No. 202. Woensdag 5 September. OP ^OSGHHOEK." FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad JOHi 4 A. bo veD <A>*n WOENSDAG en ZATERDAG. ^\^»er 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën 1—6 regels 60 ct. Elke regel meer 1( i-J Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en D stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. THEODOR STORM. Slot. Noch het ruischen der bosschen daar buiten in den donkeren herfstnacht, nog het geroep van den kleinen koekkoek uit het klokje in de aangrenzende kamer drong tot zijn ooron door. Reeds was hel hoogste punt van den nacht bereikt: twaalf maal achtereen had het kunstvogèlte zich doen hoorenhij sliep zon der d'oonien voort; en Yoort schreed de nacht Één klonk het uit de kloktoen tweetoen drie Daar kwamen de droomenen wat op den dag slechts als een beangstigenden nevel voor zijn blik gezweefd had, werd titans tot gestalten die vorm en kleur aannamen, door een vaal of schril licht beschenen, dat met geen uur van dag of nacht in betrekking stond. Hoe bleek Fransje in zijn armen lag! En hoe vreemd: steeds wilden hare oogen hem maar niet aanzienMaar ddar, achter de boomen, stond de jager. Steunend wierp hij zich om en om in het beduit zijn ntond klonken toornige, onsamenhangende geluiden. Plotseling echter rees hij op en bleef hij verschrikt zitten luisteren: de nagalm van een slag, of van iets dat viel, klonk hem in de oorenterstond bedacht hij, dat het beneden uit den tuin moest geweest zijn. In hetzelfde oogenblik stond hij ook voor het raamter nauwernood was de eerste grauwe schemering aange broken; maar toch zag hij het, dat juist de zware r^/npoort werd dichtgetrokken. Nog als in den droom had hij reeds een zijner beide pistolen van den muur gegrepeneen vensterruit rammeldeen met een dof fen slag vloog de kogel beneden in de poortdeur. Daarop bleef alles stil. Hij rukte het andere pistool van den muur, en zonder zich te kleeden, in zijn nachthemd, rende hij de kamer uit; in het voorbij gaan tastte hij naar d«n haak aan de deur, maar de sleutel was er niet. »Lco, Leo!« riep hij buiten op de trap. «Mijn hond, waar zijt ge?« Er bewoog zich niets. Nog eenmaal riep hij liet dier, en ging toen naar beneden in den nog donkeren gang. Daar werden zijne voeten tegengehouden door iets, dat niet wijken wilde; toen hij bukte, gleed zijn hand over lang, zijdeachtig haar. Hij gaf een har den schreeuw. Nog eens bukte hij neer; daarop vloog hij hij wist zelf niet waarom naar de kamer zijner oude dienstbodemaar de oude doove vrouw lag rustig in haar bed te slapenhij nam de op de tafel staande kaars, stak zo aan en liep den gang weêr in. Daar lag zijn hond; de pooten wijd uitgestrekt; de trouwe bruine oogen wijd opengespalkt. Hij knielde naast het dier neder en liet er het licht van de kaars op valleneen blauwachtig waas scheen den glans der oogen te bedekken; koud en als sprakeloos kla gend staarden zij hem aan. Op eenmaal was het hem, als sperden de muren doorzichtig, als zag hij twee jemHige gedaanten over de heide zweven en in het gloeieijde mogenrood verdwijnen. Hij sprong op en stond het volgende oogenblik boven in Franciska's kanier. Zij was ledig; het bed lag nog bijna oiWngeroerdmen kon zien dat zij slechts voor een koH^ust zich op de dekens had uitgestrekt; in hel kusstjn waarop zij gelegen had, zag men nog den indi'uL van haar arm. Hij kon zich niet weêr- houde^^|n hand er in te leggenals liel koosde hij nog dat laatste spoor van haai aanzijn. Daar rammelde door een toevallige aanraking het wapen in zijn rechter hand, en bliksemsnel vloog hem een andere gedachte door 't hoofd. Heeds was hij buiten op de trapmaar verder kwam hij niet. Wat wilde hij eigenlijk? Heeds éénmaal waren zijn handen rood bevlekt geworden! Langzaam ging hij de trap op naar zijn slaapkamer; hij hing de pistolen wéér op hun plaatsdaarna kleedde hij zich geheel. Toen hij daarmede gereed was, ging hij naar de huiskamer, schoof de gordijnen voor de ramen weg en opende toen met zijn sleutel het vakje van de schrijftafel, waarin zijne papieren van waarde lagen. Hij wist al vooruit, wat hij vinden zou. Wat hem toebehoorde lag onaangeroerdhet pakje met Franciska's naam er op was verdwenen. Éen tijdlang zocht hij nog naar een briefje van haar handeen woord van afscheid, of wat dan ook hij haalde het gehcele kastje uit, maar er was niets te vinden. Door het raam vielen de eerste stralen van het morgenlicht; de oude schilderij boven de deur werd in de schemering flauw zichtbaar. Toen hij er toe vallig een blik op sloeg, overviel hem eene wonder lijke zinsbegoochelingde eenzame oude daar aan den weg had nu het hoofd omgedraaid en zag hem aan. De zon rees hooger; op de tapijten lagen de bloe men der vergetelheid. Richard hield de oogen nog altijd op de schilderij gevestigd. Het was zijn eigen aangezicht dat hij aanschouwde. De October-maand was in 't land gekomen. In de herberg te Föhrenschwarzeck zaten op een achter middag de waard en de kleine kramer uil de stad tegenover elkaar. De heele tafel was met een stuk krijt vol cijfers geschrevenzij hadden weder eens verreljaarsrekeninggehouden het saldo was getrok ken en in ontvangst genomen; de nog overschietende tijd was bestemd voor genoegelijke gesprekken, en deze waren dan ook reeds in vollen gang. Ze weten zelfs te vertellen,* zei Caspar-oom ge heimzinnig, «dat het zijn eigen vleesch en bloed geweest is; maar dan heeft hij het toch niet kunnen weten, want zij is op den naam Tedders gedoopt en bij een soort dominé of schoolmeester grootge bracht zelfs een eigen voogd van haar heeft hij door het gerecht achter de tralies laten zetten Caspar-oom zeide de kleine kramer, »ge zijt zeker weer eens bij uw advocaat in de stad geweest »Nu, nu, Plëffers, ge kunt het gelooven of niet! Haar voogd heeft zelf bij mij aangelegendaar, waar gij nu zit, heeft hij gezeten en zijn wippertje gedronken zij hadden het er daar ginds in 't Gekkenhuis pas samen over aan den stok gehad, dat het arme kind een rijken bakkersbaas zou vrijen, zoo'n ouden, worm- stekigen mcelknoeierwant zij is wat wild geweest en de oude huishoudster heeft het niet langer met haar kunnen uithouden. Nu, Ploffers, wat zal men er van zeggen, dat zij liever met den zwarten krulle- kop*Hij knikte den kramer toe en blies veelbeteekencrul door zijn uitgespreide vingers. »Dat is een verbazende geschiedenis, die ge daar vertelt Casparoom,* merkte de ander aan; maar laat ons eens klinken en wees maar blij dat hij uw An- nemietje niet ook nog meégenomen heefthij zag er mij nu juist niet naar uit om lang met een en het zelfde duitje tevreden te wezen.* Caspar-oom lachte eens en keek door het venster. «Daar komt de inspecteur ook al!« riep hij. De genoemde was juist in gezelschap van zijn poedel onder den ouden eik doorgegaan, in wiens kruin thans het ledige nest tusschen de reeds gedunde takkejj zichtbaar was. Het Land van Dl LANGSTE en Altciia MEIER X NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1