No. 218.
Woensdag 31 October.
1883,
Over twaalf jaar.
FEUILLETON.
UitgeverL. J. VEERMAN Heusden.
9m
VOOR
Twintig minuten later lagen wij langs boord van de
Engelsche korvet; de kapitein, vooraf van onze aan
komst door den Heer King verwittigd, wachtte ons in
zijn hut af.
De Engelsche koopman verhaalde hem terstond onze
lotgevallen van dien nacht en verzocht hem zijne cog
nossementen zonder verwijl te teekenen.
»En nu, kapitein, indien gij uwe vriendelijkheid de
kroon wildet opzetten,» voegde hij er bij, «maak dan
dat ik aan land terug kan keeren, zonder dat mij de
havenmeester ziet.»
Mijn kano is tot uw dienst, mijn waarde landge
noot,» antwoordde hem de kapitein, »en niets belet u
door eene geschutpoort omlaag te klimmen zonder op
het dek te komen.»
Terwijl dat King, dank zij de beleefdheid van zijn
landgenoot, onbekend en met stille trom naar Mazat-
lan terugkeerde, beproefde ik, bijgestaan door den Ca-
pataz en door verscheidene matrozen, den edelen heer
Baranda weer in het leven terug te roepen. De ge
weldige aandoening die hij had doorgestaan, gevoegd
bij zijne te langdurige indompeling, maakte dit toch
alles behalve gemakkelijk. Iloe waar en hardnekkig
ook zijne bezwijming wis, trof hij toch een ongeloovi-
gen Thomas aan in den persoon van den Capataz.
Kom,edele heer Baranda,» zeide hij, terwijl hij hem
ondër-de-hand de hoofdslapen met brandewijn inwreef,
waartoe uwe list langer voort te zetten? Wij zijn
onder bescherming der Engelsche vlag, dat is te zeg
gen, in Engeland. Uwe macht is hier ijdel en eene
krijgslist zal u nergens toe baten. Waar dient het
voor zulken goeden., brandewijn .niet bespottelijke wrij-.
vingen te loor te laten gaan, wanneer men dien op"
andere wijze met zooveel voordeel en genoegen zou
kunnen gebruiken? Kom tot u zeiven.
Deze vermaningen en vooral het leven-wekkend mid
del dat wij gebruikten, voerden eindelijk tot een ge
lukkige uitkomst. De edele heer Baranda slaakte een
langen zucht van verlichting en opende toen de oogen.
De Engelsche matrozen lietèn ons met hem alleen en
gingen aan het overschepen der baren helpen.
De eerste wien
ten gewaar werd, was
Zoo, schurk, ben jij daar!» zei hij tot hem met
»G ij zult eens zien of ik mij
de ontvanger der inkomende tolrech-
kwaadaardige stem.
de Capataz.
jij daar!» zei
een
weet te wreken
Daar heb je
t nu
goed
weer, je moet iemand maar
doen,antwoordde kalmpjes Ramirez, zich tot mij
wendend, je krijgt altoos ondank tot loon. Maar al
les wel beschouwd, doet men toch ook het goede voor
zijn eigen voldoening en geenszins op hoop van een
schrale dankbaarheid De mensch is een door en door
ondankbaar schepsel, want wie heeft hem gered? Ik!
ik alleen.»
Het is waar, buen muchaco, dat ik zonder u ver
dronken zou zijn,» antwoordde de edele heer Baranda,
opeens bedaard. «Maar ziet ge, jongenlief, men mist
zoo'n zaakje als dat, wat mij van avond door de vin
gers glipte, niet zonder uit zijn humeur te
Ik verlies er minstens tienduizend piasters bij
dat is te zeggen, die verliest het
geraken.
gouvernement
dank zij uwe smokkelarij.»
Wat wilt gij, edele heer,» zeide Capataz, «de
beginselen vóór alles. Gij zijt voor 'de belasting der
handelsvoortbrengselen,ik ben voor geheel vrijen
handel. Onze beide overtuigingen, zoo tegenstrijdig,
zijn desniettemin even pprcebt en diepgeworteld.; wij
moeten dus ons bsst doen, ieder tan zijnou kant, door
alle mogelijke middelen ons stelsel en onze-denkbeelden
te doen bovendrijven want beiden hebben wij
slechts 't welzijn van 't gemeenebest op het oog
Ik deed, toen ik u dezen nacht in de zee wierp, niets
dan mijn schuldige plicht.
Ik zal 't niet tegenspreken, Capataz, maar niets
dwong u toch mij zoolang onder water te houden.
Maar daar valt me wat in,« voegde er de edele heer
Baranda na een oogenblik nadenkens bij. Gij spreekt
daar van plichten weet je wel dat het de mijne is
om u te doen in hechtenis nemen, zoo gauw wij aan
land zullen zijn? liet is de overheid die gij in mijn per
soon beleedigd hebt, omdat ik in de uitoefening van
mijn ambt was.»
Als het kleine verschil van gevoelen, dat ik met
Uwe Edelheid had, zonder getuigen behandeld was,
dan zou ik u raden lankmoedigheid te gebruiken,»
zeide de Capataz, «want om de waarheid te zeggen,
dat is niet eens der moeite waardig dat men er van
spreekt.
Juist, maar er waren twintig getuigen bij.»
Ik ben ook de eerste om uw plan van inhechtenisne
ming goed te keuren. Ik herhaal het u, want dat is
mijn geliefkoosde stelregel: plicht vóór alles.»
Welnudat is dan zoo afgesproken, ik zal u mor-
in de gevangenis doen zetten,tenzij
altoos dat je de vlucht mocht nemen!»
0, Uwe Edelheidriep de Capataz uit, veront
waardigd door deze vooronderstelling, »ben ik dan zi o'n
nietig mensch, dat ik bang moet zijn voor de wet
en dan bovendien nog als 't zulk een geringe
overtreding geldt? Gij beoordeelt mij vrat al te min.»
Deze twee punten behoorlijk vastgesteld zijnde, dat de
havenmeester zijn leven aan den Capataz verschuldigd
was, en dat hij hem 's anderpn daags zou doen ige-
vangennemen, beg«nnen de beide pejrsonaadjes samen
over koetjes en kalfjes te praten, zonder zich eenige
de minste toespeling te veroorloven op wat gebeurd
was en als de beste vrienden van de wereld, totdat
een sjouwerman zijn aanvoerder kwam verwittigen dat
het overladen klaar was en dat men op hem wachtte
om in de haven terug te keeren.
Zal Uwe Edelheid zich verwaardigen eene plaats
in mijne sloep aan te nemen?» vroeg de Capataz aan
den havenmeester.
Is het in de hoedanigheid van vriend dat gij mij
we! wil uitnoodigen zeide deze laatste.
Zekerlijk, Uwe Edelheid, en voor wiens veiligheid
ik insta.»
Nu, dan dank ik u en ik neem het met genoo»
gen aan.
genochtend
Ramirez en Baranda wisselden toen duizenden be
leefdheden, daar ieder den ander het eerst wilde doen
afklimmen. Eindelijk besloot er de tolbeheerder toe,
niet zonder den Capataz een laatsten en ridderlijken
groet toe te werpen, den voorrang te nemen.
Onze terugkeer in de haven van Mazatlan had plaats
zonder 't minste voorval dat der vermelding waardig
was en met veel minder moeite dan ons het vertrek
bad op den hals gehaald. De afstand van meer dan
drie mijlen, die wij te voren hadden doorloopen, om
ms naar de Engelsche korvet te begeven, werd, ter
wijl de rechte lijn voor de bochten der kust in de
plaats trad, met meer dan twee mijlen bekort.
(Slot volgt.)
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Van de massa boekeu, die jaarlijks worden uit
gegeven om voor genoegen of tot inspanning te
worden gelezen, heeft verreweg de grootste helft
haar ontstaan te danken aan de fantaisie of de
verbeeldingskracht. De schrijvers scheppen zich
toestanden die niet werkelijk bestaan, ook niet be
staan hebben, maar toch kunnen plaats grijpen.
Wij spreken n.l. van do tegenwoordige lectuur.
Want we weten dat men zich vroeger om het
mogelijke zoozeer niet bekommerde en dat een
boek te mooier was en te gretiger werd verslon
den, naarmate er meer onwaarschijnlijkheden in
waren opgehoopt. Nog heeft dit overdrevene bij
eene zekere klasse van lezers de overhandde
draken uit de leesbibliotheeken getuigen er van
dat zij met eene volharding golozen en herlezen
zijn. Hun uiterlijk toch draagt er al de kenmer
ken van.
Bij een betrekkelijk klein gedeelte van de boe
ken, die tot ontspanning worden gelezen, ligt een
historischen bodem tot grondslag en die histori
sche bodom is dan nog dikwijls zoo weinig be
trouwbaar, dat roeds menigeen die geen goeden
leidsman had en hot aangename mot hot nuttige
willende vereenigen, door roman-lectuur zijn ge-
schiedkennis zocht uit te breiden, maar zeer be
drogen uitkwam, daar hij voor historische waar
heid aannam hetgeen slechts uit het verhitte brein
van den romanschrijver was ontsproten. Wie zich
in zake historie zou willen toevertrouwen aan
Louize Mühlbach of aan Dumas, om meer anderen
niet te noomen, zou bij nader onderzoek spoedig
ondervinden dat hij een gids volgde die histori
sche waarheid en fantaisie op de vreemdste wijze
dooreen haspelde.
Er zijn er daarentegen ook die alles wat zij aan
de geschiedenis ontleenen met de meeste nauwge
zetheid onderzoeken. Hun werken zijn van groot
nut voor den beoefenaar der geschiedenis. Daar in
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letter naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
hun voortbrengselen doorgaans slechts een enkel
belangrijk tijdvak of een enkel morkwaardig per
soon op den voorgrond treedt, geoft het lezen hun
ner werken een helderen blik in dat tijdvak, of
doet het een helder licht vallen op den door hen
behandelden persoon.
Wij krijgen in onze ziel een duidelijk beeld, om
hetwelk wij datgene, wat wij weten, gemakkelijker
te kunnen groepeeren. Zij laten hunne fantaisie
werken in zaken van ondergeschikt belang, die aan
de historische waarheid geen afbreuk doen. Tot
schrijvers van deze categorie rekenen wij in ons
land mevrouw BosboomToussaint, Schimmel en
mej. Wallis.
Voor velen onder de minder ontwikkelden, die
toch gaarne lezen, is alles wat hun gedrukt onder
de oogen komt zoo waar als een Evangelie. Iets
dat gedrukt is liegt niet. Zij dat gedrukte een boek
of een dagblad, dat hindert niet. Door velen wordt
van dat gebrek, of die hebbelijkheid, of eigenschap,
hoe men het noemen wil, op een schroomelijke
wijze misbruik gemaakt door personen en toestanden
anders voor te stellen dan zij werkelijk zijn. Die
op zoodanige wijze van de goedgeloovigheid van
onkundigen partij trekt, doet onzes inziens iets
dat niet veel minder is dan eene misdaad. Dat
misbruik maken is alleen op den duur te voorko
men door hen, die op dergelijke wijze geëxploiteerd
worden, meer en beter te ontwikkelen.
Er zijn schrijvers die hunne fantaisie nog op eene
andere wijze laten werken. Zij hebben nagedacht
over hedendaagsche toestanden en hunne gevolgen.
Zij hebben gewaarschuwd tegen maatregelen die zij
schadolijk oordeelden en die toch zijn doorgezet.
Zij zien in hunne verbeelding voor een gedeelte do
toestand ontsluierd en hetgeen zij zien brengen
zij op schrift om tot waarschuwing te dienen voor
degenen die het in hunne macht hebbon oen nade
rend gevaar af te wenden.
Zoo herinneren wij ons eenige jaren geleden ge
lezen te hebben een werkje, dat getiteld was: De
slag bij DorkingDe schrijver was overtuigd dat
het Engelsche leger niet in staat zou zijn het hoofd
te bieden aan een Fransch leger, dat geslaagd was
zich op Engelschen bodom te ontschepen. Hij be
schreef de gevolgen hoe Londen ingenomen werd,
enz. enz.
Zijn doel was zijne landgenooten een open oog
te doen hebben voor de gevaren die Engeland be
dreigden wanneer het leger niet beter in orde ge
houden werd. Niet lang daarna kwam er een dorgelijk
werkje uit, dat een soortgelijken veldslag beschreef
in het hart van ons land en de gevolgen die uit
het verliezen van dien slag zouden voortvloeien.
Toen er onlangs druk sprake was van den tunnel
tusscheu Frankrijk en Engeland, waaraan men zoo
als bekend is reeds werkelijk begonnen is, steldo
zich zoo'n ziener voor dat de tunnel door een leger
overvallen was en dat de staten van het vaste land
vrijen toegang hadden tot Groot-Brittannië. Een
andere profeet van dezen tijd ziet in zijne verbeelding
over een dertigtal jaren Engeland meester van onze
Oost-Indische bezittingen en de Pruisen meester in
Amsterdam en ons heele land in handen van onze
oostelijke naburen. Hopen wij, dat al die beschou
wingen en al die profetiën overdreven zijn. Eéne
zaak is echter niet te miskennen: al die voorspel
lers van onheil hebben een goed doel, zij willen
waarschuwen tegen hetgeen zij verkeerd achten, zij
willen een steentje aanbrengen om te helpen ver
hoeden, dat hetgeen zij met profetischon blik zien,
werkelijk in vervulling ga. En daarvoor moet mon
dankbaar zijn. Als allen die het verkeerde zien
zich bij de pakken neerleggen met het berustende:
»ik kan er toch niets aan doen», dan wordt er zeker
niets gedaan ook.
Laten wij ons eens voorstollen dat de onteigenings
wetten door de Kamors worden goedgekeurd, dat
het werk is afgeloopen en dat de heropening van
het Oude Maasje een feit is geworden. Wij ver
beelden ons dus op dit oogenblik eeu twaalftal
jaren te zijn vooruitgesprongen. Een breede stroom,
met eene wijdte van vijf honderd meters, stuwt zijne
wateren langs onze oude stad. Rechtuit gaat
het in de richting van het Keizersvcer. Bijna 21,000
hectaren uitmuntend land, voor ruim 112,000 gul
den in de grondbelasting aangeslagen, liggen inge
sloten ten zuiden door de nieuwe rivier, ten westen
door den Biesbosch en aan de andere zjjdo door
Maas en Merwede. Neen, ingesloten niet geheel.
Dat zou eene onwaarheid zijn.
Twee dijken geven toegang tot den Bommelor-
waard. Op een kwartier of een half uurtje ten
zuiden van de nieuwe rivier ligt een spoorweg. Daafr
ligt een spoorweg die bestemd moest zijn om het
isolement op te heffen, waarin het Noord-westelyk
deel van Noord-Brabant verkeerde, een isolement
dat in den zomer overkomen werd door voertuigen,
maar dat in don winter doorgaans volkomen was.
Aan de overzijde van de Merwede bij Gorinchom
loopt evenzeer een spoorweg. De gemeenschap met
Zuid-Holland wordt in den zomer onderhouden door
tal van booten, de verbroken gemeenschap over de
nieuwe rivier is hersteld door twee stoombooten,
één bij Heusden en één bij het Keizersveer. Nu
wordt hot winter. De nieuwe rivier is gegraven om
de groote massa water af te voeren, die bijna jaar
op jaar het Noord-oostelijk deel van Noord-Brabant
met zijn golven overdekte. Die den toostand gezien
heeft, zal weten wat dat beteekent. Die hem niet
gekend heeft, kan er zich geen denkbeeld van maken.
Veronderstel dat de berekeningen zijn uitgekomen
en het N.-O. deel werkelijk van den overlast van
het water bevrijd is. Hoog stroomen dan de gol
ven, verre boven het peil van het land van Heusden
en Altena. Het land dat met schatten van gold
tot kostbaar land is gemaakt, heeft geen stoomma
chine om het water af te voeren. Eén doel is be
reikt: waardeloos laud heeft waarde gekregen, maar
ten koste van eene welvaronde streek. Dan komt
ijsgang en stormwind. Dat hindert niet. De ge
meenschap wordt immers onderhouden door tweo,
zegge twee stoombooten. Dan zal het land van
Heusden en Altena zoo volkomen afgesloten zjjn
als do Zeeuwsche eilanden het waren in hun ongun-
stig8ten tijd. Maar dat isolement zaljniet lang druk
ken. Spoedig zal de bevolking door de verminde
ring van waarde der landerijen zoo achteruit gegaan
zijn, dat zij geen behoefte meer heeft aan gemeenschap.