No. 301. Woensdag 20 Augustus. 1884. Het Onweder. FEUILLETON, Bel Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder verhooging. prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. vVroeger gaf ik niet veel om het onwe der, maar tegenwoordig begin ik er bang voor te worden/' is een woord dat men tegenwoordig nog al eens hoort. Elke keer dat er onweder aan de lucht is, volgen er ongelukken en men is er bijna wiskundig zeker van dat een paar dagen, na hevige storingen in den dampkring, in de dag bladen heele reeksen van ongelukken te lezen zullen staan. Is deze waarneming nu werkelijk een feit P Zou het waar zijn dat tegenwoordig meer dan vroeger zoogenaamde inslaande onwe- ders voorkomen, of is het eenvoudig de herhaalde toepassing van het woordnhet laatst heugt het best'' Het is zeker dat de meerdere publiciteit, die tegenwoordig aan alles gegeven wordt, sterk de verbeelding in de hand werkt dat het tegenwoordig erger is dan vroeger. Op elk plaatsje toch waar een schoorsteen ge troffen of een boom gespleten wordt, bevindt zich allicht iemand die het feit wereldkun dig maakt en wij mogen dan ook gerust zeggen dat zoo goed als alle schade, groot of klein, door een onweder veroorzaakt, binnen weinige dagen door iedereen kan nagegaan en beoordeeld worden. Dat nu was vroeger niet het geval. Men wist alleen wat in de naaste omgeving gebeurd was en wanneer men later weken of maanden later vernam wat op andere plaatsen was voorgevallen, dan werd dat nauwelijks opgemerkt of besproken. De indruk van hetgeen men gezien en bijgewoond had was verflauwd, zoodat het later komende onop gemerkt voorbijging. Tegenwoordig daaren tegen weet men alles bijna gelijktijdig, de berichten uit de verschillende deel en van het land, neen uit de verschillende deelen der wereld, vinden wij in onze krant in eene kolom vermeld, de indruk daardoor teweeggebracht wordt zooveel sterker en wij zijn al zeer spoedig geneigd te zeggen ,/Zooals het nu is, is het nog nooit ge weest./' Een voorbeeld van zeer jongen datum kunnen wij geven, dat vreeselijke gebeur tenissen, die ons na verloop van tijd eerst ter oore komen, veel van hare verschrik kingen voor ons hebben verloren. Nog versch in ons geheugen ligt de geschiedenis van Krakatau. Welnu, bijna gelijktijdig met de uitbarsting van Krakatau heeft eene derge lijke uitbarsting plaats gehad op het schier eiland Alaska, in het noord-westelijk deel van Noord-Amerika. Wat de gevolgen be treft is de laatste niet zoo noodlottig geweest voor de menschen of voor hunne werken, eenvoudig omdat daar niet vele menschen wonen, maar zij is even erg geweest wat betreft het geweld der uitbarsting, de ver anderingen in de gedaante van het land, de massa's puimsteen die zijn uitgeworpen en de gedaanteverwisseling die de kust heeft ondergaan. Ook is er betrekkelijk veel mate- riëele schade geleden. Maar vraag nu eens hoeveel menschen van de onheilen op Alaska iets weten. Bijna niemand en als zij het geweten hebben dan is het hun weer door het hoofd gegaan. Was het feit daarentegen bekend geworden gelijk met het onheil in Oost-Indië, dan zou de eene indruk den andere versterkt hebben en iedereen zou er over kunnen meêpraten. De meerdere publiciteit die tegenwoordig aan alles gegeven wordt en de gelijktijdig heid der gebeurtenissen werken machtig samen om de verkregen indrukken bij ons te versterken en ons te doen gelooven dat het tegenwoordig veel erger is dan vroeger. Maar van het laatste is toch ook wel wat waar. Hoewel men zeer voorzichtig moet zijn op het gebied van weerkunde om besluiten te trek ken, hebben toch waarnemingen van vele jaren geleerd dat er een zekere regel schijnt te bestaan voor het toe- en afnemen der on- weders in de opeenvolgende jaren. Waar nemingen op verschillende plaatsen vooral in Duitschland en Italië bewijzen, dat het aantal onweders van het begin dezer eeuw af tot ongeveer 1833 1841, het aantal onweders voortdurend is afgenomen en dat het sedert dien tijd weer toeneemt. Von Bezold die gedurende een twintigtal jaren de door den bliksem veroorzaakte brand schade naging, vond dat het jaarlijksche getal ongelukken bijna onafgebroken grooter was geworden. In een vijftal groepen van negen jaar was het gemiddelde aantal on weders per jaar respectievelijk 29, 32, 25, 22 en 21. Na de jaren 1841 1850 (het wisselde in verschillende deelen van Europa wat af), had er weer toeneming plaats als ook vermeerdering van ongelukken. Een vijftiental jaren geleden was het gemiddeld getal onweders per jaar in het westen van ons land 13.5, in het oosten 16.5 en in het midden 20.6. De langs de zee gelegene plaatsen hebben kortere en niet zulke hef tige onweders als de plaatsen, die meer landwaarts in zijn gelegen. In de noorde lijk gelegen plaatsen zijn over het algemeen de onweders veel zeldzamer dan in de lan den die in de heete luchtstreek liggen en toch zijn daarbij weer uitzonderingen die aan de grilligste grilligheden doen denken, in plaats van aan wetten. Beversin het noorden van Engeland en Drontheim in Noorwegen, tellen gemiddeld vier onweders per jaar. Gibraltar zesKairo, de hoofstad van Egypte, was ook karig bedeeld, name lijk met ongeveer drie per jaar, maar dat is na de opening van het Suez-kanaal aan- j merkelijk vermeerderd. Calcutta, de hoofd stad van Engelsch Indië, heeft er gemiddeld zestig per jaar, maar de kroon van alles spant Buitenzorg bij Batavia die plaats heeft er honderd en zestig per jaar, daarop volgt Rogodjampie op Java, met een en tachtig. De verdeeling over de aarde is dus zeer ongelijk, zooals men zietvan veel kan men de oorzaak gemakkelijk aangeven, maar veel is altijd nog onverklaarbaar. De meteoro logie doet haar best om wetten te vinden en verzamelt getrouw alle gegevens, die haar daarbij behulpzaam kunnen zijn. Zooals wij boven gezien hebben is er zeer veel waarschijnlijkheid voor het beweren dat de onweders in aantal en gevaarlijkheid toenemen, maar zekerheid is er niet: de gegevens van de laatste jaren kunnen nog niet tot dit besluit leiden, de gegevens van vorige jaren kunnen het wel doen ver~ moeden. Maar een groot deel van de meer dere ongelukken zijn alleen meerdere bekende ongelukken. Zij waren vroeger niet zooveel minder in getal, maar zij werden niet aan de groote klok gehangen. Er zijn vele personen die bang zijn voor het onweder, die bangheid heeft verschil lende oorzaken, dikwijls onbekendheid met den oorsprongmen weet in het geheel eigen lijk niet wat het onweder is, soms is de bangheid het gevolg van zwakheid der ze nuwen, ook wel eens een kwaad geweten in verband gebracht met de eerste reden. Eenige dagen geleden vonden wij in ver schillende bladen eenige regelen of voor behoedmiddelen bij het onweder; zij mun ten niet uit door nieuwheid, maar de ver geetachtigheid der menschen in aanmerking genomen, was het niet kwaad ze nog eens te herhalen. In dit blad hebben zij ook gestaan, wij kunnen ons dus ontslagen re kenen van de verplichting ze hier geheel of gedeeltelijk nog eens op te nemen. NOVELLE NAAR HET DUITSCH FRIEDRICH ZIMMERMAN. 22) De gewonde maakte eenige beweging, die noch door den ouden heer Krantz, noch door Hanna werd opgemerkt. Beide waren te zeer in spanning, om ergens op te letten. Het jonge meisje lag achter over in den stoel geleund en verbeidde met hoop en vrees de verdere mededeeling van den ouden hout vester. Na eenige oogenblikkken vervolgde deze: »Het is thans twintig jaren geleden, ik was nog niet lang op Hoheneiche woonachtig. Vier jaren te voren was ik na den plotselingen dood mijns vaders als hout vester aangesteld geworden. Ik was toen getrouwd met mijne Maria, die ik in de stad had leeren ken- ken toen ik op het kantoor der houtvesterij arbeidde. Mijne vrouw was een teêr, ziekelijk wezen veel te teêr Yoor het leven daarbuiten in het woud, veel te lief en te goed voor mij, ruwe klant, maar ik hield zoo onuitsprekelijk veel van haar. Mijn karakter kon ik niet veranderen, want, de mensch is net als een boom. Als deze laatste vol wassen is, dan zijn de stam en de dikke takken niet meter te veranderen. Uiterlijk kan hij nog slechts een weinig worden verfraaid, maar het inwendige is en blijft onveranderlijk. Zoo is het ook met den mensch. Uiterlijke beschaving kan hij zich éigen maken als hij door een liefderijke hand wordt geleid. Een wezen dat men lief heeft kan zorgen dat onze in nerlijke gebreken niet te voorschijn treden, maar kan die gebreken niet uitroeien. Zoo ging het ook met mij. Ter wille mijner Maria bedwong ik mijn toorn. Ik wist dat de goede vrouw, die mij zoo innig liefhad, zeer bedroefd was als ik driftig werd en daarom leerde ik mijne hartstochten beteugelen. Indien zij in het leven ware gebleven, dan was van mij hoogst waar schijnlijk een ander en beter mensch geworden, want het was onmogelijk haar te weerstreven. Zij schonk mij een zoon mijn Karei daar. Toenmaals hield ik mij voor den gelukkigsten mensch op de geheele aarde, want ik had alles wat ik zou kunnen wenschen: een goede betrekking, die reeds door mijn vader en grootvader met eere was bekleed, een brave vrouw en een zoon, die den ouden familienaam droeg en hoogst waarschijnlijk een maal weêr in mijne plaats zou treden. Daar werd ik plotseling en onverwachts in het ongeluk gestort en uw vader, meisje, was de aanleidende oorzaak van al mijne ellende.* Een diepe zucht ontsnapte aan Hanna's borst. »llet was in den herfst,* vervolgde de houtvester met eene doffe stem, »wij hadden gunstig weer voor de jacht, evenals dit jaar. Daar bemerkte ik op zekeren dag, toen ik was uitgegaan om eens te zien of ik aan den opperhoutvester zou kunnen melden dat alles in orde was, dat de zaak lang niet in den haak was. De kudden reeën waren niet op hunne gewone plaats en eenige der sterkste bokken ontbraken, zoodat er iets gebeurd moest zijn. Eedert eenigen tijd had ik mijne aandacht aan den arbeid in de bosschen moeten wijden, waardoor ik mij niet met het wild had kun nen bemoeien. Het kon mogelijk zijn dat de bokken naar een ander distrikt waren verhuisd, hoewel dat anders alleen in den bronstijd geschiedt, doch het kon ook zijn dat een strooper van mijne tijdelijke afwe zigheid partij had weten te trekken. Ik gaf nu nauw keurig acht op alles wat er plaats greep en kwam spoedig tot de ontdekking, dat ik een wilddief in mijn distrikt had. Gij kunt niet begrijpen, zelfs al wilde ik het u verklaren, hoe mij dit aangreep. Een geboren jager zooals ik, bemint zijn jachtgebied en zijn wild, als behoorde het hem alleen toe, en haat den strooper en den houtdief, niet omdat deze in strijd met de wet handelen, maar omdat zulke menschen verstoren en vernielen, waaraan door verscheidene geslachten met vlijt en liefde is gearbeid. Een menigte wild en een goed onderhouden jacht gebied zijn des jagers eer en trots; mijne eer was dus vreeselijk geschonden. Nu kwam er een treurige tijd, meisje - een tijd die de rust en de vrede van mijn buis geheel en al verstoorde. Dag en nacht lag ik in het bosch om den wilddief in handen te krijgen. Dikwijls doorkruis ten onze wegen elkander, maar hem zelf zag men nooit. En toch ik wilde, ik moest hem in mijne macht krijgen, liet was net of de strooper met den duivel in betrekking stond en zich onzichtbaar kon maken als hij dit slechts wilde, want menigmaal werd mij in het eene gedeelte van het woud een stuk wild ont roofd, als ik op een ander gedeelte op den loer lag. Men zou in zulk een geval bijna bijgeloovig worden. Ik ben altijd een groot vijand van oude wij venpraatjes en het gezwets van jagers geweest, maar toen begon ik waarachtig bijna aan de legende van den wilden jager en aan de heksen en toovenarij te ge looven. Doch de hoofdzaak was dat de wilddief mij geheel en al ten gronde richtte. Deze toestand duurde zoo een geruiinen tijd. Meer malen reeds had de opperhoutvester van mij eene opgave van den stand der zaken gevraagd en ten laatste werd mij kort en bondig medegedeeld dat men een ander in mijne plaats zou zenden, als ik niet zeer spoedig aan al die strooperijen een einde wist te maken. Zulk een beleediging kan geen mensch verdragen, die een hart in 't lijf heeft laat staan een Krantz! Ik ik zou een ander op Hohen eiche kunnen hebben zien, waar de Krantzen van ouders tot voorouders hadden gewoond dat nooit! Eerder zou ik in staat zijn geweest het landgoed in brand te steken en mij zelven mpk alle man in de viarrimen te laten omkomen, dan dat te dulden! Van toen af ging ik nauwelijks meer naar huis. I v dacht aan niets anders dan aan den wilddief. Mijne vrouw tobde zich af, zij werd door angst en over spanning van dag tot dag zwakker, en ook dat moest ik lijdelijk en rustig aanzien. Neen niet rustig. Geen der Krantzen is ooit geduldig en onderworpen geweest! Meermalen heb ik op de tanden geknarst en gevloekt van woede en ergenis, doch het baatte niets. Mijne vrouw werd steeds zieker en zwakker. Zij waakte des nachts, als ik daar buiten in het woud omdoolde, omdat zij voor mijn leven vreesde. Zij wist dit er een vreeselijk tooneel zou voorvallen als ik d n wilddief mocht ontmoeten en stelde zich daarbij bet vreeselijkste lot voor ougen. Als de slaap som wijlen hare matte oogleden look, zag zij mij in den droom met bloed bevlekt voor zich liggen - door den roover overwonnen en gedood. Zulk een slaap verkwikte niet, maar ondermijnde hare gezondheid en hare zwakke krachten. Nimmer ho ft zij mij echter van mijn voornemen trachten te- NIE BLAD Het Land van lleiisdm en Alien, DE LANGSTRAAT LERWAARD VAN i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1