No. 303. Zaterdag 13 October. 1883. NORDENSKJöLD. FEUILLETON. UI tri Uitgever: L. J. VEERMAN Ileusdcn. b VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 et. Groote letten naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Do naam van den man, hierboven gesteld, is en wordt nog in ons land zoo dikwijls genoemd in verband met de zeer gewaagde pogingen van de bemanning der Willem Barends en der Varna, om door te dringen in do N. IJszee, dat 't wellicht zijn nut kan hebben iets omtrent dezen koenen noordpool- vaarder in 't midden te brengen. De reden waarom Nordenskjölds naam zoo vele malen ter sprake komt, nu in ons land weer de oude zucht naar 't vinden van nieuwe wegen en nieuwe werelden schijnt te herleven, komt doordat deze een vraag opgelost heeft, welke reeds eeuwen der we tenschap voor de voeten lag, zonder dat 't haar gelukt was daarop een afdoend ant woord te geven. Reeds zeer spoedig na de ontdekking van Amerika trachtte men door reizen naar 't noorden een korteren weg te vinden naar de goudrijke kust der nieuwe wereld dan de gewone weg om de zuid. Nadat die in de 5de eeuw te vergeefs gezocht was, kwam er al spoedig een andere vraag bij en wel die naar een kortere route op Indie. Deze was van veel grooter belang voor de zeevaart dan de eerste, en nog vóór de 16de eeuw aanlichtte, hadden de Engelschen reeds Nova Zembla ontdekt en de Hollanders tot op dit eiland hunne onderzoekingen in de oostelijke richting voortgezet. Do ontdekkingsreizen bleven steeds aan de orde en er was genoeg voorhanden om ze levendig te houden. Be halve toch voor het rechtstreeksche doel, het vinden van een weg naar 't oosten om de noord werd de hoop opgewekt door een meer of minder duister vermoeden van fa belachtige schatten, in 't hooge noorden opge hoopt. De Engelschman Cherry bracht in 1605 een rijke lading lood uit 't noorden mede, benevens de stellige verklaring dat de Noordelijke IJszee een waar eldorado was voor walvisschen, robben en kabeljau wen. Al wat in Europa ter zee voer, zocht van dezen rijkdom een deel te verwerven. Ondertusschen werd de groote vraag niet uit 't oog verloren. Hudson, Davis en an deren kwamen, na ten noorden van Ame rika gezocht te hebben, van 't vermoeden terug dat de kortste weg benoorden Ame rika zou gevonden worden en de 18de eeuw erfde het groote vraagteeken van hare voorgangster en ofschoon ze goed be gon en reeds in 1735 wetenschappelijke onderzoekingstochten organiseerde, de tijden waren daarvoor niet gunstig. Europa had 't te druk met zichzelf om naar zeewegen te zoeken. Zoo kwam de 19de eeuw in 't bezit der onopgeloste vraag en in deze zien we de Engelschen, Zweden, Amerikanen, Nederlanders en Duitschers een hardnek- kigen maar vreedzamen kamp strijden om nu toch eindelijk dat ongelukkige vraag teeken uit den weg te werpen. Aan Zweden komt de eer toe dit ge daan te hebben en de man, die daarvan met volle recht den roem mag wegdragen is Niels Adolf Erik Nordenskjöld, geboren te Elseneur op 18 November 1832. Hij heeft zoowel naar 't oosten als naar 't westen, met scheepsgelegenheid en groote slede vaarten het noorden doorzocht. Zijne reizen door Groenlands hoogste streken zijn een glansrijk bewijs voor de wilskracht diens reizigers en zijn ernstig wetenschappelijk streven. In het jaar '73 kon hij zich reeds beroemen zijn vijfde noordpoolreis volbracht te hebben. De Zweden hadden steeds vast gehouden aan 't denkbeeld dat men met sleden nog het zekerst en het verst het noorden in doordringen kon, Nordenskjöld echter kwam daarvan terug, erkende de doelloosheid dezer zeer gewaagde tochten en wijdde zich met zijn geheele kracht aan de oplossing der oude vraag een zeeweg *c vinden om Azie heen. Hij maakte een plan op en legde het met zeer uitvoerige toe lichting Koning Oskar van Zweden voor, die alle wetenschappelijke onderzoekingen met hart en ziel begunstigt. In dichterlijke stemming ontwikkelde Nordenskjöld het schoone doel 'om in dezen tijd van stoom en electriciteit het onbekende gebied der IJszee te onderzoeken en over een 90 lengtegraden groote zee, //welke nog nim mer de rookzuilen der stoomschepen gezien had" het wereldverkeer een baan te maken. Nordenskjölds voornemen vond overal steun en warme toejuiching en al spoedig be kwam hij door de bemoeiingen van een energiek handelaar in Gothenburg een prach tig stoomschip, dat den naam i/V e g a" voerde. Nordenskjöld wachtte nu het gun stige oogenblik af, wel wetende hoeveel daaraan gelegen ligtvan vroegere tochten was gebleken dat in Augustus benoorden Azië het minste drijfijs gevonden werd. Koning Oskar liet zich niet onbetuigd hij gaf 40,000 kronen als bijdrage in de kos ten en bewerkte dat de Vega een ervaren marine-officier tot bevelhebber en voor twee jaren van kolen en proviand voorzien werd. De Zweedsche rijksdag bleef niet achter. Op 4 Juli 18/8 stak Nordenskjöld onder een toevloed van belangstellenden van Go thenburg in zee. Reeds vroeger waren een drietal schepen naar 't noorden vertrokken om de Vega bij te staan. Deze stond onder bevel van Pallandcr en had aan boord een Russisch officier Dolmetcher, den zoöloog Nordquist, en andere wetenschappelijke man nen, benevens 18 marinematrozen. De spanning waarin Europa toen ten dage verkeerde was groot. Doch reeds in October bekwam men zeer onverwachte en bevredigende tijdingen uit Jakutsk aan den linkeroever der Lena in Siberië gelegen, die alle vrees voor 't welgelukken van het plan volkomen verbande-n. Spoedig daarna kwamen schriftelijke mededeelingen van den aanvoerder der expeditie. De vaart was in den aanvang door zware stormen zeer bemoeilijkt; de schepen had den echter steeds open zee aangetroffen. Aan gene zij der Noordkaap had men zich in de nabijheid der kust gehouden en daar de wetenschap opgedaan dat de bestaande kaarten alles behalve nauwkeurig zijn. Nor denskjöld zeilde genoemde kaap op 20 Aug. om en ankerde reeds 7 dagen later voor den mond der Lena, die men veel westelijker vond dan de bestaande kaarten aangaven. Na dit bericht bleef men maanden lang in 't onzekere omtrent het lot der expeditie en de bezorgdheid steeg toen een Ameri- kaanschen walvischvaarder het bericht bracht een stoomschip voor den mond der Lena in 't ijs vastgevroren, gezien te hebben. Toen besloot de Rus Sibirakoff een stoomschip uit te rusten, dat hij Nordenskjöld doopte en daarmee van uit het oosten de expeditie op te zoeken. Eindelijk kwam er op 25 Nov. een brief van N. zelf, waardoor het duistor oen weinig opgeklaard werd. Do Vega n.l. was werkelijk op 67° N.B. en 173° W.L., alzoo nauwelijks 200 K.M. van do Behringstraat verwijderd, tusschen 't ijs ingevroren. Nor denskjöld hield zich overtuigd, wanneer hij een paar dagen vroeger daar gekomon ware, ongehinderd de straat, het doel der reis, be reikt te hebben. Nu echter moest hij tot den volgenden zomer daar blijven liggen, nabij de kust, die evenwel bewoond was door Tghuktschen. Den tusschentijd benuttigde de manschap door het oord nauwkourig op to nemen, de bewoners der kusten te leoren kennen en zelfs hunne taal aan te leeren. Een telegram uit Japan bracht eindelijk 9) I DE Getaande gelaatskleur, schitterende oogen, lang zwart haar, een brutaal, ja uitdagend voorkomen en stevige heupen, dat waren de distinctieve teekenen, die de geheele verschijning der ondergeschikten vail Senor Ramirez kenmerkten. Hunne kleedcrdracht, min der schilderachtig dan hunne personen, was samenge steld uit een ouden stroohoed en een wijde broek van zeer grot' linnen, die tot op de knieën afdaalde want van het middel af tot aan het hoofd en van de knieën tot op de voeten vergenoegden zij zich met de glimmende huid, gekleurd zooals koffie met room, hun door moeder natuur bedeeld. Komaan, dat is voor heden afgedaan,» zei een hunner, terwijl hij zijne hand over 't voorhoofd streek, dat droop van zweet, »wat een treurig ding is het toch, dat iemand verplicht is te werken voor zijn brood! Kom, lieve Chona,» voegde er de cargadoor bij, ter wijl hij zich omkeerde naar een jong Mexicaansch meisje, dat er vrij lief uitzag en met veel zwier ge kleed was, en op eenige passen afstands van hem stond, geef mij mijn kleêren.» De Mexicaansche haalde uit een foulard, waar 't zorgvuldig in gewikkeld was geweest, een kostbaar hemd van fijn batist voor den dag, dat een once goud of twaalf gulden kosten kon, en gaf dit aan den car gadoor, die het dadelijk met een beweging van sterk sprekende voldoening aantrok. Eenmaal, zijn hemd op de schouders, trok de cargadoor met een groote koel bloedigheid het soort van .onderbroek uit dat hij aan had onder zijn werkuren, en zoo verwisselde, die on- middelijk voor een fraaien witten pantalon van Ëngelsche stof. Een hoed van Guayaquil, een Indische zijden doek, om den hals bevestigd door een dikken ring, voorts ten slotte een prachtige gordel van Chineesch krip, de oordeelkundige draagbanden van den Mexicaan, voltooiden zijn kleeding. En nu, Chona, mijn kind,zeide hij tegen de jonge Mexicaansche, «kunt gij naar huis terug koeren. Ik moet onzen Capataz spreken, en ik zal op de Plaza eten. liet zou zelfs kunnen gebeuren dat ik niet dan zeer laat in den nacht te huis kwam. wacht dus niet op mij.» Is er van avond wat aan 't handje, Sacajola vroeg het jonge meisje, alvorens heen te gaan. Houd je toch stil, Chonabeet de cargadoor haar toe, terwijl hij op mij wees, door een teeken met het hoofd; »hoe minder de vrouwen, babbelen, hoe beter. Tot ziens. Zou u zoo goed willen zijn, om mij den weg te wijzen die naar de Plaza leidt?vroeg ik toen aan Sacajola. Ik ga er zelf dadelijk heen, zooals u overigens heeft kunnen hooren,» antwoordde hij mij, als u 't wilt dan zulllen wij den weg samen maken.» Zeer gaarne.» Toen ik onderweg aan Sacajola had medegedeeld, dat ik de gast was van zijn capataz, overlaadde hij mij met voorkomende beleefdheid en bood mij, in de uitgezochtste bewoordingen, die een man uit de groote wereld niet zou hebben verloochend, zijne vriendschap en goede diensten aan. Ik heb hier eene afspraak met den Senor Rami rez,» zeide hij tot mij, toen wij op de Plaza waren 1 gekomen. «Indien Uwe Excellentie hern cenig. bericht wenscht te doen toekomen, dan bid ik haar niet te j vergeten dat ik geheel-tot hare bevelen ben. Ik dank u, maar ik moet ook van avond Rami rez spreken. Verwittig hem als gij wilt alleen maar, dat hij mij van tien uren af thuis vinden zal.» Sacajola nam toen afscheid van mijne Excellentie door een diepen groet en ging naar zijne bijeenkomst. Voor een vreemdeling is zonder eenigen twijfel de plaats, die 't meest de moeite waardig is om te worden bezocht en bestudeerd, in een Mexicaansche stad de Piazza of een markt, 't Is het punt van vereeniging van al de rangen der maatschappij, saamgesteld uit lieden zonder bepaalde namen of bedrijven en die tot het gebied der fantasie schijnen te belmoren. Daar is geene stad van cenig aanzien in geheel Mexico, op welker Plaza men vooraf niet zeker wezen kan al die helden in lompen aan te treffen, al die piccaresques, die door den onnavolgbarcn Cervantes zijn geteekend. Ringonetcy Cortadillo, die vermaarde landloopers, waardig in een apart heldendicht bezongen te worden, zijn altoos vereend gebleven, tot groote schade der brave lui en zijn geen dag ouder geworden sinds de kennis hunner roemruchtige daden tot ons gekomen is, dank zij de onsterfelijke stift van hun ouden vriend, den verminkten krijgsman van Lepanto. Ik heb ze zeer goed gekend. Mijne bedoeling, toen ik Sacajola naar de markt vergezelde, was, de schooiers van de kust met die van de binnenlanden te vergelijken. Een half uur waarneming was mij voldoende om aan de eersten de voorkeur te geven. Werkelijk, de bevolking der havensteden bestaat bijkans geheel uit vluchtelingen van de binnenlanden; de een uit zijne geboorteplaats door ellende, de ander1 door zijne helden daden verdreven allen vertrekken met het welbepaalde denkbeeldzooal niet om fortuin te maken, dan toch om een makkelijk en pleizierig leventje te leiden. Men moet Mexico nauwkeurig kennen, om'goed te begrijpen wat zulk een verzameling al zeldzaams aanbiedt, wat voor beste hoeren men daarbij te zien krijgt. Toen de nacht was aangebroken, werd de Plaza eensklaps verlicht door duizende rossige vlammetjes, voortgebracht door het gloeien van kleine brandstapeltjes oeoté 1) die de verkoopers van eetwaren en vruchten voor hunne uitstallingen aansteken. Om nu nog den bajert van verschillende menschenrassen te schilderen, van den neger af en den Indiaan tot op den creool toe, die door den blocdigen weerschijn van de vlammende ocoté's werden verlicht, zou een onmogelijke zaak voor mij zijn. Daar zijn mengelingen, die pen en penseel trotseeren. Cargadores en léperos, met gekruiste boenen ter aarde gezeten, aten, te midden van een dampkring» door ranzige olie bedorven en in een dikke wolk van rook, voor een medio of zestien cents per hoofd. Een geweldig glas, dat meer dan een liter mescal 2) inhield, welk glas ze elkaar in 't ronde toebrachten, beurt om beurt, deed hunne zwarte oogen weerlichten en zette aan hunne sprekende gebaren een woeste kracht van uitdrukking bij. Ileidaar! Chica!» zeide een Cargadoor, die voor mij zat, terwijl hij zich tot een jong en lief meisje richtte dat dicht bij hem voorbij ging, »ecne once goud voor een kus!» Uw ons is geen medio 3) in zilver waard», ant woordde de Mexicaansche, behoud uw kus.» 1) De ocoté is een hartsachtige boom. 2) Mescal. Inlandsche brandewijn, gestookt uit een ztkerc soort van cactus. 3) De medio, de helft van een reaal, is 16 cents waaid.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1