Woensdag 11 Juni. 1884. (II) RDÖN. FEUILLETON. No. 281. Uitgever: L. J. VEERMAN neusden. UIUÜWJ VOOR FRIEDRICH ZIMMERMAN. 2) (Wordt vervolgd.) o Hel Land van lleusden en Allena Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. I. Ongeveer 34 jaar geleden stond er in China een man op, een zekere Hung-tsue-Tsnen, uit hot ge slacht der Hakkas, een stam die de heuvelen be woonde en die tot de meest geminachte stammen in China behoorde. Van een eenvoudigen Ameri- kaanschen Zendeling, die workman te Canton was, had hij een en ander van het Cristendom leereu kennen, had het in zijne eigene hersenen ver draaid en uit zijn verband gerukt en besloot toen gebruik te maken van de ontevredenheid der be volking over het wanbestuur van enkele Manda rijnen en zich zeiven op te werpen als profeet en koning. Hij bedacht alzoo een nieuwen Godsdienst, waarvan hij de profeet zou zijn, die den gouden troon van China zon omver gaan werpen. Hij legde het zeer eenvoudig aan. Hij spijkerde in 1850 eene proclamatie aan zijne woning, waarvan de aanvangswoorden waren Deze zijn de edele be ginselen van den Hemelschon Koning, den Souve- reinen Koning Tsuen.De mannen van zijnen stam, de Hakkas, waren weldra voor hem gewonnen, twintigduizend hunner wapenden zich en volgden hem, en weldra was het getal zijner aanhangers aan gegroeid tot een woest leger zonder krijgstucht tellende minstens honderdduizend man. Nu liet hij zich aanbidden als »Hemelsch Koning» en «Keizer van den Grooteu vrede.» Zijne naaste bloedver wanten stelde hij als soldaten-koningen aan. Allen die buiten de wet leefden, of wilden leven, de roovers uit de gebergten, de woestelingen uit de steden, de zeeroovers sloten zich bij hem aanals een leger sprinkhanen, alles verwoestende waar zij doortrokken, gingen zij door rijke vruchtbare stroken, i door de weelderigste gewesten van het rijke zuide lijk deel van China, verwoestende en plunderende overal in China, en in de geheele wereld afschuw en ontzetting verspreidende. Overal echter niet. Diezelfde roof-zuchtige hor den vonden sympathie, zelfs zeer veel sympathie bij brave onwetende vromen in Engeland. In het oog van dezen waren de oproermakers (Taipings), eigenlijk de hervormers van het Heidensche China. Zij wisten dat het opperhoofd van een Christen- zendeliug onderwijs gehad had, zij beschouwden zijn strijd als een heiligen strijd tot uitbreiding van het Christendom en al hunne verontwaardiging keorde zich tegen de Chiueezen, die zich niet wil den laten bekeeren en tegen de legerbenden, die den opstand trachten uit te roeien. Het waren de geestelijke vaderen van dezelfde lieden, die nu nog in deze dagen met den Lord-Mayor van Londen aan het hoofd, uitvaren tegen de Transvaalsche Boeren, die de arme inboorliugen van Zuid-Afrika als slaven behandelen. De Taipings trokken steeds verder en verder, tot dat zij zooverre kwamen dat zij in botsing kwamen met do beschaving van het Westen, die in de zee steden van China hare handelskantoren bezat. Do Keizer van den grooten vrede» voerde op de wreedste wijze oorlog. Het prachtige dal van den Yangste Kiang was het tooneel zijner heldendaden. Nanking, eene stad met meer dan een half millioen inwoners, werd zijne hoofdstad en zijne soldaten- koningen breidden zijn gezag uit. Vierduizend dappere woestelingen waren zijne lijfwacht; zij werden als duivelen gevreesd door de ged weëe Chineczen, wier vrouwen en kinderen zij roofden. De Hemelsche Koning zelf gaf het voorbeeld van eene dwingelandij en eene barbaarschheid, die men in onze dagen niet meer mogelijk zou achten. Hij stond schuldig aan grooter wreedheden, dan ooit eenig menschelijk wezen werden ten laste gelegd; levend villen en ter dood toe martelen waren zijne gewone straffen. Een zijner voornaamste vermaken was het dood schoppen van enkelen zijner vronwen en bijwijven, die hij bij honderden telde. Tien jaren duurde die opstand voort. China had in dien tijd oorlog gehad met Frankrijk en Enge land en te midden van dien oorlog hadden de En- gelschen de Chineezen geholpen de oproerlingen te onderwerpen, maar het ging niet. Toen de Enropeesche staten weer vrede hadden met China, ging de «Hemelsche Koning» weer zijn gang. De groote stad Shaugai moest genomen worden om het gebied der Taipings af te ronden en de rook der brandende dorpen kondigde de nadering van den soldaten-koning aan. Toeu sloeg ook de schrik om het hart van de Europeanen in China. Het groote rijk werd in zijn inwendige grondslagen geschokt en zij die de oproerlingen tegen gingen, waren niet tegen hen opgewassen. De kommandant der keizerlijke troepen, de gouverneur van de Provincie Kiang vroeg aan de Engelsche Regeering een Britsch officier om den tegenstand te organiseeren. Eén mau werd door de volksstem in het Britsche leger aangewezen als de eenige, die daar hulp kon brengen, en dat was Gordon. Men had hem leeren kennen en waardeuren als jong officier in de Krim. Toen de roepstem tot hem kwam om naar China te gaan, was hij even dertig jaren. Nu is hij een vijftiger, maar de rijke geschiedenis van zijn leven vult reeds boekdoelen en wanneer men zijne geschiedonis leest dan waant men zich weder verplaatst in den ouden tijd der Grieksche helden en soms, neeu dikwijls denkt men, dat de rijke verbeelding van een romanschrijver of dichter de vleugelen heeft uitgeslagen om het fantastisch kind zijner gedachten voor onze oogen te doen voorbij gaan. De werkelijkheid gaat hier de verdichting verre te boven. Gordon word geroepen en hij nam de benoeming aan, hoewel velen dachten dat zij met een dood vonnis gelijk stond. Hoe hij die moeielijke taak op zich nam, blijkt uit een schrijven aan zijne moedor. »Ik ben bevreesd,» zoo schrijft hij haar, «dat gij het zult afkeuren, dat ik het bevol op mij heb genomen over de Chineesche ti'oepen te Sung-Kiang, en dat ik nu een Mandarijn ben. Ik heb dezen stap niet roekeloos gedaan. Ik ben overtnigd dat ieder die bijdraagt! om dezen opstand te onderdrukken eene mensch- lievende taak verricht, die tevens krachtig zal bijdragen om China voor de beschaving te openen. Ik zal niet roekeloos handelen. Ik geloof dat ik een goed werk verricht.» De verdrukte Chineezen, door vriend en vijand bestolen, door hongersnood geteisterd en niet in staat hunne velden te bebouwen, hoopten dat ten laatste uitkomst naderen zou. En zij kwam. Gorclan naderde, maar het eerste wat hij deed was het volk teleurstellen. Hij was niet gereed. Hij wist dat in de eerste plaats tucht en orde moest gebracht worden onder de Chineezen, die hij zou moeteu aanvoeren tegen tienduizenden van moedige barbaren. Daarom vroeg hij oen paar maanden uitstel. Dien tijd gebruikte hij om de landstreek, waarin hij zou moeten ageeren, in kaart te brengen, en zijne ondergeschikten met ijzeren vuist aan tucht te gewennen. Hij verbood het plunderen, hij strafte streng die roofde of wreedheden pleegde, maar hij gaf goede soldij. Toen hij gereed was, verklaarde hij niet de bedreigde stad Shanghai te willen ontzetten, maar de Taipings in hun eigen bozettj streek te willen aanvallen en hen af ti sluiten van het overige China en de zee. Of men dreigde of beval, hij bleef bij zijn plan, den sleutel van do positie der rebellen, de stad Soochcw te veroveren. Om er echter te komen, moest hij eerst een paar steden innemen en een stad ontzetten. NOVELLE NAAR HET DUITSCH VAN Zijne eerste gedachte wasnaar beneden te vliegen om den laaghartigen wilddief zijne buit te ontwrin gen, maar met buitengewone wilskracht onderdrukte hij deze onverstandige gedachte. De wilddief had bij het zien van den jager zijne buit in den steek gelaten en zijn heil in de vlucht gezocht. Het lag geenszins in het plan van den jager, om den strooper te vervolgen. Hij wilde hem tijd en gelegenheid geven om den bok op te nemen, opdat hij hem her kennen kon. Snel mat hij met zijn oog nogmaals den afstand, die hem van den bok scheidde. Hij beliep ongeveer 250 schreden en zoover reikte een kogel zijner buks niet, laat staan het schroot, waar mede zij geladen was. De jager knarste op de tanden, maar verroerde zich niet. Zijne zelfbeheersching was grooter dan de zucht naar oogenblikkelijke wraak. Daarboven bewoog zich iets. De twijgen van een kreupelboschje werden terzijde gebogen en een men- schengelaat keek er loerend door. Daarna verdween het gelaat en een man in de kleeding van een bosch werker of van een boer verscheen ain den rand van het dal, om het terrein te onderzoeken. Alles scheen veilig te zijn. Binnen weinige oogenblikken had hij in snelle sprongen de plaats bereikt, waar de gevelde bok lag, het dier bij de pooten gegrepen en behendig over den schouder geworpen. Daarna was hij, eer de jager van zijne verrassing was bekomen, met zijn buit in het woud verdwenen. De jonge man stiet eene vreeselijke' verwensching uit. Hij kon zijn toorn niet langer bedwingen en snelde naar beneden over de vlakte, in de richting waarin hij den wilddief had zien verdwijnen. Toen hij de vrij steile helling van den tegenover liggende berg had bereikt, hoorde hij boven zich in het dennebosch, waarmede de helling was bewas sen, een sterk geritsel eH gekraak, terwijl tevens enkele steenen naar beneden rolden. Er was geen twijfel aan: daarboven trachtte de strooper te ont vluchten en daar moest hij hem vervolgen. De jager bracht den haan van zijn geweer in rust, hing het daarna op den rug en begon met inspanning van alle krachten de helling te beklimmen. Als de wilddief zich zeiven wilde redden, moest hij den reebok achterlaten, want zijn vervolger was jong, krachtig en vlug. De vluchtende had vernomen dat hij achtervolgd werd. Men kon hooren dat hij, met verwaarloozing van alle voorzorgsmaatregelen, den steden berg beklom. Sneller en menigvuldige!' rolden de steenen naar beneden, doch de jager lette niet op het gevaar dat hem bedreigde en klauterde onvermoeid naar boven. Hij wilde en moest den strooper achterhalen, daar voor trotseerde hij alle gevaren. Pluto, die met denzelfden ijver bezield was als zijn meester, liep luid blaffend vooruit. Daar kwam een zeer zware s'een langs de helling naar beneden rollen. De jager bemerkte hem eerst, toen hij in zijne nabijheid door zijn val een jongen dennenboom als een grashalm afsneed. Het gelukte den jongen man door een koenen sprong het dreigende gevaar te ontwijken. Ware hij door den steen in diens volle vaart getroffen geworden, hij zou zper zeker naar beneden geworpen en wellicht verpletterd geworden zijn. Hij bleef echter niet geheel en al ongedeerd, want het rotsblok kwetste zijn voet zoo danig dat hij met een luiden smartkreet ter neder stortte. OogenbIikkeIijk vermande hij zich evenwel weder; knarsetandend van woede wierp hij zich op de knieën, rukte het geweer van den schouder en vuurde het in de richting af, waarin hij den vluchte- teling vermoedde. Tweemaal herhaalde de echo den knal van het schot, een schaterlach van omhoog was F L getroffen het antwoord op de vraag of hij zijn doel had. De kogel had den vluchtende niet gedeerd. De jager liet zijn geweer op den grond vallen, sloeg zijne handen iu het gras, dat tusschen de steenen groeide en stiet een luiden kreet uit, deels van woede deels van smart. Zoo lag hij een geruimen tijd. In het woud begon het iritusschen levendig te worden. Op de Rimlashoogte, den heuvelrug, waarover dei wilddief was ontvlucht, hoorde men luid spreken en zingen. Daar boven lagen de hutten der houthak kers, die jaar uit jaar in in het bosch door zware ij arbeid in hun dagelijksch onderhoud voorzien en nii in dit, dan in dat deel der boschrijke streek hunnq half onderaardsclie woningen oprichten. Blauwe rook wolken verhieven zich boven de toppen der boomer en toonden aan dat de mannen met de bereiding van hun ontbijt bezig waren. De jonge man stond op, greep de afgeschoter buks en strompelde meer dan hij ging naar beneder in het dal. Daar aangekomen, trok hij zijn eem laars uit en dompelde den gekwetsten voet in he ijskoude water der beek. Dat deed hem goed. Di hoekige steen had zijn enkel zoo sterk geraakt, da zijn been thans nog als verlamd was.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1