelang in zijn geheel voor als
accompagnement, als begeleiding van 't geen de
danseres ons te zien en te gevoelen geeft. De ge
dachte der muziek moet in den hoorder schuilen
om de gamelang te genieten. Wij westerlingen ken
nen en begrijpen die gedachte niet, althans in den
aanvang en vandaar dat we de muziek evenmin
vatten.
In den aanhef sprak ik van danseressen. Ik heb
iG)