No. 263.
Woensdag 9 April.
1884.
BRAND.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J.VEERMAN Heusdon.
«ORDON BALDWIN.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Bijna zeker kan men er op rekenen, dat
wanneer door brand huizen of bezittingen
vernield worden, een der eerste vragen die
het publiek doet, is//Is de boedel ver
zekerd?'' en zoo het antwoord daarop be
vestigend luidt, voegt men er steeds aan toe
^gelukkig is het dan ook zoo erg niet en
de ramp is dan wel te overkomen". Die
vraag en de opmerking daaraan toegevoegd
geven het bewijsr dat verzekering of assu
rantie eene gewenschte zaak is en dat dit
algemeen erkend wordt, blijkt daaruit dat
bijna iedereen jaarlijks eene zekere som
betaalt om eventuëele brandschade vergoed
te kunnen krijgen.
Branden zijn tegenwoordig gelukkig heel
wat zeldzamer dan vroeger. Groote branden
namelijk, want kleine branden komen veel
vuldig genoeg voor. Vooral waar eene groote
opeenhooping van menschen is, waar men
zich met eene kleine ruimte moet behelpen,
komt brand dikwijls voor. De petroleum
heeft in hooge mate medegewerkt om kleine
branden menigvuldiger te maken. Hoewel
deze vloeistof niet bepaald zoo gevaarlijk op
zich zelf is, geeft hij dikwijls aanleiding tot
ongelukken, omdat iedereen er mee omgaat
en betrekkelijk weinigen op de hoogte zijn
van de voorbehoedmiddelen bij het gebruik.
Maar de brandbluschmiddelen zijn ook zoo
veel beter geworden en de brandweer is op
sommige plaatsen zoo uitmuntend geregeld,
dat men in 99 van de 100 gevallen de ge
legenheid heeft den brand in zijne geboorte
te smoren. Als men b.v. dag op dag leest
dat de brandweer in één nacht in Amster
dam drie, vier, vijf maal uit moet rukken
en dat zij er doorgaans in slaagt het vuur
binnen enkele minuten te bedwingen, dan
moet men zeggen dat er op dit gebied veel
vooruitgang gekomen is. Als men de enorme
massa's water ziet die een drijvende of
andere stoomspuit in korten tijd uitwerpt
nog geen kwartier nadat zij is uitgerukt,
dan geeft dat een gevoel van geruststelling
en men heeft bijna een waarborg tegen
groote rampen door brandgevaar. Nu moge
men zeggen dat in groote steden alleen de
gelegenheid bestaat om alles zoo uitmuntend
te regelen, toch moet men er bijvoegen dat
heel wat kleine plaatsen goed voor de brand
bluschmiddelen zorgen.
Een staaltje er van mochten we nog zien
op 3 April 1.1., bij den brand te Heesbeen,
waar de spuiten van Heusden met zoo goed
gevolg werkzaam waren en waar ze zoo
uitmuntend voldeden.
Assurantiën, verzekering tegen schade van
welken aard ook, zijn tegenwoordig aan de
orde van den dag. Zij zijn geheel en al een
schepping van den nieuwen tijd. In de oud
heid dacht men er niet aan. Bij vele volken,
in het Oosten vooral, zouden zij in strijd
zijn geweest met het volkskarakter. Daar
heerschte het fataliteitsgeloof bovenalwaar
borgen te maken tegen brand of tegen andere
onheilen, zou tartten zijn van het noodlot.
Het eerst schijnen zij in Spanje, en wel
bepaaldelijk zee-assurantiën, te zijn voorge
komen. Van Spanje werden zij overgebracht
naar Venetië en Florence en later naar de
Nederlanden, waar zij eene groote uitbrei
ding kregen en met den bloei van den handel
gelijken tred hielden. In 1549 achtte keizer
Karei V het noodig eene ordonnantie te
geven, die ten doel had de toen reeds be
staande misbruiken te keer te gaan. In 1598
werden te Amsterdam reeds zulke belang
rijke zaken gedaan, dat men besloot tot
het oprichten van eene kamer van assurantiën.
Voor 1560 schijnt de assurantie in En
geland weinig bekend te zijn geweest, maar
omstreeks het jaar 1600 was zij reeds zoo
belangrijk ontwikkeld, dat er bij parlements-
acte een bijzonder hof voor assurantie-zaken
werd ingesteld. In andere landen ontwik
kelde zij zich evenzoo, maar dit alles had
slechts betrekking op de zee-assurantie. Er
gingen nog heel wat jaren voorbij eer men
op de gedachte kwam ook de verzekering
toe te passen op andere gevaren dan die
der zee.
In Engeland schijnt verzekering tegen
brand het eerst in gebruik te zijn gekomen.
In ons land kwam zij eerst op het tapijt
omstreeks het jaar 1720, maar zij vond geen
bijval en het duurde nog tot 1771 voor men
in onze handelssteden maatschappijen van
dergel ijken aard begon te stichten.
Onze vroegste onderlinge verzekering
maatschappijen dagteekenen van het begin
dezer eeuw. In Frankrijk was de brand
verzekering in de vorige eeuw ook bijna
van nog geene beteekenis zij ontwikkelde
zich daar eerst na den val van Napoleon,
maar tevens ook zoo snel, dat in het jaar
1853 alleen de compagniën op premie voor
29,000 millioen francs hadden verzekerd.
Bij al de verschillende inrichtingen van
verzekering bestaat altijd de grondregel dat
de last van het ongeluk dat enkelen treft,
door velen wordt gedragen. De verzekering
heeft op tweeërlei wijzen plaats, die wij
beide reeds genoemd hebben, namelijk door
onderling en waarborg of door betaling van
premie.
De verzekering door ouderlingen waarborg
geschiedt door middel eener vereeniging,
wier leden aan hetzelfde gevaar zijn bloot
gesteld, met het doel om, voor algeraeene
rekening, schadeloos te stellen die leden
die door het ongeluk zijn getroffen. Hier
door wordt ieder lid tegelijkertijd verzeke
raar en verzekerde; voor de verbindtenis,
die hij op zich neemt als verzekeraar tegen
over de vereeniging, belooft deze hem we-
derkeerig verzekering. De geschatte of vooraf
bepaalde waarde van het voorwerp der ver
zekering, door ieder lid in de vereeniging
gebracht, is de grondslag van de schade
loosstelling, waarop hij aanspraak heeft in
geval van ongeluk, terwijl hij tevens, voor
een aan de waarde geëvenredigd deel, draagt
in de vergoeding van het algemeen verlies.
Met andere woorden het verlies van één
wordt door allen gedragen, naar evenredig
heid van de bezittingen, die zij verzekerd
hebben.
Bij de assurantie op premie is het feite
lijk hetzelfdo, maar hier is een tusschenper-
soon,de assuradeur,doorgaans eene naamlooze
vennootschapdeze stelt zich persoonlijk
verantwoordelijk voor de verliezen, tegen
een vastgestelden prijs, premie genoemd.
TP—tal1 BggytaWtaBWtataBta
NOVELLE VAN RUDOLF LINDA U.
13)
Baldwin had op weg van zijne woning naar de
Avenue Friedland willen overleggen, wat hij aan Jo
hanna zeggen zou; hij was evenwel tot geen besluit
gekomen. Hij wilde haar nu eindelijk zijne liefde ver
klaren dit plan stond hij hem vastmaar op welke
wijze hij het ten uitvoer zou brengen, was hem nog
niet recht duidelijk. Hij waagde het niet, zich den
toestand in al zijn omvang voor den geest te halen.
Wat zou hij doen als Johanna hem afwees, zoo als
hare moeder dit in vroeger jaren uit haar dochters
naam gedaan had? Hoe zou hij haar danken, als zij
haar geluk in zijne handen stelde? Hij wist op geen
van die vragen te antwoorden. Onwillekeurig schudde
hij het hoofd, als wilde hij de verwarde gedachten,
die in zijn brein woelden, daarmeê verdrijven. Hij sloot
in zekeren zin de oogen dicht, en half hopend, half
vertwijfelend, waagde hij den noodlottigen sprong in
de diepte.
Johanna, die in haar salon voor het raam zat te
lezen, kwam Baldwin eenige schreden te gemoet en
reikte hem hare kleine, smalle hand. Hij hield die in
de zijne vast en keek angstig in de groote kamer
rond, als iemand die naar hulp uitziet of een gevaar
vreest. Zij wilde zachtkens hare hand vrij maken,
doch hij blééf ze vasthouden en zeidé:
«Juffrouw Leiand, eenige jaren geleden heb ik even
als nu voor u gestaan en eene vraag tot u gericht,
die gij nooit beantwoord hebt... Johanna, heb ver
trouwen in mijJohanna.
Hij zag haar smeekend, sprakeloos aan. Er lag
eene onbeschrijfelijke treurigheid, eene eindelooze liefde,
en toewijding in zijne oogen. Haar hart klopte sneller.
Waarom zou zij de groote liefde, die haar nu aan
geboden werd, versmaden?... Forbes?... Het beeld
van den geliefden man verscheen een enkel oogenblik
voor haren geestde spottende mond, de uitvorschende,
onmeêdoogende blik, het matte, voorname gelaat.
Daarop verdween de verschijning en zij zag Baldwin,
den eenvoudigen, ernstigen man niet zijn trouwhartig
gelaat, waarin alles van leven en alles van liefde voor
haar sprak. Zij trek hare hand niet terug. Zij sloeg
hare oogen nederzij boog zich niet naar hem toe,
maar hij trok haar zachtkens aan zijne borst en zij
bood geen tegenstand meer en eer zij het wist,
rustte haar hoofd op zijn schouder. Zij weende zacht
over de groote liefde die zij inboezemde, ever het ge
luk waarop zij in dit oogenblik' onduidelijk maar op
recht hoopte, over den plotselingen doch van nu af
onherroepelijken ondergang van al de verwachtingen
haars harten. Hij kusste haar op het maagdelijke voor
hoofd en zeide aangedaan: «Mijn gansche leven zal
u voor het geluk, dat gij mij nu schenkt, danken.*
Daarop geleidde hij haar naar het venster, waar
zij half bewusteloos in een stoel viel. Hij was zich
zeiven nu weder meester geworden, en, schoon hevig
ontroerd, kon hij rustig met haar spreken. Wilde
zij haren vader kennis geven van hetgeen er geschied
was, of zou hij het doen Zij antwoordde niet.
Dacht zij dat haar vader zich tegen eene verbintenis
met hem verzetten zou «0 neenDie
woorden liet zij nauw hoorbaar van haar lippen val
len.
»Nu, dan hebben wij niets meer te vreezen. Alles
zal goed afloopen.*
«Ja, alles zal goed afloopen*, antwoordde zij. Maar
zij kon hem niet in de oogen zien. Gisteren nog was
zij de gebiedster geweest, wier glimlach of ongenoe
gen over het geluk of de ellende van Baldwin kon
den beslissen. Nu voelde zij zich zwak en ontwapend.
Zij had hare pijlen verschotenzij had haar keus ge
vestigd; haar lot was geworpen. Het was geheel iets
anders als zij, zelfs in haar wanhoop, toch nog altijd
gehoopt had. Zij nam Baldwin vast ter zijde heime
lijk op, alsof zij hem voor de eerste maal zag. Kon
zij trotsch op hem zijn? llij had niets van het bij
zonder deftige voorkomen, dat Forbes in hare oogen
zoo boven allen onderscheidde; maar hij was een
man die er waarlijk goed uitzag. Zij behoefde niet
te vreezen dat men met hem of met haar den draak
zou steken. Hare vriendinnen zouden zich over de
keus, die zij ten slotte gedaan had, verwonderen.
Alles wèl beschouwd, had zij geen hoogen prijs ge>-
trokken. Was zij daarom zoo preulsch en veeleischend
geweest, om ten laatste hare hand te reiken aan een
man, die geen beroemden naam droeg en geen groot
vermogen bezat? Ja, als zij met Forbes getrouwd
was, zou iedereen dit niet meer dan natuurlijk ge
vonden hebben. Zij had lang gewacht, maar in dat
geval zou zij per slot van rekening iets groots be
reikt hebben. Doch wie was deze Gordon Baldwin?
Een man dien niemand kende, om wien niemand zich
bekommerde. Onwillekeurig ontsnapte er een diepe
zucht aan hare borst. Zij hoorde onduidelijk, bijna
half droomend, wat Baldwin haar vertelde. Hij sprak
over zijn leven in Japan, sedert hij Johanna verlaten
had. Hoe ongelukkig hij geweest was; hoe hij in
de:i arbeid een verdoovende afleiding had willen zoe-
k nhoe hij wel rust, maar nooit vrede gevonden
had. Hij verhaalde van het verlangen, dat hem naar
Parijs gedreven had, hoewel hij daar hopeloos aan
gekomen was; van de ontsteltenis, waarmede hij van
Forbes vernomen had, dat alles nog niet verloren
wasvan de ontmoeting met haar in de opera, waar
zij hem zoo treurig, zoo schoon was voorgekomen;
van het weêr opleven der oude liefde, die nooit in
hem gestorven was; van zijn onbeschrijfelijk geluk
eindelijk, nu hij wist dat zij hem beminde.
vu Insta
Altena,
LERWAABD