No. 282. Zaterdag 14 Juni. 1884 RWAARD GORDON. FEUILLETON Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. gL VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruin Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezom stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A D V E R T E N TI E N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. II. In zoo'n land kon niet op de gewone wijze gehandeld worden. Hier en daar een pad waar hoogstens twee te gelijk konden optrekken, geen rustpunt dan een rijstveld dat wat hooger dan het omliggende land lag. Dus moest het gaan zooals indertijd bij ons met het ontzet van Leiden. Gordon besloot eene vloot platboomde vaartuigen uit te rusten. Twee stoombarkassen, die niet meer dan drie voet diepgang hadden, moesten als sleepbooten dienst doen. Met die vloot van groente- en modderschuiten werd Tuchöw aangetast en veroverd, en onmiddelijk daarop ging het naar eene andere stad, naar Chanzow, dat door de rooverben- den der Taipings lag ingesloten. Die stad werd ontzet en bevrijd door den jongen overwinnaar, die door de Mandarij nen bijna met Goddelijke eer werd ontvan gen. In het verlaten kamp van den vijand vond Gordon vijf en-dertig lijken van Kei zerlijke soldaten, die gekruisigd en toen boven een vuur langzaam geroosterd waren. Het zou te veel zijn om alle heldenfeiten op te noemen, feiten, door welke Gordon de bevolking van Zuidelijk China voor eeuwig aan zich verplicht heeft. En het verwonder lijkste van alles was nog, dat het grootste gedeelte van zijne troepen uit gewezen op standelingen bestond, die op de Taipings gevangen overgingen aan genomen zijnde, in zijn dienst en door hem in geoefende en tucht gewende soldaten werden her schapen. Zijne onder-officieren waren ook allen Chineezen. De officieren waren zonder uitzondering Amerikaansche en Europeesche avonturiers, moedig, maar twistziek, gretig naar buit, maar onversaagd. Zij hadden niets te verliezen en vonden in Gordon een meester, die hen naar zijn hand zette. Met zulke lieden om te gaan was geen geringe taak. Het meest had hij met hen te stellen, als zij na het veroveren eener stad aan het plunderen wilden gaan. Plunderen was door Gordon ten strengste verboden. Zoo gebeurde het, na het veroveren van eene groote stad, Quinsan, dat de onderof ficieren de gehoorzaamheid weigerden en dreigden de Engelsche officieren voor de kanonnen te binden en dood te schieten. Zij lieten het niet bij woorden maar over handigden aan Gordon een geschreven be sluit in dien geest. De kleine gespierde man met het vrien delijk gelaat en het leeuwenoog, gaat ongewapend en alleen op de muitende on derofficieren toe, die weigerden zich bij hunne soldaten te voegen. //Wie uwer schreef dit muitersbesluit vraagt Gordon. Niemand geeft antwoord. //Krijg ik niet dadelijk ant woord, dan laat ik eiken vijfden man fusil- leeren." De onderofficieren begonnen te sissen en te jouwen. Die het hardste schreeuwde, een korpo raal, wiens woest gelaat van onder den hoofd doek, die als tulband was gewonden, zijn generaal aangrijnsde, werd bij den schouder beet gevat door Gordon, die hem meevoerde en door twee soldaten liet doodschieten. //Nu geef ik aan de anderen vijf minuten tijd om zich te beraden." Toen die ver streken waren, gaven ze den naam op van hunnen aanvoerder en het oproer was ge broken. Eene muiterij onder de artillerie officieren werd ook door hem alleen en on geholpen gedempt. Men begrijpt wat zoo'n man beteekende in de oogen van het Chineesche volk. In de oogen zijner soldaten was Gordon letter lijk een toovenaar, wien alle dingen moge lijk waren. Zij geloofden hem onkwetsbaar en de kleine bamboesstok of rotting, die hij altijd bij zich droeg en waarmede hij steeds de richting aangaf voor het artillerie-vuur of andere operatiën, werd door hen beschouwd als een tooverstaf of talisman. Deze nieen- nigen, vooral die van zijne onkwetsbaarheid, ontvingen voornamelijk voedsel door de vaste gewoonte van den generaal om, wanneer de troepen in het vuur waren, plotseling en meestal zonder geleide te verschijnen en bedaard te blijven stilstaan in den dichtsten kogelregen. Behalve zijn geliefkoosde rot ting, had hij nimmer iets bij zich dan een veldkijker, nooit droeg hij zwaard of revolver. Geen grooter contrast kan men zich voor stellen dan Generaal Gordon in zijn eenvou dige uniform, zonder zwaard en het opge smukte rooverskostuum der Amerikaansche officieren, gewapend, gelaarsd en gevederd als echte theater-bandieten, Soms werd hij in Engeland zeer onrecht vaardig beoordeeld. Door de Chineezen werden zeven mannen gevat, die door een gepleegd verraad honderden Chineezen het leven hadden doen verliezen. De zeven verraders werden door de Chineezen gevon- nisd naar landsgebuik met een pijl door de armen werden zij vijf uren lang te pronk gesteld en toen onthoofd. Aan deze recht vaardige straf had Gordon part noch deel. Maar toch schreeuwden vrome dwepers in Engeland, die altijd nog de laipingsdie woeste horden, voor Christenen hielden, moord en brand over Gordons wreed heden en lokten een onderzoek uit door den Minister. Generaal Brown, die te Shar bevel voerde, sprak de ontzettende lengt door de officiëele vromen verspreid, on zouten tegen, Gordon schreef eene kc en waardige ontkenning van de lasterpraat Bij de inneming van Soochow, de v( naamste sterkte der rebellen, had Gor< zijn eerewoord gegeven dat de opstandelin; niet aan den lijve zouden gestraft word Nauwelijks was echter de stad overgege of de Keizerlijke bevelhebber brak het d Gordon gegeven woord en Gordon vond lijken der soldaten koningen vermoord verminkt op een hoop liggen. Toen was zijn toorn vreeselijk en verscl dene dagen was de hooge eedbreker noodzaakt zich voor Gordon te verberg China's Keizer, dankbaar voor de reddi die hij zoo aanstaande zag, zond den overaar van Soochow gouden schalen, vuld met gouden munten ten geschen die p het hoofd gedragen werden door v slaven. Gordon nam, toen de boodschapp zijne tent intraden, zijn staf op en verj( hen. //Zeg aan uw meester dat ik ni aanneem van den Keizer, wiens gener zijn eerewoord brak," zeide hij. In Ch kon geen mensch gelooven dat iemand giften van den Keizer terug zond. 1 blanke krijgsheld had de boodschappers Keizers met stokslagen uit zijn tent gejaaj Toen alles afgeloopen was en de opsttj was gedempt, weigerde Gordon nog al triomftocht en goud. Zijne soldij van 13 pond sterling had hij uitgegeven ten dier zijner soldaten en tot verlichting van lot der slachtoffers van den opstand en di voor zelfs zijne eigene kas aangesprok De keizer zond hem een prachtige gou< keten met diamanten, die hij niet kon v geren. Maar toen aan boord van het scl dat hem naar Engeland terugbracht, e/ collecte werd gehouden voor de wedu FRIEDRICH ZIMMERMAN. 3) (Wordt verwilgé_ yt V - •■ff' NOVELLE NAAR HET DUITSCH VAN Met donkere blikken zat de jager eene poos aan den oever der beek en zag nadenkend naar de golfjes en de kronkelingen, die het water maakte tusschen de met mos bedekte rotsblokken, die op den bodem verspreid lagen. De trouwe Pluto had zich aan zijne zijde nedergelegd en liet zwaarmoedig den kop hangen. Gedurig kwispelde hij echter met den staart, als wilde hij zijn meester over de gemeenschappelijk geledene nederlaag troosten. De saamgeperste lippen van den jongeling drukten eene namelooze verbittering uit. Hij was verrast, be spot en onbekwaam tot den strijd gemaakt door een ellendigen wilddief, die onder hoongelach de buit voor •.zijne oogen had weggedragen. Zijne jagerseer was, zoo hij meende, op 't zwaarst beleedigd en de smaad, j ,hem aangedaan, maakte hem bijna woedend. Hij was trotsch, ja, en naar hij dacht met recht, opzijn stand, op zijne kennis, op zijne vermaardheid als schutter j «n op de achting en het vertrouwen, dat zijne meerderen hem schonken. En nu? een boer had over hem ge zegepraald. Neen, toch niet, geen boer. Hij geloofde den wilddief herkend te hebben, hoewel deze eigentlijk te ver verwijderd was geweest en den hoed te diep in de oogen had gedrukt om het met zekerheid te kunnen zeggen. Had zijn scherpziend oog hem niet bedrogen, dan was het de zoon van den houtzaagmolenaar, aan de andere zijde der heuvelen keten. Hoe meer hij nadacht, des te meer kwam hij tot de overtuiging, dat het niemand anders kon zijn. Immers, niemand van de jongelieden uit het dorp be zat zulk eene kracht en vlugheid als de zoon des molenaars. Dat het juist deze was, kwelde hem nog zooveel ■te meer. Immers voor weinige dagen had hij hoog moedig de vriendenhand geweigerd, die de mole naarszoon Franz hem had geboden. Hij verachtte den rijken, maar liederlijken en luien knaap en nu had deze hem zulk eene poets gespeeld! Zou hij den laaghartigen wilddief aanklagen, opdat een vruchteloos onderzoek ingesteld kon worden en de spot van het gansche dorp op zijn hoofd zou neórkomen? Neen, dat niet! De boeren trekken ten allen tijde partij tegen Rijksambtenaren. De zaak mocht voorloopig niet ruchtbaar worden, niet vóórdat hij eene gelegenheid zou hebben gevonden om den strooper streng te kunnen straffen. Dat zich spoedig zulk eene gelegenheid zou voordoen, daaraan twijfelde de jonge man geen oogenblik. Hij zou alles op het spel zetten om de schande uit te wisschen. Thans was hij voorbereid en niet weer zoo licht te ver rassen. Maar wat zou zijn vader wel zeggen als hij hoorde wat er dezen morgen gebeurd was? Hij zuu zeer zeker razen en tieren en zijn zoon harde verwijtin gen laten hooren, want hij was een ruw mensch, dat wist onze jongeling maar al te wel. Hij vreesde echter geenszins voor den toorn zijns vaders, want hij was onschuldig aan eenig verzuim of eeuige nala tigheid. Het was thans geheel dag geworden. De jager nam zijn zakdoek, doopte dien in het ijskoude water der beek en bond hem toen stevig om den gekwetsten enkel. Daarna beproefde hij zijne laars weer aan te trekken. Het gelukte, maar met veel moeite en pijn. Deze pijn deed hem menige verwensching uitten tegen den bewerker van zijn leed. Hij moest echter de pijn manmoedig verdragen, want de boschwerkers en land lieden, die hem zeker op weg naar de houtvesters woning zouden ontmoeten, mochten van zijne ver wonding niets weten. Hij beet zich op de lippen toen hij poogde te gaan Het ging uiterst moeielijk en het zweet brak hem aan alle zijden uit. Dit laatste scheen eenige ver lichting te geven, want hoe warmer hij werd, des te sneller kwam hij vooruit. Over de hooge en steile heuv len kon hij echter niet klimmen, dat was onmogeljk. Hij was genood zaakt tot het einde van het dal te gaan en dan langs den boschweg, die daar voorbij liep, naar de hout vesterswoning terug te keeren. Toen hij tusschen de twee heuvelen, die samen als een reusachtige poort den ingang v. n het dal vorm den, was doorgegaan, lag de vruchtbare en schoone vlakte in schitterenden zonnes. hiju voor hem. De koude, nevelachtige nacht was door den schoonsten herfstmorgen gevolgd. De laats e overblijfselen der nevelen, die door den wind verstrooid en door de zonnewarmte waren opgetrokk m, hingen als roos kleurige wolkjes aan de kimme der dichtbegroeide heuvelen of zweefden, door den wind voortgezweept, door het blauwe luchtruim. De dauw glinsterde in duizende droppels als cdelgesteeu en op weide en veld. Daarboven in het dorp heersc.:te reeds alom leven en beweging. De schoor-Aeeuen der gezellige wonink geveide hoornen des wouds jes zonden hun blauwen rook naar boven; men hoo het roepen der knechten, het geratel der wagens het getrappel dei' paarden, benevens het geklit: van de bellen der kudden, die naar de weide wen gedreven. Reeds reden eenige boerenwagens naar veld, de dorpsmid zwaaide lustig zijn hamer, en d; boven klonk o, hatelijk geluid het knar der zagen, die de balken, planken en latten sneden. De harmonie van al dit omringende leven was niet in staat den jager geheel t >t kalmte te breng maar werkte toch weldadig. Er zijn onder menschen van een driftig en opvliegend karakter mi zeer weinigen, die te midden der schoone natl niet geheel of ten decle tot kalmte worden gebracl Ook des jongelings gelaat nam langzamerhand vriendelijker uitdrukking aan, hoewel van tijd tot j de pijn een smartelijken en soms woesten trek voorschijn riep. Langzaam vervolgde hij zijn weg langs het hl belige zandpad. Zijn buks, waarop hij tot dusvc had gesteund, had hij weder over den schouder hangen, want hier ontmoette hij gedurig landliet of bouwknechten. Hij moest zich thans dubbel spannen, om niet te laten zien, dat hij hinkte. Achter den berg liep de weg links in het bosch. D rustte de jager eenige oogenblikken en zag naar weide en velden achter zich. Het was alsof hij zag en geen afscheid kon nemen van de zone vlakte, eer hij het had gevonden. Plotseling verl derde zijn blik en een vroolijk lachje kwam op gelaat te voorschijn.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1