No. 256.
Zaterdag 15 Maart.
1884.
ONZE OOGEN.
FEUILLETON.
Uitgever: L. .T. VEERMAN Hcusden.
UOKDON BALDWIN.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
prys-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Daar is een onkunde, die den raensch
buiten staat stelt, zijn levensonderhoud te
verdienendaar is een onkunde, die een
overigens, goed schepsel tot een belachelijk
voorwerp maakt; daar is een onkunde, die
iemand guldens doet uitgeven, waar hij met
kwartjes en kennis volstaan kon enz. Daar
is ook een onkunde, die den evenmensch
in 't ongeluk stort, dat is een misdadige
onkunde en hierover willen we enkele re
gels schrijven.
De vereeniging tot hulp aan arme blin
den heeft in sommige steden b.v. te Amster
dam» en in den Haag, op het bureel van
den burgerlijken stand een stapeltje gedrukte
biljetjes gedeponeerd, ter uitdeeling aan de
vaders, die kinderen komen aangeven. Daar
we van de meening zijn dat uit al wat ge
drukt wordt, iets te leeren valt, hebben we
zoo'n dingetje doorgelezen en nemen er,
zonder verlor, vier regels uit over.
//Dat een kind blind geboren wordt, be
hoort onder de zeldzaamheden dat kinderen
daarentegen kort na de geboorte hun ge
zichtsvermogen verliezen is waarheid in 40
van de 100 gevallen van blindheid en een
gevolg van zorgeloosheid, onwetendheid en
het opvolgen van ondoordachte en domme
raadgevingen.
't Is maar al'te waar, zoo spoedig we
geboren zijn en in de wieg te slapen gelegd,
dansen zorgeloosheid, onnadenkendheid en
domheid een rondedans om onze slaapstee;
de baker speelt eerste viool, kraamanijs
drinkende en muisjesknabbelende buurvrou
wen zingen hare goedgemeende maar erger
dan 'domme raadgevingen, de uitgeputte
moeder en de verheugde papa vormen het
dankbare publiek, dat in overmaat van ge
luk voor alles geneigd is, te applaudisseeren.
//Je moet er frisch met de spons en zeep
overheen gaan!'' juicht er een.
z/Neen maar, kijk dat kind eens flink
naar het licht zien!// jubelt een tweede.
//Smeer maar wat zog of wat speeksel aan
de oogleedjesgalmt nummer drie.
En 't arme schaap, uit de duisternis in 't
licht getreden, wordt zeepsop in de oogjes
gesmeerd, 't wordt naar 't volle lamplicht
gelegd en wie zal 't zeggen, hoeveel proef
nemingen nu en later op 't wicht zullen toe
gepast worden?
Men keurt de vivisectie proefneming
op dieren ten sterkste af, in den naam
van humaniteit, maar eilieve, hoeveel kin
deren worden niet aan de meeste dolle en
domme beproevingen onderworpen, zonder
dat er een haan wraak over kraait?
Onze oogen zijn een kostbaar geschenk
van den goeden God. Welke ongelukkige
ook een voorwerp van spot moge zijn voor
de groote onnadenkende menigte een
blinde mag altijd op medelijden rekenen,
ook bij de verdorvenste wezens. Hij staat
te boek als de ongelukkigste onder de ramp
zaligen en is dat ook voor de zienden
zeer zeker.
Reden genoeg om te ijzen van de moge
lijkheid eenmaal op het blinde gelaat van
een bemind kind het onuitgesproken verwijt
te lezendoor uw schuld ben ik zoo
geworden.
//Niets teerder dan een oog", hoort men
algemeen zeggen, wanneer er sprake is va;n
den een of ander, die aan ziekte der gezichts
organen laboreert. Toch is niets minder
waar. Onze oogen zijn krachtig gevormd
en geplaatst op een wijze, die ze z<^(fs tegen
gewelddadige beleediging kan vrijjaren. Er
zijn voorbeelden van militairen, <fo[Q een ko
gel vlak boven of onder 't oog jn 't hoofd
kregen en daarvan geopereerd werden,
van boksers, wier aangezicht en ook de
oogen
NOVELLE VAN RUDOLF LI ND AU.
Zij gelijken in hun uiterlijk veel meer de klein
zoons van oude,- groote geslachten, dan de nakomelingen
der breedgeschouderde, gezette proletariërs, die door
den nood en de ellende uit hun vaderland verdreven
warenen men hoort niet zelden dat zij zelf in hunne
jeugd nog zaken bij de hand gehad hebben, die in
Europa slechts door de geringe en arme volksklasse
worden uitgeoefend.
Forbes was een van die lieden, met een eenigszins
onverklaarbaardeftig uiterlijk. Zijne grootouders
waren verarmde boeren geweestzijn vader had in
de mijnen van Californië zijn vermogen uit den grond
gegraven; maar de fijngevormde George Forbes trad
ondanks dat alles met in het oogloopend voorname
bedaardheid en zekerheid op. Daarbij kwam, dat zijn
rijkdom hem een kunstmatige stralenkrans om de
slapen tooverde. Hij bereed de schoonste paarden; hij
won of verloor bij het spel met volmaakte onverschil
ligheid hij verlangde van geen sterveling een dienst
of zelfs eenige welwillendheidniemand wekte zijn
belangstelling op; hij was beleefd en tegelijkertijd
ongegeneerdeindelijk verstond hij de kunst, zich
eenvoudig en met smaak te kleeden.
Johanna zag en bewonderde dit allesin den grond
van haar hart overschatte zij zelfs de menigvuldige
uitstekende hoedanigheden van haren rijken landge
noot; en tegelijkertijd gevoelde zij dat hare schoone
oogen slechts weinig machf op hem uitoefenden en dat
zijne kalmte in hare nabijheid zoo volkomen mogelijk
was. Zij bekommerde zich daarafer veel meer, dan
iemand wel Vermoedde en zij i[c\i zelve bekennen
wilde.
Als hij niet zoo rijk was,« Jacht zij, «zou ik hem
ten minste kunnen laten bemerken dat hij mij beter
bevalt dan al.die dwazen en jie vervelendemenschen
om mij heen; maar ik .duif het bijna niet wagen,
vriendelijk jegens hem te zij/n, daar hij anders licht zou
kunnen denken dat ik, gelijk a[le meisjes die met hem
coquetteeren en de mannen die hem vleien, het op
zijn rijkdom heb voorzien.jk zou wel willen dat hij
een groot gedeelte van dj[eri rijkdom verloordan zou
hij merken waar hij zijnj wezenlijke vrienden te zoe
ken heeft!* Zij behan%ije Forbes met veel grooter
terughoudendheid dan kfare andere kennissen, met name
Baldwin. Voor dezen b'ad zij altijd een aanmoedigend
lachje en een vriendelijk woord over. Forbes bemerkte
dit en maakte er zich/ vroolijk over. Zij wil mij op
den armen Baldwin j<|;!oersch maken,zei hij bij zich
zelveri. De zoon van
illusiënhij had geeiri hoogen dunk van de menschen
in het algemeen en van Johanna Leiand in het bij
zonder. Hij was niél ZOo gemakkelijk te temmen als
de «wilde van Yessfj.«
Eens op een dr^g Jat Forbes tegen een uur na
middernacht uit zijrv'j club thuis kwam, nadat hij Bald
win twee uur vr 0eger in het salon van mevrouw
Leiand achtergelate|n had, zag hij dat er in de kamer
van zijn gast nog licht brandde. Hij ging hem opzoe
ken en zag dat Baldwin nadenkend in zijn kamer
op en neer liep.
»\Vel,« vroeg hk^ wat houdt u zoo laat nog
wakker
»Ga eens zitten,* antwoordde Baldwin, rik moet
u spreken.*
Mijn raad is: doe lie.t, niet.
bont en blauw geslagen waren en
die toch hun gezicht behielden. Waar
't nog niet tegen kan, dat is tegen die
kleine, prikkelende plagerijen van stofjes,
zandkorreltjes, haartjes enzmaar sterk
geen onzer zintuigen is zóó elastiek.
Wie zou 't niet een werk van een krank
zinnige noemen, aan het oor van een zuige
ling een pistool af te schieten En toch
geschiedt iets volmaakt daarmee overeen
komend wanneer een kleine, rustig en wel
slapend, uit de wieg genomen en naar 't volle
daglicht gekeerd wordt om aan de familie
vertoond te worden. De kleine schrikt ge
weldig wanneer ze wakker wordt en een
oogenblik in die zee van licht staart en wie
zal ons zeggen hoeveel pijn en schade ze
door zoo'n onbezonnen handelwijze lijden?
Inderdaad, men kan niet te voorzichtig
zijn met de gezichtswerktuigen, vooral van
jonge kinderen. Volkomen reinheid, vejguhe
lucht, langzamerhand gewennen^&ah'T licht
is dringend noodzakelijk e|Kwanneer zich
kenteekenen der kindeuöögziekte vertoonen
afscheiding vanj&jm in de ooghoeken,
lichtschuwheid. ^Trailing, zwelling der oog
leden da^onmiddelijk naar den oogarts
en geveAtfch niemand gehoor aan de zoete
inblazingen van een buurvrouw, wier zeven
tal dat ook gehad heeft en die theebladeren
enf'geweekte beschuit aanraadt. Men bedenke
/'dat deze ziekte in een of twee dagen tot
volkomen blindheid leiden kan
Of het oog sterk is Denk eens na. Wan
neer iemand, die een zittend leven leidt,
een kleermaker b.v., zich een enkelen keer
te buiten gaat aan lichaamsbeweging, door
mast te klimmen, slootje te springen of een
paar uur te wandelen, zal hij daarvoor ge
straft worden met algemeene stijfheid der
ledematen, waardoor hem zelfs 't zitten
zeer moeielijk valt, terwijl onze oogen daar-
geheel zonder schade zich richten
IIHMIIIII. in IJI1U
«Wat niet
Ga niet trouwen
Baldwin staarde hem verbaasd aan.
»Wie heeft u dan gezegd dat ik trouwen wil?a
vroeg hij.
Wel, gij zelf!* hernam Forbes lachend. »Denkt
ge dat het nog voor iemand, wie ook, die u kent,
een geheim kan wezen dat gij op juffrouw Leiand
verliefd zijt
Baldwin bewaarde een poos het stilzwijgen. Toen
vatte hij den afgebroken draad van het gesprek
weer op
«Gij bespaart mij eene inleiding en een bekentenis,
hetgeen mij zeer te stade komt. Ik kan dus dadelijk
tot de gebeurtenissen van den afgeloopen avond over
gaan Spoedig nadat gij ons verlaten had, vond
ik toevallig gelegenheid om ongestoord met Johanna
te spreken. De heer Leiand zat aan de whisttafel
zijne vrouw had een onderhoud met de bejaarde
damesJohanna was, nadat gij u verwijderd hadt,
alleen in de kleine zijkamer gebleven, waar de thee
klaargezet was, en daar voegde ik mij bij haar. Ik
weet niet meer hoe het kwam, dat ik haar van mijne
liefde sprak. Kortom, eer ik het zelf wist, had ik
gezegd wat mij op het hart lag. In het oogenblik
dat ik haar antwoord afwachtte, werden in het salon
de stoelen weggeschoven en maakte men zich daar
gereed om te vertrekken. Johanna rees ijlings op en
trad het aangrenzende vertrek binnen. De gasten namen
afscheid en weinige minuten later bevond ik mij met
den heer en mevrouw Lcland alleen. Johanna was
verdwenen. Mijn hoofd was nog vervuld van de din
gen die ik zooeven gezegd had, en ik wild: nu tot
een beslissing komen. Ik verhaalde dus met een paar
woorden wat er tusschen mij en Johanna voorgevallen
was en verzocht de ouders, mij de hand hunner
entegen
naar alle afstanden en volstrekt niet lijden
wanneer ze buiten in de ruimte staren, na
den geheelen dag op den schrijflessenaar
gevestigd te zijn geweest.
In dat opzicht nu vordert men gewoon
lijk van het oog veel meer dan het ver
dragen kan en blijft men den boog spannen
tot ze eindelijk springt. Onze oogartsen con-
stateeren herhaaldelijk onvoorzichtige en te
ver gedreven inspanning der oogen en dik
wijls baart het verwondering hoe veel iemand
van zijn gezichtsorgaan vergen durft, zonder
daardoor schade te ondervinden.
De toevlucht van zwakke en verwaarloosde
oogen is de bril. Doch die bij 't kiezen
van een bril zijn eigen smaak en keuze volgt,
zonder een deskundige te raadplegen, loopt
groot gevaar de verwaarloozing op groote
schaal voort te zetten. Gewoonlijk komt men,
om een bril te konpen, bij een uitdragertje
terecht, die het zieke oog voor een paar dub
beltjes inspant, of bij een koopman in brillen,
een z.g. deskundige, die de kermissen af
reist als een soort oogendocter, doch even
veel van oogkwalen verstaat als een verver,
die u vensterglas verkoopt. Het eenige onder
scheid tusschen dezen kwakzalver en 't arme
jongetje met een brillenmarsje voor 't lijf,
is, dat de laatste u met een stuiver winst
inspant, terwijl de eerste een paar honderd
percent nuttig oordeelt. De lichtgeloovige
menigte houdt wel van kwakzalvers, ook
van die in brillen doen en betaalt hen
ruimschoots.
Het onderwerp is rijk en nog ver van
uitgeput. We wilden met een enkel woord
slechts aandringen op voorzichtigheid waar
't zoo'n dier belang geldt als dat van de
oogen, in 't bijzonder van kleine kinderen.
I'.UI li
dochter te schenken. De oude heer Leiand stond ver
legen op en zeidc «Dat moet gij met mijne vrouw
in orde maken* daarop stapte hij naar de whist
tafel en scheen eensklaps al zijn aandacht te wijden
aan de gewichtige bezigheid om de kaarten en de
viesjes in te pakken. Mevrouw Leiand, die bij den
schoorsteen was blijven staan en mij niet uitnoodigde
te gaan zitten, richtte met halfluider stem een lange
toespraak tot mij, waarmede zij in korte woorden
zeggen wilde Zij wist uit mijn eigen mond en ook
door u, dat ik plan had, naar Japan terug te keeren
zij kon nooit hare toestemming geven tot een huwe
lijk dat haar noodzaken zou, zich van haar ecnig
kind te scheiden.
Ik wist niet wat ik hierop antwoorden moest. De
zaak deed zich op eenmaal van eene zoo geheel on
verwacht prozaïsche zijde voor. Ik werd verlegen en
herinner mij niet meer, wat ik ten antwoord gaf.
Zij zag mij terwijl ik sprak, kalm en zonder eenige
deelneming aan de oude heer Leiand pakte nog altijd
de kaarten in. Doch ik kon en wilde mij niet dade
lijk overwonnen verklaren. Johanna had mijn aanzoek
niet aangenomen, maar zij had het ook niet afgewe
zen. Ik mocht nog alles hopen. De moeder zelve kon
daaraan niets veranderen. Ik gaf haar dus eindelijk
te verstaan dat ik het van mevrouw Leiand ontvan
gen antwoord niet als definitief kon aannemen dat
ik de moeder verzocht met de dochter te spreken en
dat ik verlof vroeg morgen middag het antwoord te
komen halen. Ik kan u niet zeggen hoe pijnlijk de
koude, onderhandelende toon was, waarop deze zaak
lesproken werd. Mevrouw Leiand antwoordde: »Ik
zaï met mijn dochter spreken. Uw bezoek zal mij
en allen tijde aangenaam zijnmaar ik zal er nim
mer mijne toestemming toe geven dat mijn eenig kind
van mij gescheiden wordt om naar een werelddeel te
6)