No. 2T9.
Woensdag 4 Juni.
Het Spel.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN lTeusden.
(,Oltl>»\ BALDWIN.
VOOR
NOVELLE VAN RUDOLF LINDA U.
Hij zweegen voor de eerste maal, sedert hij be
gonnen was te spreken, staarde hij vol vrees op liet
gelaat van zijn vriend. Deze, zoo bleek als een lijk,
hield de oogen op den grond gericht.
«Niemand dan gij weet wat er gebeurd is,
ging Baldwin voort«ik was tot die bekentenis aan
niemand verplicht, dan aan u. Aan u heb ik mijn
geheim, heb ik mij zeiven overgeleverd, en gij kunt
met mij doen wat gij wilt: ik ben in uwe hand.
Ben ik schuldig, dan zal ik mij aan elke straf, die
over mij uitgesproken wordt, rustig onderwerpen.
Ben ik onschuldig, spreek mij dan vrij en verlos mij
van deze foltering, die ik niet langer verdragen
kanZie, hoe ellendig ik geworden ben, Tho
mas Heb medelijden met mijIk heb onuitsprekelijk
veel geleden
Een bange stilte.
«Ik heb niemand op de wereld dan u!« zeide
Thomas eindelijk.
Uit zijne oogen sprak het oude, volle vertrouwen,
en de oude liefde en Bald win kon dien blik nu rus
tig doorstaan. Even als met Johanna, zijn schuldena-
res, had hij nu ook met Thomas, zijn schuldeischer
afgerekend, en deze had hem zijn schuld vergeven.
Hij haalde diep adem. Hij was weder vrij
Johanna leefde afwisselend in het zuiden van Frank
rijk en te Parijs, als een jonge, rijke, gevierde
weduwe. Zij is zeer vroom geworden zij heeft die
stugge, ijzige vroomheid, die de menschen door heel
het land beroemd, maar in den kring van vrienden
en bekenden gevreesd maakt. Haar huis is met de
grootst mogelijke orde ingerichtde bedienden beven
voor haar, ofschoon zij nooit «standjes# maakt; geen
arme waagt het, haar te naderenmaar de naam
van Mevrouw Gordon Baldwin prijkt met groote bij
dragen op alle inschrijvingslijsten voor liefdadige doel
einden. Hare weldadigheid is echter evenzeer vrij van
ijdelheid als van medelijden. Zij begiftigd scholen,
hospitalen, armenhuizen, volstrekt niet om bekend of
beroemd te worden, maar alleen omdat zij het haar
plicht acht, weldadig te zijn, en dien plicht slechts
vervullen kan, door philantropen van beroep aanzien
lijke sommen ter verdeeling onder noodlijdenden be
schikbaar te stellen.
Het is haar niet mogelijk, eenige belangstelling te
gevoelen voor het lijden van het individu. Zij vermag
slechts aan haar eigen lijden te denken, en om dat
te verzachten, geeft zij haar goud aan de lijdende
menschheid. Zij is niet slecht; zij heeft in haar leven
nooit één enkele bepaald strafbare daad gepleegd
maar zij heeft ook nooit iets goeds gedaan dat
niet uit egoïsme voortsproot. Om vreemde menschen
heeft zij zich nooit kunnen bekommeren. De natuur
heeft haar de mogelijkheid, om dit te doen, onthouden.
Zij is voorzeker niet te bewonderen, maar zij is nau
welijks te berispen. Goedhartige lieden, zooals er nog
wel op de wereld zijn, zullen haar misschien beklagen.
Thomas Landsluie heeft zich te New-York gevestigd.
Honderde armen zegenen hem. Iedere hulpbehoevende,
die hem gezien heeft, verlaat hem getroost. Het laatste
ongeluk, Baldwins dood, heeft den weekhartigen man
nog medeüjdender gemaakt. lij geeft zijn aalmoezen
dikwijls aan onwaardige»; maar hij gaat niettemin
voort, naar zijn beste welen wel te doen. Voor arg
waan is in zijn vertrouwend hart geen plaats. 't Is
beter, door vden bedrogen te worden en velen te
helpen, dan allen te wantrouwen en alleen te staan.
Gordon Baldwin is kort na zijne terugkomst te Ha
kodate als een held gestorven. Hij heeft den dood
gevonden toen hij, om de equipage van een strandend
schip van een wissen ondergang te redden, zwem
mende een lijn naar het strand overbracht en daarbij
tegen een rots geslingerd en verpletterd werd. Hij
heelt nog zes uur geleefd, juist lang genoeg om te
hooren dat de manschappen gered waren, en dat hij
zijn leven niet nutteloos had opgeofferd; lang genoeg
om den troost te smaken dat hij Forbes' dood geboet
en gewroken had. De leden der vreemdelingen-gemeente
te Hakodate heblnm gedurende zijn doodstrijd het sterf
huis als bestormd. De vromen hebben met hart en
ziel voor hem gebeden en de ongeloovigen hebben
om hem geweend. Thomas Landsdale heeft hem
de oogen toegedrukt. Zijn liefdevolle, vertrouwende
blik, waarvoor Baldwin eenmaal zoo bevreesd was, is
de laatste troost van den stervende geweest.
En dus zijn ze allen wel bezorgd Forbes en Baldwin
zijn dood en hebben rust. Twee menschen, Johanna
en Thomas, denken nog aan hen en weten, dat met
hen iets begraven is, wat bij hun leven en geluk be
hoorde en door niets kan worden vervangen. Overigens
is het alsof zij er nooit geweest waren. Thomas
is de smart over den verloren vriend nooit geheel te
boven gekomendoch hij is niet ongelukkig. Hij
wordt door enkelen bedrogen, geplunderd, bespot zelfs
maar hij wordt door velen geëerd en bemind. Hij
doet goed en zal goed blijven doen tot aan zijn
jongslen snik. Johanna leeft teruggetrokken, als
op een eenzame, koude hoogte en is op weg zich
de renommée van een heilige te verwerven.
(SLOT.)
van
en en Altena,
DE
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 1Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche AI) V E R T E N TI F N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Als het in een boek stond, dan zou men zeggen
»och, het is maar een roman,* en men zou verder
aan de vreeselijke feiten niet meer deuken. Maar
dag aan dag blijkt het, dat de gebeurtenissen uit
het werkelijk leven, de fictus van een roman nog
verre overtreffen. Daar hooren wij zoo tnsschen-
beiden van de fabelachtige rijkdommen van de
Amerikaansche spoorwegkoningennauwkeurig vin
den wij beschreven hoeveel inkomen zij hebben per
jaar, por dag en per uur soms. In eens komt dan
weer de tijding, dat niet alleen al hunne schatten
verloren zijn, maar ook dat zij schuldeu hebben
nagelaten tot een bedrag, dat de betaling er van
sehijnbaar tot de onmogelijkheden behoort. Nu is
de naam van Generaal Grant,, van den ex-president
Grant op aller lippen. Met den grooteu Krach in
de Amerikaansche sporen, is ook zijn geld verdwe
nen, en wat erger is, hij krijgt de schuld, dat hij
de oorzaak is van den ramp van zoovelen, omdat
zijn zoon zelf dirigent was van de associatie waarin
hij zijn geld had gestoken.
Uit Amsterdam wordt door den officier van ju
stitie bekend gemaakt, dat er rechtsingang is ver
leend tegen T., lid van de firma T. en Zoon, com
missionairs in effecten, wegens bedriegelijke bank
breuk en verduistering van gelden. De officier van
justitie verzoekt allen, die inlichtingen aangaande
handelingen van den bankbreukige eu zijn broeder
kunnen geven daarvan aan ziju parket mededeoling
te doen. Als in een romau De eene week gezieu
en geacht door eene geheole stad, een naam die
met eere genoemd werd, de andere week twee broe
ders op de vlucht en de tachtigjarige vader krank
zinnig.
Zulke verbazende omwentelingen van het rad van
fortuin hebben, zooals in deze gevalleu ook alweer,
hunne oorzaak te wijten aan de speelzucht of speel
woede. Want het is weinig anders dan spelen eu
dobbelen die handel in Amerikaansche sporen, wier
toestand tegenwoordig alles behalve rooskleurig is,
zoo als de speler zijn fortuin zet op de wisselende
kans der kaarten, zoo doet de speculant hot op
zijue spoorwegaaudeelen, bij beiden ligt de kans
rekening ten grondslag.
Hoe die zucht tot spelen in de wereld is geko
men? Een voornaam motief is zeker wel do be
geerte om spoedig en gemakkelijk rijk te worden,
maar er moet nog een andere reden zijn, want
menigeen speelt hartstochtelijk, zonder dat het hem
direct om de winst te doen is, want als hij wint,
dan is dat nog zoo luttel, dat dat weinige onmo
gelijk de aanleiding kon zijn tot de opgewonden
heid bij zijn spel. Zou het waar zijn wat de
geestige Franschman Sarcey er van zeide? Hij
protesteerde tegen het onvruchtbaar ijveren der
zedcpreekers, die er zich toe beperken het spelen
af te keuren als iets zeer zondigs, maar die geen
mensch helpen om te strijden togen dobbelzucht.
Sarcey geloofde, dat do zucht tot dobbelen een
instinkt is, dat door nietsdoeners van krijgshaf
tige voorouders geërfd is. De mensch is gewordon
wat hij is door moedigen strijd in vroeger dagen
tegen overweldigende natuurkrachten. Lang heeft
hij zich een speelbal gevoeld van het noodlot, maar
in plaats van door dit donkbeeld verzwakt te wor
den, is hij er door versterkt.
Overal waar de mensch strijd heeft te voeren,
daar wordt hij krachtig en sterk. Al gevoelde hij
zich klein en nietig tegenover honderde oorzaken,
hij gaf daaom het gevecht niet op. Tegen noodlot
eu natuurkracht is hij in krachtige eeuwen blijven
strijden als een held.
In een toestand van gerijpte beschaving en een
maatschappij, waarin onze vrijheid om iets te doen
eu te laten nauwkeurig omschreven is, kan men
niet gemakkelijk toegeven aan dien ouden harts
tocht voor don strijd. In hot alledaagsche eento
nige leven, leiden de meesten een leven, waarin
niets geschiedt.
Men gaat don dagelijkschen sleur na, men doet
het werk van den dag, men ziet wat geld te spa
ren en wat goeds te eten en gaat naar bed.
In menige plaats is een schoorsteenbrand een
groote gebeurtenis krieuwen doet men en kibbe
len, maar strijden doet men niet; mannelijk te
vechten tegen mededingers of kwaadwillige vijan
den, dat durft men niet en dat kan men niet.
Hoe vindt nu, vraagt Sarcey, ons geërfd instinkt
dat ons den strijd doet liefhebben, de gelegenheid
om lucht te krijgen Die gelegenheid, meent hij,
geeft het spel. Die niet vochten kan in het een
tonig, dagelijksch leven, die zoekt het noodlot,
's menschen ouden vijand op, om te bestrijden. Hij
vangt den strijd aan tegen het geheimzinnige toe
val, dat hij dwingen wil hem gunstig te zijn. Al
de oude instinkten van den barbaarschen mensch
krijgen weer de overhand. Elke speler is bijgoloo-
vig. Elke speler gelooft aan veine.
De dobbelaar, tegen kans en blind toeval strij
dende, wordt bijna wezenloos door de lange op
winding en heeft schier geene oogeu meer dan
voor het spel. Is het een speler die door het spel
zijn geld hoopt te herwinnen, dan strijdt hij met
zijn goud tegen het noodlot, want hij vindt geen
strijdperk voor zijne kracht, geen vijand voor zijn
staal.
Op deze wijze verklaart Sarcey de hartstocht
voor het spel, die tegenwoordig bij zoovelen
heerscht, maar, moge er ook al wat waarheid in
het aangehaalde schuilen, er is zeker veel over
drevens in. Onze eeuw zou zoo verbasterd en ont
aard zijn, dat alleen dobbelspel excitutie geveu
kan. Dat kan niet zijn en het is ook niet zoo.
Daar zijn onweersprekelijke bewijzen van het tegen
deel. Daar is nog iets anders dat gebeele volken
tot geestdrift en opgewondenheid kan voerou dan
het spel. Er leven nog andere belden dan helden
van de kaarten en van de dobbelsteeuen, andere
helden dau die van de hausse en baisse.
Er is iets belachelijks in dat schimpen op zijn
eigen tijd en zijn eigen volk. Zij die het doen,
hebben zelden een open oog voor het geheel, maar
hechten zich aan de doelen. Zij zien slechts het kleino
wat in huune nabijheid is, het groote en grootsche
is voor hun blik omsluierd. De groote satiricus
Juvenalis noemde zijn eeuw verachtelijk, tegelijker
tijd, dat in Judea de apostelen leefden onder Rome's
heerschappij. Griekenland betreurde zijn heldeneeuw
terwijl een Paulus te Athene met veel grooter hel
denmoed dan Hercules aan de Grieken den onbe
kenden God ging verklaren. Zoo zegt of schrijft
Sarcey, dat de menschen van don tegenwoordigen
tijd geene andere excitutie of opwinding kennen,
dan die, welke het spel geeft. Eu terwijl hij dat
zegt, hebben de Transvalors met een helden
moed, die aan het bovennatuurlijke grenst, zich
vrijgevochten van de Engelsche overheerschiug en
de Nederlander van onze dagen ziet met geestdrift
op den stamverwant, die aan de glorierijkste dagen
doet denken, aan onzen eigen strijd om de onaf han-
kelijkheid met Spanje, eu terwijl hij dat zeide, ging
een enkel man, door een enkelen vriend slechts
vergezeld door de Nubischo woestijn in het Oosten
30)