No. 288.
Zaterdag 5 Juli.
1884.
Het l/uis va» Oranje.
FEUILLETON.
i- V'X
•- >»- -IV••^-, - - - v"-' «i.
>ik> -r^yi5jg?
4?
- »_■- -»-• jjST
U,,;..
-»- !4
VOOR
Uitgever:
L. J. V EK KM AN Ileusden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
O
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
k 4; «£'- V "^3- i-Vó V i' .•v'?**- "f-* V
NCXXUÈU/,T
feife L U F A.r...T:-s$sa»
Bmneulandsche A D V E It T K N T1 E N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
In de dagen, die we thans beleven, be
hoeven deze regelen over ons doorluchtig
Vorstenhuis geen verontschuldiging, 't Is
zoo natuurlijk, niet waar, aan het geopend
graf, dat eerlang het stoffelijk overschot van
's Konings eenigen zoon opnemen zal, en
aan den vooravond van den nationalen her
inneringsdag van den 1 Oden Juli, te spreken
over de dagen van weleer, toen de Oranje
stam, een forsche eik, uit de Duitsche wou
den overgeplant in ons laagland, zijn takken
wijd uitbreidde en door Europa ontzien en
bewonderd werd. 't Kan niet wel anders of
in deze dagen, nu de eik door de stormen
geteisterd, bijna bladerloos is geworden en
tenzij er geschiede wat naar menschelijke
berekening niet te denken is zijn laatste
dagen tegemoet snelt, worden we als van
zelf gedrongen tot spreken over den vroe-
geren bloei van den reus, die de eeuwen
getart heeft.
Ons Vorstengeslacht, uit het Huis van
Oranje-Nassau, heeft den Oranjenaam ge-
erfd in de 16de eeuw. In 1543 erfde Wil
lem van Nassau van zijn neef René van
Oranje het prinsdom van dien naam, onder
voorwaarde dat hij den geslachtsnaam Oranje
zou aannemen. Van dat jaar af noemde hij
zich dan ook Willem van Oranje, 't Is
dezelfde Willem, die in 1584 door een
moordershand het leven verloor, de ./Vader
des Vaderlands."
De geschiedenis der Graven van Nassau
verliest zich in de verre middeleeuwen.
Nassau was een deel van het groote Duit
sche Rijk en kwam omstreeks het jaar 1000
onder 't bestuur van een broeder van den
Duitschen Keizer Koenraad I. In 1255 werd
Nassau in twee deelen gesplitst, waarvan
het zuidelijke onder Otto, het noordelijke
onder Walram kwam, beiden zonen van
Keizer Hendrik II. De afstammelingen van
den laatste werden na 1806 tot Hertogen
verheven, doch zagen hun gebied in 1865
door Pruisen anexeeren.
Graaf Otto was de stamvader der Nas-
sauers, die door familiebetrekkingen met de
Nederlanden in relatie kwamen, in genoemd
jaar het prinsdom Oranje erfden en aan ons
land een rij Vorsten schonk.
De eerste Graaf van Nassau, waarvan we
weten dat hij tot, onze landen in betrekking
kwam, was Graaf Engel bert I, die in 1404
huwde met de erfdochter van Jan van
Polanen, heer van der Leek en Breda, en
daardoor in 't bezit kwam van rijke bezit
tingen hier te lande. xAchtereenvolgens kwa
men die aan zijn nakomelingen Jan van
Nassau (overl. 1475), Engel bert II, den
trouwen aanhanger van Karei den Stoute,
die later door Philips den Schoone, bij de
aanvaarding der Spaansche kroon, tot Stad
houder in de Nederlanden werd aangesteld.
Hij overleed in 1504 kinderloos en benoemde
tot erfgenaam de zoon zijns broeders Hen
drik. Deze was gehuwd met de eenige doch
ter van den Prins van Oranje, Jan van Cha
lons, en had slechts één zoon René, Prins
van Oranje, die, zooals we reeds vermeldden,
kinderloos stierf. Zijn erfgenaam was de
zoon van Willem de Rijke, achterkleinzoon
van Engel bert I, die gehuwd was met Juliana
van Stolberg. Ploe deze Willem aan dien
bijnaam kwam is moeielijk te raden, daar
zijn rijkdom alleen in kinderen bestond. Hij
liet vijf zonen na Willem, Jan, Lodewijk,
Adolf en Hendrik.
De eerste, tevens oudste, erfde behalve
het prinsdom Oranje, de Nederlandsche be
zittingen. Deze waren de heerlijkheid Po-
larten (bij den Haag), de baronnie van Breda,
de heerlijkheden Geertruidenberg en Zeven
bergen, verder Steenbergen, en de streek,
waar later Klundert en Willemstad gebouwd
werden Willem van Oranje verkreeg daarbij
nog het land van Grave en Kuilc, Buren,
Leerdam en IJselstein. Wanneer men weet
dat alleen Kuik zijn heer jaarlijks meer dan
een halve ton opbracht, dan kan men eenigs-
zins nagaan hoezeer de belangen der Neder
landen met die van 't Huis van Oranje
samenhingen.
Over de verdiensten van dit vijftal broe
ders behoeven we thans niet uit te weiden.
Ieder weet wat Willem van Oranje voor ons
land gedaan heeft in de bange jaren van
1566 tot 1584. De verdiensten van Jan van
Nassau hebben we verleden jaar in herin
nering gebracht, naar aanleiding van 't
plan tot het oprichten eens standbeelds,
dat thans te Utrecht verrezen is. En van
Lodewijk, Adolf en Hendrik behoeven we
alleen te herinneren dat deze dapperen
in den dienst van ons land voor de vrij
heid sneuvelden tegen Spanje, de eerste
en de laatste te Mook in 1574, de tweede
te Heiligerlee in 1572. Behalve deze broe
ders had Willem van Oranje zeven zusters.
Om nu aan de hand der geschiedenis te
komen tot onzen tegenwoordigen Koning,
hebben we slechts in het oog te houden
dezen Willem van Oranje, benevens zijn
broeder Jan v. Nassau.
De eerste is viermaal gehuwd geweest en
bezat een talrijk kroost, van 't weik twee
zonen Maurits en Frederik Hendrik achter
eenvolgens de stadhouderlijke waardigheid
bekleedden. De laatste overleed in 1647.
Na hem werd zijn zoon Willem II stadhou
der in deze gewesten tot zijn dood in 1650.
Met diens zoon Willem III stierf in 1702
het Oranjehuis uit.
In Friesland echter regeerden sedert 1583
de nakomelingen van Jan van Nassau. Tus-
schen dit geslacht en'thuis Oranje ontstond
omstreeks 1620 eenige verkoeling doordat
Groningen en Drente den stadhouder van
Holland kozen. Doch dit duurde slechts
tot 1625. De Friesche stadhouders hebben
moedig den kamp tegen Spanje mede ge
streden en toen Willem III overleed zon
der kinderen na te laten, benoemde hij den
Erieschen stadhouder, Johan Willem Friso,
tot zijn erfgenaam. Daar deze reeds in 1711
te Moerdijk verdronk, verkreeg zijn zoon
Willem Karei Hendrik Friso zijne rechten
op het prinsdom Oranje, welke hein door
Pruisens Koning betwist werden.
Die twist in het jaar 1732 in der minne
bijgelegd, liep intusschen slechts over den
titel en het wapen, want het prinsdom Oranje
was reeds in 1672 door Frankrijk bezeten
eenige jaren later voor goed 'bij dit land
ingelijfd.
Van dezen W. K. II. F., stadhouder van
Friesland, Groningen en Drente, stamt onze
Koning in rechte mannelijke linie af, en
dus niet van Willem van Oranje, den grond
legger onzer vrijheid. Des Konings voorzaat
is Jan van Nassau, Willems broeders. Wien
dit tegenvalt, vindt er wellicht nog eenigen
troost in, te weten dat de takken van Nas
sau Diet// (Friesland) en Nassau-Dillenburg
(Holland) door aanhuwelijking nauw met
elkaar verwant waren. Zoo b. v. was Jan
Willem Friso een kleinzoon van de dochter
van Frederik Hendrik Albertina Agues.
In het jaar 1747, nadat Holland sedert
JIUOU
NOVELLE NAAR RET DUITSCH
PRIEDRICH ZIMMERMAN.
9)
De knaap begon te glimlachen, toen zijne moeder
zich zoo voor hein in de bres stelde.
Wel voor den« zei de molenaar, doch ver
der kwam hij niet. Hij was werkelijk boos, dit was
duidelijk te zien, doch hij trachtte zich te bedwingen.
Hij woelde met de hand in het haar en liep in
driftige stappen de kamer op en neèr. Men moest
op dit oogenblik werkelijk medelijden hebben niet
den «Herkules,« die tegenover zijne vrouw machte
loos was.
Zal ik hier in huis dan langer niets te zeggen
hebben?zei hij eindelijk.
»Wel zeker, man,» was het antwoord «maar ik
laat mijn kind niet mishandelen. Gij ziet evengoed
als ik, dat Frans niet werken kan, want hij is on
gesteld.
llolzegger slaakte een diepe zucht, begaf zich ver
volgens langzaam naar de deur en ging naar buiten
oin zelf de lallen af te tellen, llij was gewoon, alles
alleen te doen en zelf alle zaken te regelen, be
halve in huis, waar moeder en vrouw den scepter
zwaaide. Buiten gekomen, gaf hij zijn gramschap
lucht door het uiten van allerlei scheldwoorden, die
de knechten naar het hoofd werden geworpen.
Juffrouw llolzegger streelde en liefkoosde intus
schen haren zoon, die zich weder in den geniak-
kelijken leuningstoel had neergevlijd. »Maak het u
zoo aangenaam mogelijk, mijn jongen,» zeide zij, »en
als ge iets noodig hebt, moet gij maar roepen. Ik
moet noodzakelijk naar de keuken, want anders
laat Mina het eten verbranden.
Toen zijne moeder de kamer had verlaten, stond
Frans op, ging naar een hoektafeltje, dat dicht bij
het venster was geplaatst en stopte uit het daar
aanwezige tabakskistje een pijp. De vingers van de
linkerhand waren eenigzins stijf en weigerden hem
hunnen dienst, waardoor hij in een toornige luim
geraakte.
»Eene vervloekte geschiedenis,mompelde hij,
heden nacht hing mijn leven aan een draadje. Had
ik dien bok niet op den rug gehad, dan had de
lading schroot die hem trof.... De kwetsuur aan mijn
arm heeft niets te beteekenen. Of had mij de kogel
getroffen, die langs mijne ooren suisde, dan.... Maar
voor den duivelwacht maar, jager, er komen meer
dagen na dezeHij ging weer brommend en morrend
in den armstoel zitten.
Ik zal het den trotschen jager nog wel eens
behoorlijk betaald zetten,» vervolgde hij. Hij ziet
ons en ons gelijken met den nek aan en denkt dat
hij zooveel meer en beter is, omdat hij een groenen
rok draagt. Maar ik lach wat om u, vriendje liet
doet mij echter een onuitsprekelijk genoegen, dat ik
hem die poets met den reebok gespeeld heb. Ha ha, wat
deed hij zijn best om mij in handen te krijgen, de
windhond, maar Frans van den molenaar heeft ook een
paar rappe voeten, 't Is zoo gemakkelijk niet, om hem
in te halen.» Hij lachte hartelijk, alsof het geheele
geval een grap geweest was »Den anderen bok
schiet ik hem ook nog wel eens voor den neus weg, als
mijn arm maar eerst genezen is,» sprak hij verder.
lk weet net zoo goed met een geweer om te gaan,
als zoon groenrok. Had hij vroeger toegestemd, hij
zou thans mijn vriend geweest zijn, doch nu staan
de zaken net andersom.»
«Frans, breek uw arm niet,zei een vroolijk
jong meisje, het evenbeeld barer moeder, terwijl zij
haar hoofdje door de deur stak.
«Iloezoo, Regi?»
«Ik bedoel met de pijp. Zoo'n ding is zwaar
en moeder is zeer bang voor elke inspanning, daar
dit bij uwe lichaamszwakte groot nadeel kan doen.«
Zij begon hardop te lachen en Frans lachte mee.
Regine of Regi, zooals zij gewoonlijk genoemd
werd, was de zuster van Frans. Zij was een jaar
jonger dan hij, en met den zoon van een der rijkste
grondbezitters verloofd. Altijd vroolijk van aard, altijd-
bezig, ton zij niet nalaten op hare wijze den licht
zinnigen en luien broeder te plagen en nu en dan
den draak met hem te steken maar Frans, die even
als zijn vader zeer goedaardig was, beschouwde in
den regel deze plagerijen voor kortswijl.
«Kom binnen,» zei hij, «en laat ons een v/ein'g
met elkander praten.
«Dankje, ik heb geen tijd, want er is zeer veel
voor mij te doen. De knechten en arbeiders, die den
geheelen morgen vlijtig hebben gewerkt, moeten van
middag ook wat goeds te eteri hebben.
»Dat zullen zij wel krijgen buiten u, Regi; moe
der en Mina zullen daarvoor wel zorgen.
«Zij zullen niet. En behalve dat, een luiaard ver
dient niet te eten ik wil mijn eten verdienen.
Gij behoeft dat natuurlijk niet te doen.»
«Zeker niet. Vader is rijk en ik ben immers zijn
erfgenaam? Waarom zou ik zwoegen als een knecht?»
«Als de meester slaapt, vieren de knechten feest.
Bij mij aan huis zal later alles ordelijk toegaan.»
«Aha, gij denkt u reeds als boerin op de Nimlas-
hoeve 1
«Zeker, en u zie ik reeds als Hans Doeniets onder
een troep bedelaars of misschien ergens anders, wat
nog erger zou zijn.» Dit zeggende, wipte zij de
kamer binnen, vloog op Frans toe, sloeg den arm
om zijnen hals en gaf lie.m een zoen dat liet klapte.
«Doe het niet weer Frans,zei het goede meisje,
«liet maakt mij zoo beangst en loopt zeker nog eens
v ikeerd af. Wij zullen nog door u in schande en
opspraak komen.»
«Ilo ho, Regi, niet zoo ernstig. Wat bedoelt gij?»
«Houd u maar niet zoo onwetend, FTans, gij
weet het zelf al te goed,» vervolgden zij op ver-
wj lenden toon. «Gij gaat uit stroopen; ik heb het
r eds verscheidene malen bemerkt. Heden morgen
zit ge ook weder met de buks thuis gekomen, gij
zijt in het bosch geweest, Frans. Praat niet tegen,»
zei ze, toen ze zag dat haar broeder het voor
hoofd fronsde en aanstalten maakte, om haar in de
rede te vallen, mijne kamer is vlak bij de uwe
en ik slaap niet vast. Gij kunt mij niets diets maken,
zooals gij het anderen doet. Ook uw arm, daar
»Die vervloekte arm! Ik zal mij
menschen moeten verbergen,» riep hij driftig uit.
«Gij ontvangt loon naar werken. Ditmaal zijt gij
er nog al goed afgekomen; het kon veel erger (zijn.
Luit u dit nu eene waarschuwing zijn, lieve, beste
broeder! en stroop niet meer. Denk eens aan de
schande en het verdriet onzer ouders als men u op
iioeterdaad betrapte en in de gevangenis wierp.
«Heb maar geene vrees, daarvoor is gezorgd.
Alen zal mij toch moeten grijpen, voor men mij
nog voor de
-
'iC -i .yy:
DE IAN
ïÊÊSÊfejiw' WwMKahifg SBHwwiSswSSSèl® S
VAN