No. 320.
Zaterdag 25 October
188'
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEEEMAN Heusden.
voor
Dg Roman van eon Kunstenaar.
i
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruim
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezond
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
OVER, DEN TELEFOON
De Telefoon verresprekerheeft naast den
Telegraaf verreschrijverzachtjes aan bur
gerrecht verkregen in de samenleving. Waar
men den een noch den ander vindt, ge
voelt men 't gemis nog niet recht; zij die
er dagelijks gebruik van maken, kunnen zich
bijna niet voorstellen boe men in vroeger
dagen zich redde. Toch deed men dat, maar
men haastte zich langzaam. Wij varen snel,
rijden vliegend, brengen mondelinge bood
schappen over tot personen, die uren van
ons verwijderd zijn, schrijven brieven aan
vrienden, die in 't volgend oogenblik nadat
ze geschreven zijn, reeds gelezen worden,
we teekenen rennende paarden en bliksem
stralen, we maken om niet meer te noe
men boter, eieren en andere levensmid
delen uit allerlei ingrediënten, die met we
zenlijke boter enz. niets uitstaande hebben,
we leven in een wondereeuw en we weten
zelf niet hoe ver we 't wel brengen zullen
dat is zeker, mag niet alles onverdeelde
bewondering eischen, de geriefelijkheden, die
de electriciteit ons aan de hand doet, kun
nen we dankbaar aanvaarden en ieder, die
deze uitbreidt of de bestaande tot grooter
volkomenheid brengt, heeft aanspraak op onze
dankbaarheid.
Daar is nu b.v. de Telefoon, wat een kos
telijk hulpmiddel is die geworden in het on
derling verkeer! De man van zaken stelt
zich door middel van dit instrument op de
hoogte van 't geen er in fabriek of kantoor
geschiedt en regelt van zijn huiskamer uit
de werkzaamheden. Gemeenten, buiten tele-
graafnet gesloten, komen door middel van
den telefoon in aanraking met de buiten
wereld en zien zich uit hun isolement ge
trokken. En in groote plaatsen, waar de
inwoners elkaar voortdurend noodig hebben,
en dus telken dage een onnoemelijk getal
boodschappen van huis tot huis gaan, waar
ieder oogenblik de tegenwoordigheid der
wakende machten, als brandweer en politie,
noodig kan zijn op alle plaatsen der stad,
waar handelsondernemingen voortdurend in
contact staan met magazijnen, kantoren,
winkels, reederijen en wat niet al, daar is
de telefoon reeds zoo onmisbaar geworden,
dat men in wanhoop de handen wringen
zou, indien men hem thans ontberen moest.
Men heeft daarom een zeer eenvoudig mid
del bedacht om allen met allen telefonisch
te verbinden, door een kantoor te openen,
waar tal van dienende geesten, meestal dames,
als zooveel middelaressen zijn tusschen de
contractanten. Wenscht een dame, die in de
Boompjes te Rotterdam woont, haren docter
te raadplegen en daarna haar modiste, om
vervolgens een bezoek te brengen aan haar
intiemste vriendin, dan plaatst ze zich een
voudig aan haar toestel en vraagt achtereen
volgens aansluiting met de woning des dok
ters op de Coolsingel, met die van haar
modiste in de West.e Wagenstraat en met
die van Mevr. haar vriendin op de Kruiskade.
De telefonisten op 't centraal bureel brengen
die lastgevingen op zeer eenvoudige wijze
ten uitvoer en bedoelde dame raadpleegt
des noods haren arts in de verte over meer
of minder gevaarlijke voorboden van ziekte,
haar modiste over de allerjongste Parijsche
hoedenmode, terwijl ze haar vriendin het
voorgenomen bezoek aankondigt.
Dat alles gaat wonderlijk eenvoudig in
zijn werk en wanneer nu de telefoon maar
aan de eischen beantwoordt en duidelijk
spreekt, is er geen gemakkelijker middel
van conversatie denkbaar tusschen verwij
derde stadgenooten onderling.
Dat ^/duidelijk sprekenlaat echter met
de gewone telefoon nog wel iets te wenschen.
Die nimmer met dit instrument omgegaan
heeft en 't voor de ooren zet, weet in 't
eerst niet wat hij hoort. ITij heeft door
't geen hij er van gelezen en vernomen heeft
een verkeerd begrip opgevat van 't geluid
dat de telefoon doet hooren. Hij verwacht
een menschelijke stem te vernemen en hij
hoort een gepiep, dat men niet beter ver
gelijken kan dan met dat van een zeer jong,
buitengewoon vroeg sprekend kind of met
dat van een dwerg, die buikspreekt. Nu
doet 't er wel niet toe in wat toon een
gesprek tot ons komt, als we 't maar ver
staan, maar in de praktijk laat de gewone
telefoon nog zooveel te wenschen over, is
zoo humeurig en nukkig in zijne werkzaam
heden, dat hij al evenveel malen verwenscht
is door belanghebbenden als geprezen.
Toch zal er een tijd komen dat de telefoon
zelfs aan de stoutste verwachtingen beant
woordt. Ziehier op welken grond we dit
uitspreken.
Enkele dagen geleden ontvingen we een
vereerend schrijven van de firma Ribbink,
van Bork Co. te Amsterdam, Spui 9,
Electriciens der Kon. Ned. Marine, een uit-
noodiging tot een bezoek aan haar inrichting,
waar op 't oogenblik een oor haar vervaar
digden telefoon te zien en te gebruiken is,
bestemd voor de Enschedésche Telefoon
maatschappij.
We hebben aan die uitnoodiging gevolg
gegeven en kunnen met, ingenomenheid
daarvan verslag uitbrengen. Het geluid door
den telefoon dier heeren voortgebracht is zóó
zuiver en duidelijk verstaanbaar, dat met
behulp van zulk een instrument geen vergis
singen meer mogelijk zijn en geen humoristi
sche beschrijvingen van de ellenden waaraan
een telefoneerend mensch blootgesteld is,meer
zullen geleverd worden. En zeker zal, onder
alle plaatsen in ons land waar den telefoon
burgerrecht geschonken is, Enschede binnen
kort de kroon spannen, door tot heden on
gekende acuratesse in 't overbrengen van
berichten.
Alleraardigst vonden we de wijze waarr
de vervaardigers den telephonischen w(
verlengden. De afstand van spreker ti
hoorder is in haar inrichting zeer klei
misschien 20 M. op zulk een afstand
natuurlijk geen telefoon noodig. Om daarar
te gemoet te komen men vatte dat hi(
juist tegenovergesteld op hebben zij ee
toestelletje gemaakt met eenige klossen, o
welke een geleiddraad gewonden is. e
lengte van dien draad, die naar willekei
kan verkort worden, bedraagt 1400 k.m
dat is 250 uren gaans en wanneer ze n
den electrischen stroom dezen enormen a
stand laten passeeren, behoudt het gelui
denzelfden klank en dezelfde duidelijkheii
We hebben ons hier niet vermoeid mi
het geven van een verklaring van de
telefoon en den daarmede verbonden micro
foonmen zoeke die elders.
Alleen wilden we wijzen op de schooi:
verbetering door genoemde firma aangebracl
aan een toestel, dat spoedig overal ee
onontbeerlijk hulpmiddel in 't maatschapp
lijk Jeven belooft te worden. We kunne
daarom ook niet treden in details van c
door haar vervaardigde toestellen, temee
dewijl wij zelf ook er 't fijne niet van wete
Onze wetten verklaren iederen uitvindi
vogelvrij en 't is dus zaak van ieder, die ie
goeds vindt, daarmee niet te spoedig te koe
te loopen't is meer gebeurd dat de ee
geld sloeg en naam maakte uit wat ee
ander met veel hoofdbreken en kosten g
vonden had. De hh. Ribbink, van Bork c
houden vooralsnog 't heft in handen, mai
stellen met opoffering van hun tijd de doe
hen verbeterde toestellen ten toon voor ei
belangstellende.
Wij danken hen voor de heusche onl
vangst, we brengen hen onze hulde
vrijmoedig bevelen we hun toestellen bij on:
lezers aan.
G. L. VAN BALEN Jr.
14)
De woning van den jongen schilder was een een
voudig burgerhuis; hij woonde er alleen met zijne
zuster, die eenige jaren ouder was dan hij.
Het huis bestond uit twee voorkamers, aan de
dorpstraat gelegen, en waarvan de eene tot atelier
was ingericht, terwijl zich op dezelfde verdieping nog
eene achterkamer en de keuken bevonden Achter
het huis liep eene soort van veranda, die met hout
gedekt was, en waaruit men het kleine tuintje achter
het huis kon bereiken. Dit tuintje was door de zorgen
van Johans zuster ingericht tot een sierlijk bloemen-
verblijf, waarvan het gezin, dat het bovenhuis be
woonde, verreweg het meeste genot had. Een ge
deelte van het atelier was van het overige afge
schoten en tot slaapkamer voor Johan ingericht. Hier
was de beeldhouwer des nachts door den dokter en
den dominé neêrgelegd.
Toen de geneesheer terugkeerde en de slaapkamer
binnentrad, stond hij niet weinig verbaasd, den jongen
kunstenaar niet meer te bed te vinden.
Johan zat, in zijne kamerjapon gehuld, in een rieten
stoel achterover geleund en scheen te slapen. De arts
naderde verbaasd den sluimerende, toen deze de oogen
.opsloeg en den geneesheer verschrikt in het ge
laat zag.
«Zoo, zoo,rt heeft mijnheer de zieke het bed ver
laten
De jonge man wilde opstaan, maar de dokter
duwde hem weêr in zijn stoel.
Houd je gemak maar,zieken staan hovende etiquette.»
Hij nam een stoel en zette zich naast Johan.
Vertel mij nu eens, hoe 't gaat?» vroeg hij, den
pols van den zieke omvattende en hem onafgebroken
in de oogen starende.
«Vrij goed,» was 't antwoord, ik gevoel mij alleen
wat zwak, maar volstrekt niet ziek.»
«Zoo, zoo, en hoe ben je er toe gekomen, om zoo
plotseling op te komen
Ik kon het daar in bed niet uithouden,antwoordde
Johan, «'t werd mij te benauwd.
«En heb je ook eenige herinnering van wat er de
laatste vier-en-twintig uren gebeurd is
«Neen, nog niet,was 't antwoord, «ik kan mij
zelfs niet herinneren, hoe en wanneer ik ziek geworden
ben
«Dat weet ik ook niet, maar gisteren avond heeft
de dominé je bewusteloos in 't bosch gevonden, en
wij hebben je toen hierheen gebracht.»
De kunstenaar fronsde de wenkbrauwen en dacht
na, en hoe verder zijn gedachtengang zich uitstrekte,
des te donkerder werd zijn blik, des te moede-
loozer trek speelde hem om den bleeken mond.
«Ja, ja,prevelde hij eindelijk; «nu weet ik alles
«Je moogt den dominé wel dankbaar wezen en
hem wel eens een extra bezoek brengen, als je weêr
beter bent.
Ja,« antwoordde Johan, droevig glimlachend, dat
eischt de beleefdheid, maar....»
Hij zweeg en blikte duister voor zich.
«Nu, wat maar?» vroeg de dokter.
De jonge man schudde het hoofd, dat diep op de
borst was gezonken; toen wierp hij zich weêr achter
over in zijn stoel en mompelde
«Ik wilde zeggen, dat het mij beter zou geweest
zijn, als men mij had laten liggen, waar ik was...»
«Kom, kom,« bemoedigde de dokter, «niet zoo
somber. Je bent nog jong, mijn waarde, en 't leven
is nog zoo schoon.»
«Voor anderen wellicht, voor mij niet....»
«Ach, zwaarhoofd!«
«Neen, 't is geene zwaartillendheid; 't is gecne
inbeelding. Honderdmaal vat ik den beitel op, als
mij een denkbeeld door het hoofd schiet, ik tracht
het beeld, dat mijn verbeelding mij heeft voorge-
tooverd, vast te houden, en als dan de spanning op
't hoogst is, als ik meen, bergen te kunnen verzetten,
dan overvalt me, als een vampyr, deze ellendige moede
loosheid, en het droombeeld is voor eeuwig ge
weken.
«Maar die periode hebben zelfs alle groote kunste
naars doorleefd. Hebben niet Wagner en Dickens,
Defregger en Michel Angelo aar. hunne roeping ge
twijfeld Ze hebben immers, evenals gij. dikwijls ge
worsteld met die schaduw, die alle licht verzelt. Maar
als ze dan op het punt waren als kunstenaar ten onder
te gaan dan kwam er een machtige aandrift tusschen-
beide, hergaf hun de oude krai hlen en deed ze stijgen
en stijgen, tot ze de hoogte hadden bereikt, waarop
ze vóór ons staan.
Ik begrijp u niet,» antwoordde Johan.
«Neem bijv. Cariyle,sprak de dokter, «hij twij
felde aan zichzelf, twijfelde aan zijn onmiskenbaar
genie haatte 't leven, dat hem een last was. Daar
verschijnt Jane Welsh op z ju p. d en reikt hem de
hand zij ondersteunt hem, wa. r hij dreigt neer te
storten, overhandigt hem de peis. die zijn vingers van
moedeloosheid ontviel, en maakt In na tot den grootsten
wijsgeer van zijn tijd, den onvergetelijken geschi
schrijver van de geweldige zelfbevrijding eens volks
De dokter zweeg, en Johan blikte somber vóórzie
«Wie zal in mij de vlam van het genie opwekken'
klonk het bitter daar binnen.
De geneesheer legde hem de hand op den schoud
en vervolgde ontroerd «Men heeft u geraden, na;
Italië te gaan men heeft u in de gelegenheid g
steld, die reis zonder geldelijke bezwaren te maker
waarom gaat ge niet Volg mijn raad, pak uw koff
en vertrek dan zullen die drukkende gedachten v\
wijken.»
Johan antwoordde somber: «Spreek mij daarovt
wat ik u bidden mag, niet weêr; ik ga niet.»
«En waarom niet vroeg de arts op vaderlijki
toon. «Uit eergevoel? Ziet ge er tegen op, omd
het den schijn heeft, dat ge om Godswil geholpi
wordt
»Neen«, antwoordde de kunstenaar, het hoofd
den nek werpend, »'t is geen genadebrok, dien mi
mij toewerpt; 't is eene som, die men mij leentlat
geef ik het geleende met woeker terug.»
«Juist, maar wat weerhoudt u daa?«
«Ik zal alleen dan gaan, wanneer het geheele comi
het mij toestaat. Wat wilt ge, dokter, zou
er aanleiding toe mogen geven, dat de kwade tongi
eenmaal kunnen zeggen: «Ziedaar een man, die do
ondankbaarheid groot is geworden.Neen, duizendma
neen, ik ga niet.«
De dokter zweeg en dacht na«Daar moet ei
sterkere prikkel gevonden worden dan zijne eerzuel
of hij zal blijven en zijn ellendig bestaan vooi
sleepen, tot de dood er een einde aan maakt. E
man onderdrukt met ijzeren hand zijn zueht naar roei
om niet ondankbaar te schijnen. Hij smacht er na
de vleugelen uit te slaan, maar dit ellendige comi
DOOR