No. 319.
Woensdag 22 October
1884.
iiwpp
FEUILLETON
Dg Roman van san Kunstenaar.
lil IStji
Uitgever: L. J. VEERMAN neusden.
voor
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijsper 3 maanden f 1
verhooging.
en ZATERDAG.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Er gaat natuurlijk geene zons- of maans
verduistering voorbij wij hebben het on
langs ook alweer kunnen opmerken of er
worden aardigheden gedebiteerd en feiten ver
teld, die ons doen lachen of ons verwonde
ren. En omdat wij in het algemeen gauw
vergeten, worden de glossen van vorige jaren
nog eens opgewarmd, en als historisch, dat
wil hier zeggen, als pas gebeurd, medege
deeld. Naar den Bosch komt expresselijk eene
familie logeeren, om de maansverduistering
te kunnen waarnemeneen groot natuur
kundige vertelt aan zijn vriend, bij het uit
leggen van het verschijnsel, dat de maan plat
is en de smalle kant naar ons toekeert, zoo
dat wij haar haast niet kunnen waarnemen
hij illustreert zijne verklaring met esn cent
dien hij rechtop en dan horizontaal houdt
tiet eeuwig levende Noord-Brabantsch boer
tje (dat schijnttusschen twee haakjes, een
type van eenvoudigheid te zijn, die overal
bij te pas komt), dat boertje dan vindt het
niets ongerijmd dat de menschen de ver
duistering vooruit voorspellen, want whet
staat immers in den almanak?'' Vele merk
waardigheden weet men dus te vertellen, en
de vraag is, of menigeen, die ze als een grap
oververtelt, zelf de oorzaak wel kent. Wij
hebben zelfs weer den brief uit Tunis gele
zen (de vorige keer kwam hij uit Ivonstanti-
nopel), waarin vermeld stond het heidensch
leven dat de Arabieren maakten met het
doel den draak te verschrikken, die, naar
hun geloof, de maan wou opslokken, maar
naar onveranderlijke gewoonte, toch maar
van het plan afzag, natuurlijk uit schrik voor
het vreeselijk spektakel.
Voor iemand, die er geen begrip van heeft,
is het inderdaad moeilijk zich voor te stellen
hoe men zoo nauwkeurig den tijd der ver
duistering kan aangeven, hoe lang of zij
duurt, wanneer zij het sterkste is, en wat de
oorzaak is van dat alles. Van de oudste tij
den af aan, heeft de mensch den hemel on
derzocht en hem ondervraagd en raadsels ge
lezen, die hij langen tijd vergeefs trachtte op
te lossen. Toen voor meer dan vierduizend
jaren de sterrekundigen in het Koninklijk pa
leis van Ninivë en in de piramiden van
Egypte de wereldbeschouwing van dien tijd
in de steenen uithieuw, werden de sterren
als godheden beschouwd, van hare verhou
dingen, grootte en omdraaiing wist men
niets. Maar 500 jaren voor onze jaartelling
reeds leerden de volgelingen van Pythagoras,
dat onze aarde den vorm van een kogel had
en aan alle zijden bewoonbaar was. Verder
leerden zij dat ook de maan als vrijzwevende
bol in de wereldruimte haren tocht deed
en dat zij door een volk van reuzen werd
bewoond. Alle, of bijna alle uitstekende
menschen van later tijd, vormden zich eene
eigene meening over deze hypothese. Plato,
de leerling van Socrates, de onsterfelijkheid
der ziel leerende, geloofde dat de zielen der
afgestorvenen op de maan en gedeeltelijk
ook op de sterren haar verblijf hielden. Plu-
tarchus schreef over de bewoonbaarheid der
sterren. Giordana Bruno, die tot den vuur
dood werd gedoemd wegens zijne leer,meende
dat de maan en de planeten bewoond waren,
ook Eycho de Brahé, Kepler en anderen
hingen dit gevoelen aan.
Door de algemeene aanneming van het
stelsel van Copernicus werd de aarde, onze
woonplaats, van haren hoogen rang in het
middelpunt der wereld afgestooten en moest
zich met een bescheidener plaats tevreden
stellen, van dienaars van den heer der aarde,
zooals de sterren tot nu toe genoemd waren,
kregen zij een hoogeren rang in het wereld
gebouw en de sterrewichelarij verliep. Door
verbeterde verrekijkers gelukte het langza
merhand zooveel overeenkomst tusschen de
planeten en onzen aardbol te ontdekken dat
onze landgenoot, Christiaan Huijgens, zegt
,/Daar onze aarde en de planeten in zoo vele
opzichten met elkander overeenkomen, zoo
is niets waarschijnlijker, dan dat zij in schoon
heid voor elkander niet behoeven onder te
doen. Er zullen daarom op de planeten met
leven en beweging begaafde wezens zijn, die
niet behoeven achter te staan voor die op de
aarde,namelijk dieren.Deze onderstelling waar
zijnde, zullen er ook wel planten of kruiden
zijn, waarmede die dieren zich voeden. Het
voornaamste en aangenaamste bij dit onder
zoek is, dat wij in deze nieuwe werelden
schepselen plaatsen, met verstand begaafd,
die deze menigte geschapene dingen beschou
wen, enz. enz."
Met enkele afwijkingen duurden deze be
schouwingen tot in de nieuwste tijden door
en duidelijk blijkt dat de mensch zich niet
meer beschouwt als het voornaamste deel
der schepping, maar als een ondergeschikt
deel van het groote geheel. Men ging zelfs
verder, men schreef aan de sterren, naar
mate zij grooter waren, ook grooter be
woners toe; men rekende uit dat de men
schen op Jupiter en op Saturnus veertien
voet lang moesten zijn anderen weer gaven
hun Lilliputters-^s/<2//e)«, maar wonderbare
lichamelijke en geestelijke voorrechten. Men
ging zoo ver de muzikale eigenschappen der
planeten te bestudeeren en allerlei phantas-
tische uitspattingen van den geest kwamen
bij de beschouwing der hemellichamen aan
den dag. Ja men stelde zich vragen als de
volgende^zouden de vrouwen in de maan
behoorlijk hare ondergeschiktheid jegens het
schoone geslacht op aarde erkennen en zou
den die op de planeten iets voor hebben
boven die op de aarde De Duitscher Atha-
nasius Kirche S. J. onderzocht ernstig de
vraag, of de doop geldig zou zijn, die een
Turk of eer* Israëliet zou toegediend wor
den op de planeet Venus, met het water
dat daar gevonden werd.
Het kan ons niet verwonderen dat er te
genwoordig nog zulke ongerijmde denkbeel
den in omloop zijn over gewone natuur
verschijnselen, die de natuurkundige een
voudig verklaart en de leek gemakkelijk
begrijpt. Wij zien immers hoe knappe,
geestige mannen zich voor zonderlinge denk
beelden in de bres stelden en de vreemdste
zaken gingen veronderstellen wij weten hoe
betrekkelijk kort het nog geleden is dat men
voor zeker aannam dat de lucht vergiftigd
werd bij eene maansverduistering en dat
allerlei kwade dampen op de nadeeligste
wijze op het gestel van mensch en dier
werkten. Men gaf een opzettelijken leefregel
aan voor zulke tijdener waren spijzen
waarvan men zich diende te onthouden en
spijzen die men moest gebruiken. En die
voorschriften werden niet gegeven door lie
den in den trant als ons Noord-Brabantsch
boertje, maar door mannen van wetenschap
die heel goed wisten dat de maansverduis
tering zijn oorsprong daarin had dat de
aarde tusschen de zon en de maan trad,
aldus het zonnelicht onderschepte en de
maan in de schaduw bracht. De maan toch,
als zijnde een niet-lichtgevend lichaam, is
niet te zien als de zon haar niet beschijnt.
Totale maansverduisteringen zooals de vorige,
komen niet zoo heel dikwijls voor het is
daarom altijd jammer dat de wolken ons
zoo dikwijls een beletsel zijn, het natuur
verschijnsel oplettend waar te nemen.
C. L. VAN BALEN Jr.
10)
Dc jonge predikant verstond geen woord van het
geen de dokter van tijd tot tijd meende te moeten
zeggen tot opbeuring van zijn tochtgenoot. Hij ge
voelde geen lichamelijke vermoeienis meer, 't was of
al zijn denken zich samentrok in eene enkele onhoor
bare weeklacht. Nu gevoelde hij, de man, die kort
te voren bij zich zelf besloten had verder alleen zijn
treurig bestaan voort te slepen, nu gevoelde hij, hoe
groot het offer was, dat hij gebracht had. Een gansche
wereld van schoone illusiën zag hij voor zich heen
trekken en onherstelbaar verloren gaan. Ach, 't is
nog zoo'n verschil, tot een offer te besluiten, of het
inderdaad te brengen. Hij wist dat de aristocratische
staatsman hem, den vertegenwoordiger van het roem
ruchtige Friesche geslacht, onder geen voorwendsel
de hand zijner dochter zou weigeren hij had ge
vreesd, dat hij wellicht uit zwakheid er toe zou kun
nen komen daarvan partij te trekken, en daarom
had hij besloten zich op te offeren. Dat Hermine
zijne hand zou kunnen weigeren, aan die mogelijk
heid had hij nooit ernstig gedacht. Hij had te veel
gedweept, haar bewonderend uit de verte vereerd en
aangebeden, en nudeze nacht had alles vernie
tigd, wat er nog van hoop in hem was overge
bleven. Hij was bereid geweest, het zwaarste offer
te brengen was het eigenliefde dat de smart hem
verteerde, nu hij zag dat zijn offer geen offer meer
was
«Halt!# kommandeerde de dokter; de beide mannen
legden hun last voorzichtig van de schouders en traden
op de deur toe.
Anna, die het leven had gehoord, opende de deur,
maar trad ontzet terug, toen zij den droevigen stoet
zag naderen. De dokter legde den bezwijmde te bed
en wendde zich tot den dominé.
Zie zooDat is tot zoover klaarGa nu naar
huis, dominé, en slaap eens goed uit, ge ziet er
slecht uit. Ik blijf hier.*
De predikant nam zwijgend afscheid, groette juf
frouw Taurel en vertrok.
Toen vrouw Siemons dien nacht ouder gewoonte
niet kon slapen, en door de kleine ruitjes van haar
venster naar buiten keek, stond de dominé voor het
raam zijner kamer, drukte het bleeke gelaat tegen
de koude vensterglazen en staarde droevig in den
duisteren nacht naar buiten.
De oud-minister sprak niethij scheen te vol van
allerlei denkbeelden, om een enkel daarvan in woorden
uit te drukken.
Kort nadat Hermine gezeten was, werd de dokter
aangediend.
»Ah, zoo?# begon hij glimlachend. ja, ja, ik wist
't wel, zenuwen en niets' anders. En hoe gaat 't
nu Hoe gevoelt ge u
»Eeii weinig afgemat,antwoordde Hermine rustig,
«maar overigens heel wel.«
In de woning van den oud-min ister Van Blendensteyn
was den volgenden morgen weêr alles tot de vroegere
orde teruggekeerd. Tegen één uur zat Hermine aan de
koffietafel en was schijnbaar weer dezelfde van vroeger.
Toch lag er over het gelaat van het meisje eene ganscli
andere uitdrukking dan gewoonlijk; zij scheen ouder ge
worden. Kort te voren nog bijna een kind, had haar
gemoedsleven in een enkel oogenblik eene bepaalde
richting verkregen er lag eene ernstige trek op haar
gelaat, maar juist die uitdrukking spreidde er een
waas van lieftalligheid over.
«Zoo, zoo? En,# wendde hij zich tot den minister,
waart ge niet vreeselijk ongerust over uw troetel
kindje
«Ik wist niet, wat ik ervan denken moest,ant-
woorde de minister, ik was te verbaasd om ongerust
te zijn. Maar hoe is 't met onzen beeldhouwer
Ilermine zag den dokter angstig aan.
«Hij ligt nog altijd bewusteloos,# was 't antwoord.
«Er moet iets gebeurd zijn dat zijn zenuwgestel
een geweldigen schok heeft toegebracht, want ver
wondingen, hetzij opzettelijke of toevallige, zijn niet
te bespeuren. Van tijd tot tijd uit hij eenige onsamen
hangende woorden, maar 't is mij nog niet mogen ge
lukken, hein tot bewustzijn terug te brengen.
«Zou er gevaar zijn?# vroeg de minister.
Hermine wachtte in angstige spanning het antwoord
af.
De dokter kuchte en trok toen de wenkbrauwen
hoog op, een teeken dat de zaak bedenkelijk was.
«Als er niet spoedig verandering komt, vrees ik een
hersenaandoening, en dan is het ergste mogelijk.#
Ilermine verschoot van kleur; de dokter ni.rUe
het op en wilde een weinig hoop laten doorschemeren,
toen ze haastig opstond en de kamer uit trad.
De oud-minister stond op en naderde den gen-e-
lieeii
«Zoudt ge werkelijk meenen, dat Hermine's be
zwijming alleen een gevolg was eener hevige zenuw
aandoening
»Jn,« antwoordde dc dokter oolijk, «dat is mijne
vaste overtuiging.
«Goed, maar zou de oorzaak niet dieper liggen?»
«Dat weet ik niet,klonk het ontwijkend. «Om
daarover te oordeeleiv zou ik haar beter moeten ken
nen maar 't is mogelijk, misschien is haar zenuw
gestel reeds vroeger
«Ach neen,# viel de minister hem knorrig in de
rede, «ge begrijpt mj niet, of ge wilt mij niet be
grijpen ik bedoel, of de jonge kunstenaar niet mis
schien een dieper' indruk op Herinine heeft gemaakt,
dan mij
«Nu, 't zou zoo'n wonder niet zijn; hij heeft een
geniaal voorkomen en is een degelijk mensch mij
dunkt, zoo iemand moet indruk maken op een jong
meisje, en mijns inziens is hij nog zoo'n verwerpelijke
schoonzoon niet. Hij heeft genie, en zal naam maken....
«En toch zal hij nooit mijn schoonzoon worden,#
prevelde de diplomaat en schreed met groote stappen
door liet vertrek. «Een Van Blendensteyn zou de
vrouw worden van dezen man, uit de heffe van het
volk gesproten, een man, die zich alleen door zijn
wilskracht heeft kunnen opheffen uit zijn geringen
stand
«En die zich nog hooger zal opheffen,# vervolgde
de dokter, «die zich op de vleugelen van zijn genie
hoog boven ons zal zien gedragenwat dunkt u, is
deze aristocratie des geestes niet schooner dan de
aristocratie die de geboorte uit een oud geslacht
geeft? Is de beitel van dezen man niet meer waard
dan een wapenbord?#
De minister zweeg en staarde vóór zich.
«Neen,# sprak hij eindelijk, »ik zal het nooit, nooit
DOOR
v - -