1884. FEUILLETON. GORDON BALDWIN. VOOR Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. Onze lezers hebben gewis van den kwak zalver gehoord, die na hier en daar bijeen komsten georganiseerd te hebben, waarin voor de vergaderden geesten vertoond wer den, eindelijk door een vorstelijk persoon volkomen ontmaskerd is. De bedrieger speelde zelf voor den geest der afgestor venen, maar hij liep onnoozel in 't net hem gespannen, en zijn aardigheden zullen nu wel een einde genomen hebben. Die man was spiritist en zoolang hij zijn handwerk met de noodige handigheid ver richtte, waren de spiritisten trotsch op dezen man nu hij zich echter in de kaart heeft laten kijken, wenden ze 't hoofd van hem, of hij wordt afgesneden als een verrot lid en mag voortaan als kermisgoochelaar dienst doen. Naar aanleiding van deze gebeurtenis, die volstrekt niet eenig is in de geschiedenis van 't spiritisme, willen we 't wagen, iets omtrent dit isme onder de oogen onzer lezers te brengen. Daar we dit doen willen met het stellige voornemen om dezen godsdiensti- gen of ongodsdienstigen uitwas, wat moeten we zeggen eenigszins beter te ?- 3) doen kennen en aan te dringen op een rechtvaardig oordeel, doch daarbij allereerst verklaren moeten dat wij zelf volstrekt niet in het spiritisme gelooven, zoo zal een spiritist hieromtrent allicht aanmerken „dat gaat op glad ijs," en hierin heeft hij vol komen gelijk, doch de heeren spiritisten staan, zooals herhaaldelijk blijkt, op ijs van één nacht en zakken er de een na den ander door, zoodat wij ten slotte, naar we meenen, nog het veiligst staan. Het spiritisme is de leer der geesten, het geloof dat de stoffelijke wereld met de geestelijke in zekere betrekking staat. Dat geloof is eeuwen oud en waarschijnlijk ont staan in de kranke hersens van bedroefden, wier vurig verlangen om gestorven geliefden nogmaals te zien en te spreken, zoo hevig was, dat ze zich verbeeldden hun hoop ver vuld te zien. De personen, waarmee ze in den geest zich bezig hielden, meenden ze met het lichamelijke oog eveneens te zien en zoo was 't dus zeker dat er geesten wa ren en de levenden in onmiddelijke aanraking met de dooden stonden. Zoo zeker als kranke hoofden meenen werkelijk gezond te zijn. Er zijn boeken vol geschreven, en zeer dikke ook, om deze leer te verklaren en te verbreiden en ze zijn volstrekt niet zoo on vruchtbaar geweest als men wel meenen zou. De leer der spiritisten vindt groote instem ming, vooral in Amerika en onder de recht zinnige Christenen. Er zijn tijden geweest dat iedereen er wat aan deed, vooral in de hoogere standen, waaronder ze nog ettelijke voorstanders en vrienden telt. Het spiritisme verdeelt den mensch in drieën: lichaam, geest en ziel. De laatste dient otn lichaam en geest éénig te maken. Na den dood verlaat de geest het lichaam en neemt zijn intrek in het land der geesten, in geestelijke woningen. Daar zetten ze hun werk voort in dezelfde richting, waarin ze op aarde arbeidden, d. w. z. ze eten en drin ken, vieren feesten, doen aan kunst en wetenschappen, tot ze weer naar de aarde terugkeeren in een ander lichaam. Want de spiritisten houden 't er voor dat de gees ten van gestorvenen na langer of korter tijd weer op aarde terugkeeren. Zoodat 't best mogelijk is dat iemand, die met zijn klein kind meent te spelen, eigenlijk met zijn groot moeder stoeit. Om eerlijk te zijn moeten we hierbij ver klaren, dat vele spiritisten het in dezen met hun geestelijken vader Allan Kardec, een Eranschman, niet eens zijn en van dezen terugkeer der geesten niet weten willen. Doch hoe komen we nu te weten dat er waarlijk geesten bestaan? Eenvoudig dewijl ze zich vertoond heb ben; dat is 't klaarste bewijs,'t welk ze van hun bestaan geven kunnen. Een spiritist zegt u maar nietik geloof aan geesten, maar hij vraagt u heel amicaal een avondje en toont u een geest. Wie zou daarna nog twijfelen durven? Hoort, hoe de spiritisten dat in hun leer verklaren. De geest des nienschen is omgeven met een onzichtbaar omhulsel ze noemen het perespritdewijl zulke verheven zaken een aparten naam noodig hebben 't welk hij met zich neemt naar de geestenwereld. Ie der mensch heeft derhalve zoo'n omhulsel in zich, iets van die onstoffelijke stof waarin zijn geest gewikkeld is. Dat omhulsel heeft hij derhalve gemeen met de geesten, doch de meeste menschen hebben er niet genoeg van om in betrekking tot de geestenwereld te komen. Zoo kan 't gebeuren dat we met een geest in dezelfde kamer verkeeren, zon der daarvan iets te bemerken. Doch de be voorrechte stervelingen, die van dat onstoffe lijke omhulsel iets meer bezitten dan een ander, merken zoo'n geest wel degelijk op. De geest werkt zoo op hen in, dat ze zenuw achtige aandoeningen krijgen, beven en tril len en eindelijk hun bewustzijn verliezen ze zijn dan begeesterd en de werkende geest bedient zich van deze gelukkigen om woorden te spreken of te schrijven. Een mensch nu van dat gehalte heet me dium en van deze mediums zegt een spiri tistisch schrijver, dat er geweest zijn die ge- heele werken hebben geschreven over een onderwerp, dat hun geheel onbekend was en in eert taal, welke ze niet verstonden; dat er mediums zijn die redevoeringen hou den over zaken, waarvan ze niets afweten. We voegen hier niets bij, omdat we het oordeel aan den lezer willen overlaten, ons komt echter zoo'n medium al een bijzonder grappig persoon voor. Ons land werd door het spiritisme bezocht ten jare 1853. Toen kwam de tafeldans aan de orde en bleef een tijd lang een gelief koosde uitspanning der hooge standen voor al tegenwoordig houdt men er niet veel meer van. Geesten, die niets kunnen dan tafels bewegen, worden op 't laatst onuitstaanbaar flauw en de spiritisten hebben toen de spre kende en schrijvende mediums uitgevonden, om wat variatie te hebben. Eigenlijk moesten we zeggen de geesten hebben een ander middel gevonden om nun tegenwoordigheid kenbaar te maken, maar dat wil ons niet uit de pen. We komen nu op een gebied, waar 't moeilijk is ernstig te blijven. Dit betreden we in een volgend artikel, doch willen thans nog kortelijk meedeelen op welke manier en wanneer men de spre- (Wordt vervolgd.) Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs per 8 maanden f 1Franco per post verhooging. zonder prijs- ■B Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandschö A D V E R T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Op glad ijs. NOVELLE VAN RUDOLF LINDA U. II In een der voornaamste café's op de Boulevard des Italiens zat aan een kleine tafel, die voor twee per sonen gedekt was, een jonge man tussehen de vijl en achtentwintig jaar. Zijn uiterlijk had reeds de aandacht van den kelner, van de »dame de comptoir* en van verscheidene gasten getrokken; want ofschoon men den vreemdeling bij den eersten oogopslag kon aanzien, dat hij tot de deftige kringen behoorde, scheen hij toch in de met verfijnde weelde ingerichte zaal, te midden der elegante dames en heeren, die aan de naburige tafel zaten, volstrekt niet op zijn plaats. Hij droeg een verschoten reisgewaad, dat, evenals hij zelf. wind en weder moest getrotseerd hebben. Hij had gewoon blond haar en heldere grijze oogen, voor welke de nieuwsgierige blik der gasten, die hem van top tot teen wilden opnemen, onwillekeurig en in alle haast was teruggedeinsd. De neus en dc mond waren groot, doch volstrekt niet leelijk; het voorhoofd was hoog en, tot op een vingerbreedte boven de wenk brauwen, waar de hoed het tegen de zon beschermd had, in het oogloopend blank. Het overige deel van het hoekige, energieke gelaat was door de zon sterk gebruind cn leverde in kleur een zonderling contrast op met het melkwitte voorhoofd, het geele haar en de grijsblauwe oogen. Hij droeg een langen, rossig blonden knevel, die over de fijne mondhoeken heenviel. De vaste, flinke blik, het kleine, ronde hoofd, de breede schouders, de krachtige borst, de lange beenen. de groote, welgevermde, gespierde handen vormden samen een geheel, dat onwillekeurig aan lang vervlo gen tijden herinnerde. Een ijzeren helm en een wichtig zwaard hadden veel beter bij de gestalte van dezen vreemdeling gepast dan de hooge zwarte hoed en de lichte wandelstok, welke hij bij zijn komst in de zaal aan een kellner afgegeven had. De jonge man had reeds herhaalde malen op zijn horloge gezien. Met klokslag zeven wenkte hij een der dienstdoende kellners, die onmiddelijk naast hem stond en onderdanig vraagde wat er van zijn dienst was. «Geef mij een goed diner,was het antwoord. Belieft mijnheer geen bepaalde keus te doen?« «Dat moet gij maar voor mij doen. Geef mij een goed diner.* «Mijnheer heeft immers bevolen voor twee personen te dekken «Ja, maar mijn vriend schijnt niet te komen. Voor het geval hij straks nog komt, kunt gij hem dan dadelijk bedienen.* De vreemdeling sprak het Fransch zeer vloeiend, maar met een vrij sterk Engelsch accent. De erva ren kellner, wien sedert tien jaren groote en rijke personages uit alle mogelijke landen en gewesten ge passeerd waren, classificeerde bij zich zelf den nieuwen gast a's volgt: «Een verwilde.de lord, die in Indië op tijgers geschoten heeft en thans op Parijsch grond gebied jagen wil. De gewaande lord had reeds oesters, soep en pas teitjes vororberd en was juist bezig ecu hem voorge- zetten schotel van steviger substantie eer aan te doen, toen de deur zoo wijd mogelijk geopend werd en George Forbes, met onberispelijke elegance gekleed, de zaal binnenkwam. Dij ging groetend het bureau voorbij cn bleef voor den geblakerden vreemdeling staan. Deze zag op en zeide tussehen twee happen: «Gij komt vrij laat. Gij ziet, ik heb er mij overi gens niet aan gestoord. «Het schijnt dat men met u prompt op zijn tijd moet passen,* antwoordde Forbes lachend. «Neen, dat verlang ik niet, zoo lang men niet van mij vergt dat ik wachten zal. Ga zitten. Ik heb reeds bemerkt dat ik beter eetlust heb dan gij en als gij u wat haast, kunnen wij nog tegelijk voor het dessert gereed zijn. Forbes deed wat de ander hem bevolen had en nam de spijskaart op, welke hij weinig scheen te bestudeeren. Hoe kwam het dat Baldwin, dien hij pas sedert vijf dagen kende, zich vrijheden tegen hem veroorloofde, zoo als geen ander zijner Parijsche kennissen? Ieder van dezen zou Forbes ten minste een kwartier gewacht, of, als hij dit niet had gedaan, zijn excuus gemaakt hrbben. Baldwin had zijn dischgenoot ook niet één minuut uitstel geschonken en de gedachte zelfs was niet bij hem opgekomen, dat hij zich daarover zou hebben te verontschuldigen. En Forbes, die nooit considera ties gebruikte en door de voorkomende beleefdheid, die men hem van alle kanten bewees, geheel verwend was, vond Baldwins houding niet alleen volkomen in orde, maar mompelde zelfs«Neem mij niet kwalijk waarop de ander slechts met een goedgunstig knikje antwoordde, als wilde hij zeggen: «Volstrekt niet.* Zes dagen geleden had Forbes een dépêche uit Marseille ontvangen, die van dezen inhoud was: Graham zal u op mijn aankomst voorbereid hebben. Ik denk morgen vroeg bij u te komen. Baldwin;* cn den volgenden ochtend, tegen tien uur, was dan ook de heer Gordon Baldwin in zijn grijs, verschoten reiscostuum, met een ronden hoed en onberispelijk linnen, bij hem verschenen. Hij had Forbes als een oude bekende hartelijk de hand gedrukt en was da delijk daarna op zoo rustige, verstandige, gemoedelijke w jzc beginnen te spreken, dat Forbes, die eerst wat ver- legen en koel was geweest, zeer spoedig en zijns on danks een vriendelijk gelaat en een gezelligen toon aangenomen had. Een uur was onder aangename kout spoedig omgevlogen. Baldwin zat in een der groote stoelen en vertelde van Japan, van Graham, van zijn eigene alf.iires en plannen. Hier en daar kruidde hij zijne verhalen met eene humoristische, altijd welwillende opmerking, waarbij zijne heldere oogen dan vriendelijk lachten en Foibes luisterde met een geheel nieuw, ongeveinsd genot. Toen de knecht de kamer b:n- nengekomen was, om te melden dat het ontbijt gereed was gezet, had Forbes den onbekende uitgenoodigd, bj hein te blijven eten en na den maaltijd had hij hem verzocht, gedurende de weinige dagen, die hij te Parijs dacht te blijven, bij hem te logeeren. Baldwin had dit aanbod met dezelfde ongedwongenheid aan- genomen, als de sigaar, die zijn gastheer hem tien minuien geleden gepresenteerd had en die hij op dit j oogenblik met zichtbaar welgevallen zat te rooken.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1