Woensdag 13 Juni.
1883.
Een praatje over
FEUILLETON.
VOOR
m VP
Ss
UitgeverL. .T. YEEPATAN Heusden.
Dit blad verschijnt eiken W O E N S D A G
Abonnementsprijs: per .'1 maanden
verhooging.
en ZAT EllD AG.
1.Franco per post zonder prijs-
r-n;v
Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette» naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Kleinigheden worden dikwijls over het
hoofd gezien door hen, die er niet recht.s-
streeks mede te maken hebben. Anderen
daarentegen hechten het grootste gewicht
aan kleinigheden en hun geheele leven be
staat in een strijd tegen zaken, die een ander
doen glimlachen om hare nietigheid. Door
gaans vindt men bij die ménschen, welke
de minste zaken om handen hebben, de
grootste voorliefde voor al wat nietig is en
gering. Er zijn natuurlijk vele en loffelijke
uitzonderingen. Zij merken alles op; alles
wat niet volmaakt in den regel is, hindert
hen en ergert henmaar ook omgekeerd
zoeken zij in kleinigheden hunne grootste
kracht en openbaart zich hun strijd tegen
personen en zaken in allerlei zijdelingsche
aanvallen en kwellingen, speldeprikken in
één woord, die meer haat verwekken dan
een tegenstand met open vizier.
Men zegt wel eens, de wereld wordt ge
regeerd door kleinigheden, en dat is in zoo
verre waar dat deze dikwijls het begin zijn
van groote maatschappelijke omkeeringen,
maar zij zijn er daarom de oorzaak niet
van, die ligt doorgaans veel dieper. Al de
materialen zijn aanwezig, eene toevallige
omstandigheid verhaast de uitbarsting en
dan zegt men, niet verder doordenkende,
die toevallige omstandigheid is de oorzaak
van de ramp.
Lang leerden wij op de school, dat een
twist tusschen moeder en zoon de oorzaak
was van de Hoeksche en Kabeljauwsche
twisten, dat het storten van een glas water
Philips van Valois Koning van Frankrijk
maakte, dat een klap met een waaier, dien
de Dey van Algiers aan den konsul-gene
raal van Frankrijk gaf, de oorzaak was, dat
Algerië zijne onafhankelijkheid verloor; dat
de gladgeschoren kin van Lode wijk Vil de
j oorzaak was van een langdurigen oorlog
j tusschen Frankrijk en Engeland, dat het
„loop naar de d' van Keizer Wilhelm
tot den Franschen gezant Benedettv in 1870
de oorzaak was van den Fransch-Duitschen
oorlog enz., maar dat was feitelijk geen
van allen waar, de oorzaken lagen veel
dieper, de uitbarsting zou misschien wat
vertraagd zijn gewordende hier boven ge
noemde feiten verhaastten haar.
Tegenover dit staat evenwel, dat werke
lijk belangrijke gebeurtenissen, niet zoo al
gemeen bekend, wel degelijk zeer geringe
oorzaken hebben gehad. Wij willen daar
echter niet verder over uitweiden, onze lezers
mochten denken dat wij een cursus in de
historie wilden geven. Liever willen wij nu
op andere kleinigheden wijzen, die werkelijk
van hoog belang zijn, hoe schijnbaar nie
tig ook.
Wij krijgen dagelijks verschillende zaken
in handen, die voor ons weinig of geene
waarde hebben, in zooverre namelijk, dat
wij ze wel noodig hebben, maar er toch
zeer nonchalant meê omspringen. Denken
wij maar aan lucifers, spelden, naalden, klein
speelgoed, enz. En toch vertegenwoordigen
die te zamen een groot kapitaal. En toch
geeft het vervaardigen van die artikelen aan
duizenden menschen brood. Een aardig voor
beeld van de grootte van het kleine levert
het volgende. Er was eenige jaren geleden
een commissie benoemd in Engeland, die
een onderzoek zou instellen naar de fabri
cage van verschillende artikelen en over dat
onderzoek verslag moest geven aan het
Lagerhuis. De rapporteur liet zich volgen-
derwijze uit:
„Achttien jaar geleden, tijdens mijn eerste
verblijf in Londen, vroeg mij, een naar het
uiterlijk te oordeelen, welvarend burger uit
de city, of ik niet in staat zou zijn hem
poppenoogen te verschaffen. Ik gevoelde mij
half en half beleedigd. In mijne kwaliteit
als fabrikant, hield ik het voor vernederend,
mij inet poppenoogen af te geven. Hij bracht
mij in een vertrek, dat zoo breed was als
dit en tweemaal zoo lang, (hij bevond zich
in een der grootste kamers voor afzonderlijke
vergaderingen) en wij hadden maar juist
ruimte genoeg tusschen kleine voorwerpen
door te loopen, die slechts deelen van pop
pen waren, en die de ruimte tot den zolder
vulden. Het waren alleen maar de armen
en beenen, de rompen waren beneden. Ik
had genoeg gezien om mij te overtuigen,
dat hij heel wat oogen noodig had, en daar
het een artikel was, dat tot mijn fabrikaat
gerekend kon worden, zeide ik, dat ik de
order op mij zou nemen, bij wijze van
proef. Hij liet mij verscheidene monsters
zien. Ik noteerde de bestelling. Zij omvatte
verschillende hoeveelheden en van verschil
lende grootte en kwaliteit. Toen ik thuis
op mijn geraak de bestelling narekende,
bevond ik, dat zij een bedrag van zesdui
zend gulden beliep.
Te Saarburg (Lotharingen) in eene zeer
vlakke houtrijke streek ligt de fabriek de
Trois Fontaineseen van de grootste fabrie
ken van horlogeglazen. De gebouwen be
slaan met de aanhoorigheden een opper
vlakte van ruim 12000 vierkante meters.
In die fabriek worden jaarlijks gemaakt
ruim dertig mïltioen horlogeglazen. Zij wor
den vervaardigd met behulp van vernuftige
werktuigen, eene geschikte verdeeling van
den arbeid en een vijfhonderdtal arbeiders.
Vroeger waren de horlogeglazen veel
duurder en veel minder sterk dan tegen
woordig. De oudste horloges hadden in het
geheel geene glazen, of ten minste zeer
weinige hadden ze. Dat kwam door hun
vorm. Zij waren ovaal van vorm en zeer
dik, en stonden bekend onder den naam
van Neurenburger eieren. Als zij van glazen
moesten voorzien worden, dan moesten die
met behulp van een slijpsteen uit een stuk
massief kristalglas geslepen en daarna ge
polijst worden.
Toen de horloges later eene ronde ge
daante en een platten vorm verkregen,
werden zij van bolle glazen voorzien, die
nog wel niet gemakkelijk, maar toch goed-
kooper te vervaardigen waren dan de ovale.
Men blies in de glasblazerijen met zeer
kleine blaaspijpen kleine glazen bollen en
sneed uit elke bol twee bolvormige sig-
menten, met behulp van gloeiende ijzeren
ringen, die men er op drukte en welke
door de plotselinge uitzetting het glas cir
kelvormig deden afknappen. De rand van
zulk een glas werd daarop m#t slijppoeder
op een ijzeren plaat of op een slijpsteen
afgerond. Men vat, dat deze bewerking nog
moeilijk en kostbaar was, terwijl daarenbo
ven de glazen nog zeer onsterk waren.
Men is natuurlijk op dit gebied niet stil
blijven staan. Tegenwoordig maakt men de
glazen op de volgende manier. Er worden
glazen bollen geblazen van 5 a 7, soms 10
decimeters middellijn, met eene dikte van
één, hoogstens anderhalven milimeter. De
horlogeglazen worden uit den bol gesneden
met behulp van een naald, die om haar
middelpunt draaitaan het uiteinde van
die naald is een diamant bevestigd. Met
dit kleine werktuig trekt men eerst tien
kleine cirkels op den boléén dezer cir
kels ligt juist tegenover de plaats, waar de
opening van den bol zich bevindt. Door op
den rand er van te kloppen, tracht men nu
een dezer cirkels te doen loslaten is dit
gelukt, en dit is het langdurigste en moeie-
lijkste gedeelte van het werk, dan brengt
de werkman den duim in de verkregen
opening, neemt een tweede horlogeglas
tusschen duim en twee vingers en drukt
I.
1)
DE GROENE PORTEFEUILLE.
Is het u wel eens gebeurd, lezer, buiten op den
langen openbaren weg voor een wegwerker stil te
staan, hem een poos aan te kijken en tot u zeiven
te zeggen:
«Arme man! altijd en immer is hij daar, of het
regent of waait, ondanks de koude en hevige zonne
stralen, volkomen als een der mijlpalen aan den weg.
Had hij er nu nog maar de onbewegelijkheid van!
Maar neen... hij moet eten... en de noodzakelijkheid
van den arbeid zet hem iederen morgen in beweging.
«De beenen gebogen, het lichaam voorover, het
hoofd steeds naar den grond gekeerd, klopt hij onop
houdelijk met beide handen. Het is geen mensch meer,
doch een werktuig om keisteenen te breken... het is
een levende hamer.
Toch zijn er die den harden arbeid van den kan
tonnier met berusting aanvaarden; er zijn er tevens
die met liefde hun kanton verzorgen en daar eer in
stellen. Hun pvramiden van steenen zijn met een soort
kunst langs de grasperken gerangschikt, hunnerzijds
zoo zorgvuldig onderhouden als bloembedden in een tuin.
Het gras langs de sloot is rechtlijnig, de hellingen
altijd groenja zelfs de hut van stroo, de eenige be
schutting tegen het onweer, ziet er vriendelijk uit en
(1H fff OUD fe yfforbeeklige werklieden, Als alles
goed in orde is, wanneer zij tot het laatste doode
blaadje weggeharkt hebben, richtten zij zich fier op, wrij
ven de handen en zijn tevreden. Welk een heerlijk lot,
op den vrijen weg te leven en een verlakten hoed te
dragen met een geel nommnr. Het zijn de wijsgeeren
van het vak, de gelukkigen en de wijzen.
Maar zij, die een andere toekomst gedroomd hebben,
zij die een verleden betreuren en eerzuchtig zijn, zoo
als onze Jean Maillard?....
Hij was de zoon van een welgestelden landbouwer
uit Normandië. In dien tijd schaamden de boeren zich
over den mestwagen en wilden dat hun zoons heeren
werden, liefst advocaten. De kleine Jean werd op het
college van Yvetot geplaatst, waar hij letterlijk niets
leerde dan op zijn goedigen vader van uit de hoogte
neder te zien. Tien jaren later studeerde hij op de
zelfde manier in de rechten te Caen.
Vader Maillard stierf reeds half geruïneerd, maar
ten minste in het vaste vertrouwen, dat hij van zijn
zoon een groot man had gemaakt.
Deze geschiedenis is die van vrij wat boeren uit
dien tijd.
Jean verzamelde de overblijfselen van het vaderlijk
erfdeel en ging ze te Parijs verkwisten.
Een eerlijk meisje ontmoette hem daar, een goede
engel maar het was reeds te laat.
Hoewel Madeleine niets dan een eenvoudige naaister
was, mocht het voor haar een ongeluk genoemd wor
den Jean Maillard te loeren kennen. Zij was deugd
zaam hij huwde haar, maar nam daarna bijna oogen-
blikkelijk zijn Oude gewoonten weer aan.
De ellende naderdeeen kind werd geboren, een
meisje. Arme Denise! De dag van hare geboorte
waren de deurwaarders den inboedel bij haar vader
komen verzegelen.
Wat te doen? Wat zou er van komen? Jean
Maillard's beter gevoel flikkerde even op, doch hij
verloor den moed door verschillende hinderpalen.
Hij wist niets en deugde voor niets.
Het voorbeeld en de aanmoediging van zijn waardige
vrouw deden hem nog een poos in den strijd vol
harden.
Hij probeerde twintig ambachten, terwijl Madeleine
weer tot haar vroeger beroep terugkeerde. Door dag
en nacht te werken, wist zij het zoover te brengen,
dat zij langzamerhand haar man en dochtertje kon
voeden, maar de oogen verslijten spoedig als men ze
overspantna een lange ziekte stond Madeleine bijna
blind op.
De lamp, die dreigde uit te gaan, flikkerde nog
even bij haar man op. Niets echter gelukte hemom
zich te verdooven dronk hij. Madeleine schreide, zoo
ook Denise zij- begon te begrijpenzij werd tien jaar
zij waren met hun drieën, nog een meisje en een jon
getje van achtien maanden.
liet leven werd op die manier ondragelijk. Jean
Maillard, die in den grond geen kwaad mensch was,
beloofde beterschap en men vergaf hem.
Hun besluit werd genomen, naar zijn vroegere
I woonplaats in Normandië terug te keeren, waar men
misschien bloedverwanten zou teiugvinden, vrienden
of middelen om zich te redden.
Die reis was een treurige onderneming; onderweg
kwamen zij nu en dan voorbijgangers tegen, die schuw
uitweken voor dien somberen man, die bleeke moeder
en de drie kinderen in lompen gehuld. Dan heette
het: «Daar gaat een vagebond met zijn huisgezin!»
Men kwam aan. De indruk, door de reizigers te
weeggebracht, was terugstootend Jean Maillard werd
door niemand herkend, ter nauwernood waren er nog
eenigen, die zich zijner wilden herinneren.
De wangunstigen verheugden zich inwendig over
zijn val, want vroeger, in de dagen van voorspoed, was
hij trotsch geweest. De oude vrienden overdreven hun
onverschilligheid, uit vrees dat men hun geld ter leen
zou vragen. De ontvangst was dus ellendig, bijna
werd Parijs teruggewenscht.
Vervolgens was de reis noodlottig geweest voor de
kinderen. De twee jongsten, uitgeput van vermoeienis,
werden ziek toen ze aankwamen. Het kleine meisje
stierf den volgenden morgen, twee dagen daarna volgde
het jongetje. Denise scheen zoo zwak en bleek, dat
men elk oogenblik dacht, een derde graf op het kerk
hof te moeten delven.
De wanhoop van Madeleine was hartverscheurend
en de stomme droefheid van Jean werd bijna sombere
waanzin.
Het medelijden werd eindelijk opgewekt. Dank zij
de tusschenkomst van den pastoor werd er een aardig
sommetje opgehaald, dat in de eerste behoefte van het
ongelukkige gezin voorzag. De opzichter der openbare
wegen herinnerde zich, dat Jean Maillard een school
makker van hem geweest was en bood hem een plaats
aan als kantonnier op den weg, die van Honfleur tot
Caen gaat. Hij nam het aanbod aan; het was brood
voor zijne vrouw, misschien het leven van zijn laatste
kind, zijn dochter!
Vijf jaren waren sedert verloopen. Jean had zich
ten laatste gewend aan dien harden arbeidmaar toch
was altijd zijn geest in opstand tegen de vernedering.
Zonder de zachte en vertroostende onderwerping van
Madeleine, zou hij zijn gereedschap reeds lang hebben
weggeworpen. Dikwijls, als hij met half gebroken
lendenen huiswaarts keerde, dacht hij er aan hoe zijne
ketenen te breken, en dan woelde het koortsachtig
in zijn brein.
(Wordt vervolgd.)
en A He na,
LERWAARD
»nww m.'wwj.uiwlihkwi-^r „nmr<wa\uw:-
o
Naar Le Casseur (le Pierres van Charles Deslys, door Marie.