AFF,
No. 215.
Zaterdag 20 October.
1883.
FEUILLETON.
m
Co.,
Gorincliem.
luk
VOOR
welke
iioterij to
jkeurd door
*d niet het
lam burger
At als do
et het en
ger Geld-
dic iu 7
als volgt
000
1000
.000
,000
,000
000
ooo
000
,000
.000
,000
000
|o
j)00
000
500
ooo
500
200
150
145
U&r20M.
belang is
opgesloten
eten, maar
een ieder
Ir 7 k lasse
len, reeds
erlandsche
itgeloot te
ns te ver
en in onze
3erd en na
inhonder
ambtelijke
geschiedt
toor onzo
winsten
woonplaats
en.
het geluk
in wij n.l.
iterijeu de
w. prijzen
80,000,
Lzo soliede
aing vindt
om al de
ie bestel-
n elk ge-
ili ÜKG.
tot nu too
wijl wij bij
g ter deel-
erder ons
ïèniug de
pressenten
F<
olgous het
ijstrokking
gde Geld-
3.00 ets.
1.80
iding van
a opmerk-
icrd. Het
itbiljottou,
akkelijksto
.wissels te
ieder van
et Staats-
jjn kwart-
vorzendeu
ambtelijke
trarklaion
u%bmst de
te nemen
lurnoeren.
Uitgever: L. J. YEEUMAN Ileusden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 1Franco per post
zonder
prijs-
verhooging.
Advertcntiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lettens naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
Bimienlandsche A D V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op liet adres te stellen.
II.
Is de strijd, dien de mensch tegen de
dieren voert, soms een strijd om hot bestaan,
soms en dit is tegenwoordig wel liet meest
het geval, is het een strijd om voordeel te
behalen; dit laatste ook is meer bepaaldelijk
het geval met de planten. Wij zien hier
den mensch niet zoo zeer strijden, als wel
hard werken om van de planten, voedsel,
kleeding en brandstoffen te bekomen.
Ook maakt hij er wapens van en werk
tuigen, geneesmiddelen, vergiften en zelfs
ziel- en lichaam bedervende sterke dranken.
Planten-voedsel en laiidbouw geven eene
zachtere gemoedstemming dan dierlijk voed
sel en een jagersleven. Het katoen wordt
veel meer tot kleeding gebruikt, dan de wol
en het haar der dieren. De bosschen, die
thans groeien, geven ons hout, en de in den
bodem begraven bosschen van de voorwe
reld verschaffen de ons reeds onmisbaar
gewordene steenkool. De mensch heeft, dik
wijls ten goede maar ook meer dan eens
ten kwade, het voorkomen en het uitzicht
van geheele landstreken zeer veranderd door
zijn invloed op de plantenwereld en zijne
heerschappij over de dieren. Het oorspron
kelijke bosch roeit hij uit en zaait graan op
de plaats, waar het stond, of maakt er een
weide van voor zijn vee. Hij dwingt den
grond om meer voort te brengen, dan hij
uit zich zelf zou doen en zelfs kan hij hem
uitputten en dan wordt hij genoodzaakt
middelen op te sporen om den grond weer
in staat te stellen planten voort te brengen.
De mensch kan zelfs het klimaat veranderen
en de vruchtbaarheid van een geheele streek
verminderen, als hij roekeloos te werk gaat
en alle hoogten van bosschen ontbloot. In
Zwitserland is het noodig geweest de bos
schen door eene wet te beschermen, want
in dat land beschutten do bosschen de da
len voor het geweld der sneeuwvallen; zij
zijn eene beschutting tegen den kouden wind
zoodat vruchten en granen rijp worden op
plaatsen, waar zij zonder do bosschen niet
eens zouden kunnen groeien. Onder Koning
Frederik I, werd het bosch dat de vlakte
tusschen Pillau en Dantzig bedekte, gerooid
wegens gebrek aan geld. Het bracht onge
veer een half millioen gulden op, maar thans
zon men millioenen willen geven als het
nog bestond, want nu vult zich de ruimte
op met stuifzand. De verwoestingen in het
bosch van Moldavië door de invallen der
Russen, heeft die landstreek blootgesteld aan
den noordoostenwind, en vele voorheen
vruchtbare streken in dorre steppen veran
derd. Zoo is het bekende land, dat van //melk
en honing overvloeide'', Palestina, tegen
woordig een der dorste streken der aarde,
en de wereldberoemde Ceder van den Li
banon, is tot op enkele exemplaren nu uit
geroeid. Zoo herinnert de naam van try on-
nerwoud aan de westergrens van Frankrijk
nog aan de bosschen, die zijne hoogte be
kroonden, maar het woud is verdwenen, en
met het verdwijnen is de streek 'onvrucht
baar geworden, daar do overvloedige regens,
niet meer door boomen opgevangen,de vrucht
bare aarde van de hellingen der bergen hebben
afgespoeld.
In vroegere dagen hebben herhaalde hon-
gersnooden maar al to dikwijls getoond, hoo
afhankelijk de menschen zijn van de vruchten
des velds. Maar voor die hongersnooden is
nu bijna geen vrees meer. Al wordt de be
volking van Europa het dubbel van hetgeen
ze nu is, dan behoeven wij niet voor graan-
gebrek of hongersnood te vreezen, daar er
zoovele voedingsgewassen verbouwd worden,
en de middelen van gemeenschap hoe lan
ger hoe gemakkelijker worden. En als de
natuur der mensch geen bouwgrond geeft, dan
maakt de mensch hem zelf. De Pheniciers
hebben Malta's rotsen geschikt gemaakt om
eene dichte bevolking te voeden, zij hebben er
teelaarde opgebrachten wat de Chineczen in
hun land hebben gedaan, is algemeen bekend;
zij hebben er een reusachtigen tuin van ge
maakt, niet minder dan de Mooren in Valen
cia hebben gedaan. En waar de grond zoo
droog is, dat er zelfs geen gras of heide-
plantje kan opschieten, daar graaft de mensch
putten en haalt hij het water uit de diepte
der aarde. Binnen den tijd van zes jaar van
1856 tot 1862 hebben de Franschen in de
woestijn van Sahara, waar zij aan Algiers
grenst, niet minder dan zestig artesische put
ten geboord en palmboomen bij duizendtal
len geplant. Toen de Arabieren dit zagen,
de Arabieren die gaarne het nomadenleven
vaarwel zeggen als zij zich bij dadel boomen
kunnen neerzetten, vielen zij op hunne knieën
en dankten den profeet en noemden die put
ten vredebronnen.
Strijdt de mensch tegen de groote dieren
en blijft hij overwinnaar, dwingt hij den
bodem schatten af en verandert hij hot gelaat
der aarde, tegen het kleine zoowel in de
planten- als in de dierenwereld, is hij dik
wijls machteloos. Er zijn kleine, nauwelijks
zichtbare plantjes, die de welvaart van ge
heele landen kunnen vernietigen en het leven
en de gozondheid van menschen en dieren
kunnen verwoesten. Dit doen zij door de
oorzaak van ziekten te worden, zooals do
aardappel- en druivenziekten. Sedert 1852
heeft een klein schimmelplantje zulk eene
verwoesting in de wijngaarden van Madera
aangericht, dat er van dat eiland, hetwelk
voorheen jaarlijks 150 millioen flesschen wijn
opleverde, sedert 1856 bijna geen enkele
fiesch meer wordt uitgevoerd. Nu wordt er
in plaats van den wijnstok, suikerriet ver
bouwd, ofschoon men hoop heeft, door het
invoeren van nieuwe wijnstokplanten van
het eiland Cyprus, den wijnbouw op Madera-
weer te doen herleven en de pogingen zijn
aanvankelijk met vrij goeden uitslag be
kroond. Wat de aardappelziekte geworden
is, heugt ons allen, het is weer een klein
schimmelplantje, die ze veroorzaakt. Eeno
menigte waarnemingen in onze dagen heb
ben bewezen, dat mikroskopische diertjes,
de oorzaak van groote rampen kunnen zijn.
Dranken en spijzen bederven door gisting
en verrotting. Schimmels komen in de eerste,
monaden in de laatste. Draadwormpjes zijn
gevonden in het bloed van zieke schapen en
de trichinen van het varken bedreigen het
leven van den mensch. Zoo zien wij den
mensch, die het oorspronkelijk woud uit
roeit en de grootste roofdieren niet vreest,
bijna hulpeloos staan tegenover schepseltjes,
die met het ongewapende oog niet eens zijn
waar te nemen, schepseltjes, die zijn leven,
zijne bezittingen en zijne gezondheid ver
woesten, niet door hunne sterkte, maar door
hun groot getal en hunne onbegrensde voort
planting en verspreiding. Een onophoude-
lijken strijd heeft hij op dat gebied, een strijd
die moeilijk is, inaar toch ook een strijd, die
hem wakker houdt. De behoeften van ons
lichaam noodzaken ons daartoe. Alle weten
schap en kennis is een strijd voor do vrijheid,
een strijd met de natuur, een strijd om hac
te ontnemen, wat zij ons wil onthoudenrtJC
haar te ontrukken, wat zij ons wil verbergen.
Zeker, de mensch moet strijden met de
41)
Wat mij aangaat, ik trilde over mijn ganschc lishaam
bij de gedachte, dat het mij onmogelijk was zulk een
luchtreis te ontgaan, niet alleen omdat eene weige
ring mij mijn goeden naam hij het zeer eervolle gilde
der cargadoors zou hebben doen verliezen, maar ook
omdat die in staat geweest zou zijn, in den geest
dier brave heden, een gevaarlijke verdenking tegen mij
op te wekken. Ik zou een boekdeel moeten vullen, wan
neer ik beproeven wilde rekenschap af te leggen van
de treurige gedachten, die mij overstelpten gedurende
het korte tijdsverloop, 't welk die waaghals van een
cargadoor besteedde om zijne nederdaling te bewerk
stelligen.
Daar is geen gevoel, dat zooveel helderheid of,
laat ik liever zeggen, zooveel waakzaamheid aan den
geest bijzet, als dat van vrees. God weet liet hoe
zeer ik de lui, die avonturen zoeken, op dat oogenblik
belachelijk en ongerijmd vond.
De laatste hoop die mij overbleef, een zeer flauwe
hoop, 't is waar, was dat de koord breken zou. Onze
Lieve Heer verhoorde gelukkig mijne moorddadige wen-
schen niet, want eenige schokken, die de reata on
derging en die weldra door een volslagen onbewe
gelijkheid werden gevolgd, onderrichten ons, dat de
cargadoor den grond geraakt had. Zijn lot veroorzaakte
mij de eerste opwelling van werkelijke ijverzucht, dio
ik ooit in mijn leven gevoeld had.
»Nu een anderzei Ramirez droogjes.
Ik weet niet wat voor een vervoering zich toen van
mij meester maakte, maar zeker is het dat ik stoutweg
voorwaarts trad. Ik was zóó bang, dat mijne vrees
tot een paradoxismus leidde en tot driestheid toe ge
klommen was.
Dan ik!« riep ik uit.
«Vergeving, Uwe Edelheid," zeide, terwijl hij mc
tegenhield, de Capataz, wien mijn overdaad van ijver
scheen te verrassen en tegelijkertijd te treffen, «het
zou veel voorzichtiger zijn van uwen kant te wachten
totdat nog eenige reizen plaats hebben gehad.
«Waarom dat, Ramirez
«Omdat, als de reata niet stevig genoeg is, zij bre
ken zal; laat haar eerst de proef doorstaan."
Deze opmerking van den Capataz zou zekerlijk in
druk op mij hebben gemaakt, zonder eene redeneering
die ik bij mij zeiven jnist maken ging, en dat is te
zeggen, dat de koord meer en meer rekte en slijten
moest bij elke nieuwe reis.
«Ba! Ramirez," antwoordde ik met een schijn van
onverschrokkenheid die mij verbaasde; «wanneer het
in mijn noodlot geschreven staat, dat ik van 56 vares
hoogte nederstorten moet. want het is geloof ik maar
om 56 vares te doen, dat mijn lot dan vervuld worde.
«Gij hebt een groot hart!" rie^ de Capataz met
bewondering. «De Hemel heeft u voor de smok
kelarij geschapen. Ga, ik houd u niet meer tegen.»
liet was mij niet meer geoorloofd te aarzelenmaar
omdat ik me een houding geven wilde, of wat ik nog
veel waarschijnlijker oordeel, omdat ik nog tijd be
geerde te winnen, begon ik tusschen mijne vingers
een dunne cigarette te rollen, die ik vervolgens aan
stak door vuur te slaan. Die laatste trek van held
haftige onbezorgdheid voor 't gevaar elcctrisecrde Ra-
mirez.
«Ah! als ik honderd mannen van uwen stempel
had,« zeide hij, «dan zou ik, voordat wij eene maand ver
der waren, al de kommiezen van de republiek vernietigen.
Gelukkig dat een duistere nacht ons met zijne scha
duwen omhulde; anders zou de Capataz veel van de
goede meening, die hij omtrent mij koesterde, hebben
laten varen, bij 't zien der bleekheid van mijn ge
laat.
't Was met een krampachtig saamgetrokken hand
dat ik de noodlottige reata aangreep.
«Met allebei de handen, met allebei de handen!"
riep mij Ramirez toe.
«Voor wat zou dat dienenantwoordde ik terwijl
ik door een uiterste poging van mijn wil in den geest
mijner rol bleef, «de reis is zoolang niet
Dit verhinderde mij echter niet oin met ijver den
raad op te volgen, dien men mij gaf, terwijl ik er
alleen maar spijt van had dat de natuur geen polyp
of een nieuwerwetsche Briareus van mij gemaakt had.
liet is me onbekend en 't zal me altoos onbekend
blijven, hoeveel tijd ik besteedde met afdalen 't is
waarschijnlijk, dat liet niet meer was dan een halve
minuutdie tijd kwam mij ongeloofelijk lang voor.
De eerste persoonlijkheid, die ik herkende toen ik
den grond bereikt had, was de lieer King, aan wien
mijne verschijning een kreet van verbazing ontrukte.
«Permitteer me, dat ik u oprecht complimenteer
met uwe nauwkeurigheid en met uwe vastberaden-
beid," zeide hij, terwijl hij mij de band drukte. »De
tweede op de loopplaatsDat is een mooi begin.
Ik ondervond, zoodra ik mij buiten gevaar zag,
een levendige begeerte, om aan iemand de angsten
mede te deelen, die ik daar zooeven doorgeworsteld
had de ontvangst, die mij den lieer King bereidde,
gevoegd bij zijne hoedanigheid van Engelschman, hield
echter mijn vertrouwen tegen, en ik berustte er in
voor een held door te gaan.
Een kwartier later was liet zilver ingescheept en
wij kozen het ruime sop. Twintig cargadoors met
machètés 1) gewapend, vormden volgens de beloften
van Ramirez de geduchte bemanning van onze wal-
vischsloep, zonder nog te rekenen den persoon, die-
't meest belang had bij het welslagen der onderne
ming, te weten den lieer King, die aan den draag
riem over zijn rug een dubbel jachtgeweer van Man-
tori 2) had saamgebonden, behalve zijn pistolen.
Ramirez, die aan 't roer zat, stuurde het vaartuig
eerst naar een klein eilandje, dat vlak tegen ons over
lag, op ongeveer drie mijlen afstands, en dat het Venado-
eiland of reëneiland genoemd werd vervolgens wendde"
hij welhaast den steven links naar den kant der Ma-
zatlansclie haven. Ons vaartuig, bovenmatig beladen,
kwam;, ofschoon 't een boot van groote snelheid was,
slechts langzaam vooruitmaar dit nadeel werd ruim
schoots opgewogen door de krachten, waarover wij
in geval van aanval hadden te beschikken.
Ik dacht er in de verte niet aan mij over die lang
zaamheid te beklagen, want ik heb nooit vóór of na
een genot gesmaakt, dat b:j zulk een nachtelijke spe
levaart op de groote Stille Zuidzee vergeleken kan
1) Machèté, rechte sabel, waarvan het zeer breedc
lemmet naar de punt toe al dikker wordt; liet band-
vat van den machèté, uit een ijzeren greep met leer
overdekt saamgcslcld, heeft geen stootplaal of gevest.
De Mexicanen dragen gewoonlijk de machèté zonder
schede door een ring aan hun zadel of aan hunne
zijde bevestigd.
2) Manton, bekend geweermaker destijds, als later
Lefaucheux.
bij Chemist-u
'h hunnen alle
Uijven en voor-
cialiteit van 't
Wfcrenoverjassen
0.00