No. 316. Zaterdag 11 October 1884. DE DRANKWET. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. De Roman van een Kunstenaar. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1Franco per post zonder verhooging. prys- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERT E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Een paar jaar geleden hebben wij in ons land de nieuwe drankwet in werking zien treden. Men beloofde zich van die wet gouden bergen. Het drankverbruik zou minder wor den, als er minder gelegenheid was om sterken drank te bekomen jenever en bran dewijn zou door het krachtige en gezonde bier vervangen wordende beurs en de gezondheid der menschen zouden er beide bij winnen. Dat was de illusie, die men zich maakte, maar de uitkomst is er niet veel meê in overeenstemming, als wij ten minste gelooven moeten wat de statistiek van de //Volksvriend" ons onlangs leerde, dat namelijk de accijnsen op den ster ken drank geheven, op dit oogenblik nog hooger zijn dan alle andere verbruiksbelas tingen te zamen. Zoo als het hier is, schijnt het in andere landen ook al te zijn, niette genstaande alle maatschappijen, die opge richt worden om het drankverbruik te keer te gaan. Eerst de Matigheids-genootschap- f>en, die het beperkte gebruik toestonden, ater de Afschaffings-vereenigingen, die ge- heele onthouding predikten. Deze laatste maakten vooral in Engeland en Amerika grooten opgang. Toch verrijzen ook daar nog steeds drankhuizen als paleizen en de mindere man offert een aanzienlijk deel van zijn inkomen aan den drank, die zijn lichaam bederft en zijn huisgezin aan de armoede ten prooi geeft. De onverbiddelijke stati stiek leert ons dat èn in Engeland èn in de groote Republiek het verbruik buiten alle verhouding toeneemt. Dwang daafte- gen schijnt niet te baten. Verbodswetten kunnen het kwaad niet keeren. Het eenige dat helpen kan is de ontwikkeling, die de schade doet zien welke het misbruik ten gevolge heeft, zoodat men het genot leert schuwen, juist omdat men leert opmerken hoe schadelijk het op de gezondheid en hoe doodend het op de zedelijkheid werkt. Een prikkel schijnt de mensch te moeten hebben, maar het behoeft toch niet altijd een piik- kel te zijn die zoo verderfelijk is. Wij zullen niet zeggen dat koffie en thee direct onschadelijk zijn, maar een kop kof fie werkt bij vermoeienis of koude net zoo goed of beter nog dan drank en de gevol gen zijn niet te vreezen. Jammer maar dat men in zoogenaamde koffiehuizen of op de plaatsen waar publiek komt, er zich niet op toe legt, koffie of thee goed te schenken. Het is niet tegen te spreken dat het eene hooge uitzondering is, als men in hotel, herberg, stoomboot of station een goede kop koffie schenkt. Het zou een krachtige remedie zijn tegen het gebruik van sterken drank. Men heeft er evenwel niet altijd zoo over gedacht. Er is een tijd geweest dat men koffie veel sterker veroordeelde dan spiri- tualia en dat er verbodswetten tegen wer den gegeven, zoo streng als zij tegen den sterken drank nooit geweest zijn. In 1766 nam Frederik, Landgraaf van Hessen, een besluit waardoor het //landver dervend kwaad dat de onderdanen met ver zwakking van hunne gezondheid in een merkelijk verval van hunne nering bracht," het drinken van koffie namelijk, moest wor den tegen gegaan. Er werd bepaald lo dat er op het platteland geene koffiewinkels of koffieschenkerijen meer zouden mogen worden gehouden en dat de voorraad koffie aldaar bin nen drie maanden moest worden opgeruimd op boete van 5 Rijksdaalders en verbeurdverkla ring 2o dat het verder gebruik van koffie op de dorpen en hofsteden aan de boeren, dag- looners en dienstboden geheel verboden was op boete van 14 dagen gevangenisstraf of 10 rijksdaalders 3o dat de landlieden zich binnen zes weken van alle koffietuig moes ten ontdoen, zullende zij, wanneer de over heid bij herhaalde visitatiën dergelijk tuig vinden mocht, exemplaar worden gestraft; 4o dat in steden zulke burgers, van welke men wist dat zij zich voor het ingeslopen misbruik van koffie bediend hadden, dezelve matig mochten gebruiken, dat de commis sarissen-politiek echter op de geringe en niet vermogende burgers nauwkeurig acht moesten geven, hen van het koffie-drinken nadrukkelijk moesten afmanen en bij ont dekking van misbruik naar bevind van zaken straffen5o daar de onbetamelijkheid bij het koffie-drinken bij de handwerksgezellen, daglooners en dienstboden in de steden was doorgedrongen en met veel tijdverlies ge paard ging, werden dezen gelast zich voortaan van dien drank te onthouden, terwijl bij artikel 6 alle huisvaders en huismoeders en arbeidsvolk houdende lieden, die aan hunne onderhoorigen en voornamelijk aan wasch- vrouwen en strijksters het gebruik van koffie toestonden en hun uit eene verkeerd ge plaatste goedhartigheid koffie bezorgden, de straffen zouden beloopen bij artikel 2 ver meld. In 1780 nog werd in Iiannover aan de boeren het koffie-drinken verboden, den burgers daarentegen werd toegestaan er een matig gebruik van te maken, aan de hand werkslieden werd het gebruik ontzegd, als zijnde zeer schadelijk voor hunne welvaart. Bij ons te lande is men zoo ver niet gegaan. Wel waren er velen die hun vernuft er op spitsten de koffie-drinkers in een belachelijk daglicht te stellen of ze over den hekel te halen, maar verbodswetten waren er niet. De vaderlijke zorg voor de onderdanen deed aan het volk die wetten geven, maar er was nog eene andere reden, die zwaar woogmen zeide namelijk dat het geld uit het land ging. Dat was misschien de oorzaak dat die verbodswetten in ons land niet waren, want daar ging met het koffie drinken het geld niet uit maar in het land. Menigeen die het goed meent met het volk, zou nu wel wetten willen hebben die in tegenovergestelde richting werkten, want het gebruik van koffie en thee is een krachtig hulpmiddel tegen het gebruik van sterken drank. Een treffend voorbeeld daarvan geeft Rusland. Dat gedeelte van Rusland dat tegen Oostenrijk en Pruisen ligt, het wes telijk en voornamelijk het zuid-westelijk gedeelte is bekend door de groote massa brandewijn, die daar gedronken wordt. Thee of koffie ziet men daar bijna niet. In het gedeelte daarentegen ten noorden van de Krim, wordt zeer veel thee gedronkende boeren die daar op het veld werken, hebben hun zakje thee bij zich en kookgereedschap en de brandewijn is daar niet de volksdrank de bevolking is daar dan ook naar even redigheid veel welvarender; in Podolie en Litthauwen zitten geheele dorpen onder den herbergierdie is daar in de meeste geval len de voornaamste persoon in het dorp, voor wien ieder buigt, omdat ieder onder hem zitten noorden van de Krim daar entegen is hij een man van weinig of geen invloed, daar is de thee machtiger dan de geestrijke dranken, eenmaal niet ten onrechte genoemd //erger dan de cholera." C. L. VAN BALEN Jr. 7) CLAD Hel Land vin flensden en Altcna, ÜÜHLERWAAM DOOR Johan schudde zwijgend het hoofd. Eindelijk sprak hij somber: «Dat is 't juist wat mij kwelt, dat ik niets kan. Telkens beproef ik het opnieuw, maar alles blijft onafgewerkt staan. «Dien tijd heb ik ook gekend,# sprak de schilder «daar is maar een middel voor 't verdriet te verzet ten, door 't zien van andere menschen en andere landen, want dat er iets aan scheelt is zeker, maar wil je 't mij niet zeggen, zwijg dan.« Johan antwoordde niet. «Sta daar nu niet of je geen tien kunt tellen,# plaagde Overboom. »Je weet niet, mijn jongen, welk geluk je van daag is te beurt gevallen. Taurel schudde ongeloovig het hoofd en een smar telijke trek speelde hem om den mond. Overboom vatte hem bij den arm en vervolgde goedig: «Zetje nu eens hier in dien natuurlijken fauteuil, gooi nu al die zware gedachten eens over boord en luister. «Ik kan ze niet van mij werpen,antwoordde Johan. «Nu luister dan ten minste.» De jonge man zette zich neêr op een bemosten boomtronk en staarde den kunstenaar duister aan. «Je weet zeker al iets aangaande de laatste ver gadering van het comité »Ja,« antwoordde Johan, «ik mag niet naar Italië. »\Vat?« schreeuwde de schilder, die op het ver zwijgen van dit voorval al zijne hoop had gevestigd, «Wat? Hoe weet je dat «Dominé Punt heeft 't mij verteld. «Wel, die miserable zwartrokriep Overboom woedend, «dat zal ik hem betaald zetten. «Maar om 't even,» vervolgde hij, «het comité wil je niet laten gaan, maar toch zal je er heen, ^ant hier verdroog je tot een mummie. Johan schudde het hoofd. «Luister,# vervolgde de kunstenaar, «hier ga je dood, naar Italië moet je. En al wil nu 't comité in zijn geheel geen toestemming en geld verleenen, de zaak is toch al gezond de kolonel, de dominé en de overste zullen je zooveel geld bezorgen dat je toch kunt gaan. Wat zeg je daarvan?» De jonge man had het hoofd opgericht en staarde onbestemd over den grauwen waterplas. Hij had zijne vroegere houding wéér aangenomen de armen over elkaar geslagen, de vuisten krampachtig gebald. Zoo blikte hij eenige oogenblikken in het donkere verschiet, toen verhief hij zich plotseling van zijn zitplaats en trad op zijn leermeester toe. «Wanneer er menschen waren, aan wie u zooveel verschuldigd waart als ik aan die lui, wat zoudt u dan doen De kunstenaar zweeg een oogenblik, toen sprak hij: «Ik zou gaan.» «En ik doe het niet, neen nooit!# antwoordde Taurel besloten. «Maar dan handel je als een krankzinnige,voegde Overboom hem toe, wees dankbaar zooveel je wilt, maar werp je roem niet weg ter wille van je dankbaarheid. «Dat ben ik aan hen verplicht.a «Onzin en nog eens onzinantwoordde de schilder scherp. Toen vervolgde hij gemoedelijk «Kom mijn jongen, wees nu niet dwaas, ua, je zult naam maken de wereld zal je uitbundig lof toezwaaien, een schoon en wijd veld ligt voor je open De jonge kunstenaar drukte krampachtig de ge balde vuisten tegen de borst. «En al doe je het niet ter wille van je toekomst, doe 't dan om mijnentwil. «Ik kan niet,» borst Johan uit, «nog eens ik kan, ik mag niethoe zwaar mij 't offer ook valt, ik moet blijven.# «Maar dat is de grootste onzin, die ooit op de wereld is uitgekraamd. Ik zeg je nog eens, je moet gahn. «Plaag me nu in Godsnaam niet langer,» smeekle Johan, «maak het mij niet moeielijker dan ik het reeds heb.De jonge man leed merkbaar. «In 's Hemels naam dan,» antwoordde Overboom, «ik zie wel dat er niets met je te beginnen is. Blijf dan en droom zooveel je wilt en geef lessen en doe niets; ik heb gedaan wat ik kan, adieu!» De schilder richtte zich op en was met een paar breede slagen door het kreupelhout gedrongen. De jonge man hoorde zijne voetstappen wegsterven in de lange laan; toen sprong hij op als een gejaagd hert en snelde hem na. De takken sloegen hem in het gelaat, de doornen wond den hem de handen en het gelaat. Hij bleef staan en luisterde. In de verte krasste het ijzeren hek op zijn verroeste loopers. De beeldhouwer verhaastte zijne schreden en spoedde zich blindelings voort door de duistere lanen. Plotseling bleef hij staan en wankelde op een boom toe. Het hoofd bonsde hem, zijne slapen dreigden te bersten, alles om hem heen scheen op hem aan te dringen. Het zweet gudste hem van het voorhoofd en wild sloeg hij zijne armen om den boomstam. «0 God, o God!# kermde hij, «is dit de hel (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1