No. 180. Woensdag 20 Juni. 1883. FEUILLETON 7 Uitgever: L. J. VEERMAN ffeusden. In de Redactiekamer van een New-Yorkscli dagblad. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERD A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette» naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. ii. De afdeeling voor de aangelegenheden in 't binnenland en 't lokale nieuws vooral be wijst duidelijk, hoe volkomen het systeem is, naar 't welk deze groote bladen georga niseerd zijn en juist wat deze afdeeling betreft, winnen het de New-Yorksche bladen van alle andere der wereld. De redacteur hiervan, in den regel een goed bezoldigd, voor zijn vak een bijzonder bekwaam persoon, wordt door een aantal meest jonge lieden geholpen, welke hun loopbaan als journalisten van meet af, n.l. als lokale berichtgevers aanvangen. Het vroeger juist in dezen stand zoo veel vuldig voorkomende geniale zigeunerdom is bijna uitgestorven. Nu en dan duikt er nog wel eens een van op, wiens eigenlijk thuis in bier- en koffiehuizen te vinden is, in 't algemeen echter is de hedendaagsche reporter een beschaafd man. De klacht over de onbeschaamdheid en indringerij van som mige berichtenjagers, die beroemde personen opzoeken alleen met het doel een artikel over het gevoerde gesprek te leveren, de z.g. interviewers, is zonder twijfel gegrond. Men kan het den politicus niet euvel dui den wanneer hij van oord tot oord vervolgd, soms te middernacht te zijnen huize door een hardnekkig reporter overvallen wordt, deze gewoonte zeer lastig vindtmaar het is tien tegen een dat de rol des reporters zwaarder is dan die van den vervolgde. Voor den laatste ligt hierin een te groot compli ment om in de meeste gevallen niet een weinig gevleid te zijn en zeker leest geen dezer heeren het bericht zijns interviewers zonder eenig gevoel van bevredigden trotsch. De uitgaven, welke deze groote New- Yorksche bladen voor deze afdeeling zich getroosten, zijn zeer groot. De redacteuren verdienen wekelijks 125250 gulden, ieder hunner adsistenten 75 tot 100 gulden, ter wijl de reporter met 60 tot 75 gulden be taald wordt. Zij bezitten voor deze afd. meestal een dertig zulke vast aangestelde berichtgevers en het getal medewerkers, die per artikel betaald worden en die dikwijls meer verdienen als de bestbetaalde, voor vast aangestelde schrijvers, is op zijn minst even groot. Ruitendien leveren uitstekende wetenschappelijke of letterkundige schrijvers talrijke bijdragen, welke buitengewoon hoog gehonoreerd worden. De hoofd- en onderredacteuren dezer af deeling verschijnen te zeven uur in den moigen op hun bureel, waar hunne mede werkers met uitzondering dergenen, die den nachtdienst hadden hen reeds wach ten. De morgenbladen liggen op de lesse naars en geven dikwijls aanleiding of vin gerwijzing voor het dagblad. Een regel uit een dikwerf onopgemerkt artikel geeft den hoofdredacteur soms een idee tot een groot stuk, een advertentie vestigt zijn opmerk zaamheid op zaken, die hem anders ontgaan zouden en zijn instinct voor interessant nieuws wordt slechts door zijn lokaalkennis over troffen. Hem zijn niet alleen alle hoogere en lagere ambtenaren en personen van ge wicht bekend, hij weet ook met zekerheid te zeggen waar ze wonen en wanneer zij te spreken zijnevenzoo weet hij op te geven in welke streek der onmetelijke stad het kleinste onbekendste steegje te vinden is. Een aanbevelingsbrief van zijn hand ver schaft den overbrenger toegang zoowel tot de cel van een veroordeeld misdadiger als tot het huis des meest beroemden geestelijke, den grootsten spoorwegkoning en den po- pulairsten volksredenaar. Hij weet niet slechts welke invloedrijke persoon in zekere zaak opheldering geven kan, maar is ook terstond in staat te zeggen in welke club, welke kerk, welke billardkamer, welk kantoor deze ieder uur van den dag te vinden is. Na ongeveer een uur werkens is het dagwerk onder de medewerkers verdeeld en om elf uur zitten allen druk aan den arbeid. Een der rapporters woont thans de uit vaart eens beroemden mans bij en bevindt zich een uur later op een feestmaal, een wedren of roeiwedstrijd, terwijl zijn collega's misschien in gezelschap van defectieven een diefstal naspeuren, zich toegang verschaffen tot den president van 't hooge gerechtshof, in gezelschap van een speler van professie aan de groene tafel zittenberoemde staatsmannen of bankiers //interviewen", tegelijk met leden eener gezondheidscom missie de ongezonde kelderwoningen in het povere deel der stad bezoeken of een gods dienstige samenkomst bijwonen. De reporter is overal, geen afwijzing ontmoedigt hem geen zwarigheden schrikken hem af of put ten zijn geduld uitniets ter wereld is in staat hem rust te bezorgen als de grootst- mogelijke volledigheid zijner berichten. Ze kere onderafdeelingen van het departement bevinden zich uitsluitend in handen van daartoe expres geengageerde medewerkers. Een dezer is b. v. dag en nacht in 't hoofd bureel van politie gestationeerd, om terstond alle nieuwtjes omtrent misdaden, branden en andere ongelukken te kunnen berichten. Een klein vaartuig met een of meer repor ters aan boord kruist voortdurend in de haven om de binnenkomende schepen en stoom- booten op te wachten enz. Doch met deze uitzending der reporters is het werk des redacteurs dezer afdeeling niet gedaan. Hij moet den ganschen dag op zijn post blijven om vrij over zijne man schappen te kunnen beschikken en dikwijls zendt hij na de eerste werkzaamheden nog 3) een dertig of veertig uitgezochte lieden naar de verschillende deelen van 't land en de stad. De telegraaf meldt b. v. 's middags dat aan de kust bij Jersey een stoomboot gestrand is en terstond begeeft zich een reporter naar de plaats des onheils op weg. Is er op 't oogenblik geen reisgelegenheid voorhanden, zoo brengt een extratrein of een apart daarvoor afgehuurde stoomboot hem ter plaatse waar hij wezen wil en in een ondenkbaar korten tijd zijn zoowel de ge redde passagiers, als de kapitein en de manschappen uitgevorscht. De reporter weet wel, dat het hem zijn betrekking of althans het vertrouwen zijner chefs kosten zou, wanneer zijn bericht minder volledig ware dan dat der andere bladen en regen noch storm, nevel noch koude kunnen hen ooit van den tocht afschrikken. Zijn vingers zijn bevroren, doch potlood en notitieboek moeten in orde blijven. Heeft hij alle mogelijke omstandigheden genoteerd, die hij in 't oogenblik verzamelen kan, zoo ijlt hij naar het naaste telegraafkantoor om de bericht gevers van andere bladen zoo 't mogelijk is een neuslengte voor te zijn. In den haast worden de aanteekeningen geordend, inge vlochten wat hem nog ter oore kwam aan gaande lading, assurantie enz., het opstel vervolgens overgeseind en wanneer nu het door den nachtredacteur herziene bericht in 't morgenblad staat, is hij ten volle voldaan. De reporter schrijft in den omnibus zoo goed als in een droschky, in een spoorwegcoupé als in een kajuit, in een vrachtwagen op een koffer zittend als op de eerste de beste ton in een magazijn en te midden van 't oor- verdoovendst geraas. In zijn spreekkamer, waar de redacteur 's namiddags tusschen twee en drieën ver toeft,wordt hij dooreen menigte van menschen bezocht. Door philantropen b. v. die zijn blad voor eenig onuitvoerbaar, de wereld Naar Lc Casseur de Pierre9 van Charles Deslys, door Marie. Zwijg dan tochherhaalde Jean, terwijl hij voor zijne vrouw ging staan. Werktuigelijk nam hij den verlakten hoed van het hoofd en groette den ruiter. Deze had volstrekt geen argwaan opgevat; hij kon niets zien, want de breede voet van den wegwerker bedekte de portefeuille geheel. Hij vergenoegde zich terug te groeten en verdween weldra achter een boschje pijnboomen. Maillard had zich niet bewogenals een beeld stond hij daar. Ook Madeleine was gedurende eenige seconden stom en onbeweeglijk. »Jean!« sprak zij eindelijk op een toon, alsof zij uit een bangen droom ontwaakt was. «Je kunt toch bijna nooit de tong in bedwang houden!# gromde hij bijna toonloos; hij bukte zieh angstig naar den grond, om naar het geluid van de hoeven te luistereu, dat in de verte wegstierf. «Maar Jean!...» hervatte de eerlijke vrouw, «die portefeuille behoort ons niet toe...« «Is die niet van ons... waaromniet? Wat verloren is, is verloren. Mijn fortuin heb ik mij ook door de vingers laten glippen, en die 't zich hebben toegeëigend, zullen er mij nooit iets van weerom brengen... Hij glimlachte, kennelijk voldaan over deze paradox. Hoewel zijne vrouw gebroken was door het ongeluk, had zij toch een te nauwgezet geweten, om niet met alle macht tegen den boozen geest te strijden, die zich van Jean Maillard scheen meester gemaakt te hebben. Hij bleef echter onverbiddelijk en eindigde met haar brutaal te gebieden hem alleen te laten. Een laatste straal van hoop schitterde in het oog van Madeleine. «De portefeuille bevat misschien niets anders dan papieren zonder waarde. «Wij zullen ons spoedig daarvan overtuigen,zei hij op korten toon; «nu is er geen gevaar meer. Inderdaad was elk geluid weggestorvenniemand vertoonde zich op den weg of in de omstreek. Mail lard lichtte den voet op en greep snel de portefeuille. Dij liep naar de hut en zag er uit als een ver scheurend dier, dat in zijn hol kruipt met een prooi in den bek. «Koin,« sprak hij tot zijn vrouw: «daar ge niet naar huis wilt terugkeeren, help mij dan ten minste en houd de wacht Ilij hurkte op het stroo neder en bevoelde met koortsachtige hand de portefeuille, voor hij haar open maakte. Madeleine liet zich op een steen bij den ingang van de hut neervallen en begon zachtkens te bidden. Op liet oogenblik dat zij vurig God smeekte om de verleiding niet te groot te maken, deed een triomf kreet van Maillard haar snel de oogen opslaan. Bankbiljettensprak hij met een soort verrukking, «bankbiljetten liet was maar al te waar: de portefeuille lag ge opend op de knieën van den werkmanin zijn han den trilde het papier, dat dezelfde waarde als goud heeft. «Ge moet het teruggeven,zei Madeleine moedig. «Het is een fortuin Heden te meer om het geld te bezorgen aan wien liet behoort. Denk toch eens aan de ongelukkige, die het verloren heeft «Eerst tellen,# sprak de ander. In zijn spottend lachen en vonkelende oogen las de arme vrouw, dat zij alleen van God hulp kon verwachten, en weer knielde zij om redding af te smeeken. «Een, twee, drie...« zeide Jean Maillard naar adem hijgendhij lachte, zijn gebaren en blik waren als van een waanzinnige: «vijf, zeven, tienduizend!... 0! het zijn allemaal bankjes van duizend francs! Wat heeft het een tijd geduurd, voor ik er weer een kon aan raken! Welk een genot! Ik word er duizelig van! Twintig, vijf en twintig... Die zal ik niet verkwisten, dat zweer ik! Dertig, veertig.. Welk een vondst!... Ik dacht het wel, ik voelde het aankomen... Ja, God zelf heeft mij die tweede fortuin gezondenzij is van ons, behoort ons toe!... Vijftig... zestig. Zestig dui zend francs »Jean,« riep Madeleine verstijfd van schrik: «Jean, daar komt de ruiter terug!...# De wegwerker was opgestaan. In een oogwenk had hij de portefeuille onder zijn kiel verborgen. Vervolgens greep hij een houweel, richtte de scherpe punt van het ijzer tegen zijn voorhoofd en sprak met een blik en toon, die aan den ernst der twijfelen «Madeleine, als je niet zooals ik antwoordt, of indien je een woord in het midden brengt, dat mij zou nood zaken van deze fortuin, mijn laatste hoop, afstand te doen... dan zweer ik bij God, dat ik mij hier, op hetzelfde oogenblik, voor je oogen zal dooden!...« bedreiging niet lieten II. DENISE. Die Denise was een allerliefst kind en Madeleine bad de waarheid gezegdzij dacht er volstrekt niet aan zich over haar lot te beklagen. Haar eerste jaren waren te Parijs op een vliering voorbijgegaan. Toen was zij zwak en treurig. Na de vermoeiende reis, maar die voor haar niets dan genoegens opgeleverd had, bevond zij zich in Normandië, in het groen, onder de boomen, in de heerlijke buitenlucht, de schitterende zon en bij de groote zee. Hoe betooverend, welk een vreugde en geluk! Nooit heeft een jonge hond van de ketting losge rukt, of een vogeltje, waarvoor de kooi wordt openge maakt, met meer genot en voller teugen de verrukkelijke vrijheid genoten, dan zij. Men beklaagde haar lompen, haar bleeke gelaats kleur. In de eerste dagen van haar komst ging men zoover te beweren, dat ook zij zou sterven. Zij sterven!... Zij werd herboren, zij begon te leven. Wat men voor vermoeidheid en verval van krachten had aangezien, was niets anders als opgewondenheid en kinderlijke geestdrift. Als zij 's morgens wakker werd, ging zij de lange, lommerrijke lanen doorloopen, de groene hellingen opklauteren en zich in het hooge gras verbergendan weder rolde zij zich. in het hooi, waarvan de doordringende geur haar bedwelmde. Slechts 's avonds zagen de ouders van Denise haar weder, de verwarde haren met klaprozen en koren bloemen getooid, met een hagedoorn tegen haar schouder bij wijze van parasol, en in de andere hand een massa wilde bloemen. Zij lachte dan, sprong en zong... Het was een lust haar te zien! De dood van haar broertje, het groote verdriet waarin haar ouders gedompeld waren, de verschrikkelijke zorg die hen drukte, alles droeg er toe bij, haar vrijheid te verlengen, haar als een vogel van het buitenleven te doen genieten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1