No. 325. Woensdag 12 November 1884. FEUILLETON Uitgever: L. J.VF.FUMAN JTcusdcn. De eerste oneenigheid. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. In elk huishouden wordt een groot ge deelte van den beschikbaren tijd door de vrouw des huizes gewijd aan de zorg voor het eten. Ook een aanmerkelijk deel van het wekelijksch inkomen gaat in het huis houden van den kleinen burger heen om in de kosten van het voedsel te voorzien. De tijd die er mede te loor gaat in het huishouden, waar de zorgen der vrouw zich werkelijk tot het huis bepalen, kan dikwijls wel anders gebruikt worden en waarschijn lijk wel beter ook, maar hij is toch zoo slecht niet te ontberen als in die gezinnen, waar de man niet alleen het brood ver dient, maar waar de vrouw ook hare bij drage moet leveren tot de verdienste, opdat de beide einden aan elkander komen. De meerdere duurte van de eerste levensbe hoeften, bij betrekkelijk gelijke of mindere verdienste, is oorzaak dat het aangroeiende huisgezin niet meer genoeg heeft aan het geen de man kan winnen en de vrouw moet mede aan den arbeid, hetzij op het veld, hetzij in de fabrieken. Dan moet het eten dikwijls in een minimum van tijd klaar ge maakt worden en Icoe het dan klaar ge maakt wordt, daar zullen wij ons maar niet in verdiepen. Zeker is het dat het in de meeste gevallen niet zeer smakelijk zal zijn en dat het hoofdzakelijk buikvulling ten doel heeft, zonder dat men zich over het min of meer voedzame veel bekommert. Van verschillende zijden is op deze zaak het oog gevestigd en men heeft pogingen in het werk gesteld in dien toestand ver betering aan te brengen. Door fabrikanten die veel volk, zoowel mannen als vrou wen, aan het werk hebben, zijn gemeen schappelijke kook- en eethuizen opgericht, waar door eenige weinige vrouwen voor allen gekookt wordt en waar het voed sel of gemeenschappelijk gebruikt of mede naar huis genomen wordt. Dat aan zulk eene wijze van handelen groot voordeel is verbonden, valt niet zeer moeilijk te bewij zen. Daar alles in het groot wordt inge kocht en dadelijk betaald, is het natuurlijk ook goedkooper; daar degenen die met het gereed maken- er van belast zijn, haar gan- schen tijd er aan kunnen wijden, is het veel smakelijker en voedzamer en daar al les tegelijk wordt klaar gemaakt is er groote besparing van brandstoffen en tijd. Die voordeelen zijn zoo in het oog loopend dat men in de groote steden al zeer spoedig deze wijze van handelen ging navolgen en de volksgaarkeukens of eethuizen werden overal gevestigd, voornamelijk echter in de wijken, waar de grootste arbeidende klasse bestaat. Werden deze inrichtingen eerst met wantrouwen aangezien, langzamerhand kwa men zij meer in trek en de statistiek be wijst, dat het bezoek aan die eethuizen steeds grooter wordt. In de groote plaatsen be staan zij evenwel alleenniet dat de kleinere plaatsen ze ook niet noodig hebben, maar daar went men zich minder spoedig aan nieuwigheden en zij kunnen niet bestaan, als zij geen talrijk bezoek hebben, want bij de vermeerdering van debiet, vermeerderen de kosten en de tijd lang niet in dezelfde evenredigheid. In Amsterdam, Londen, Nieuw-York, Pa rijs, in de groote fabrieksteden van Duitsch- land, vindt men ze overal en het toenemend gebruik bewijst duidelijk dat zij in eene behoefte voorzien. In de sterk bevolkte wijken van Nieuw-York vooral, zijn zij in groote menigte; daar is het niet de philan- tropie, die ze opricht, maar de zucht naar winst, die uit deze inrichtingen munt weet te slaan. Tegen twaalf uur verschijnen man nen en vrouwen uit de nabij gelegen stra ten om in manden de behoeften voor hun huisgezin te halen. Uit groote potten worden de soep en de groenten geschept, voor hunne oogen wor den de schijven van het gebraden vleesch afgesnedenverlangt men karbonaden, zij worden versch gebraden. De voornaamste klanten dezer gaarkeukens zijn ambachtslie den, wier vrouwen ook werken, waschvrou- wen, die thuis wasschen, in den zomer fa milies, die te bekrompen wonen en de hitte die door het koken ontstaat, vermijden moeten en velen doen het ook wegens de goedkoopte, daar zij niet in staat zijn zulk een menu klaar te maken. Goedkoop is alles, maar er zijn nog goedkoopere eet huizen, waar men een bord soep voor één cent, een groot stuk vlecschpastei voor twee cent, enz., kan krijgen. (Een Amer. cent is er 2Vs van ons.) De proviandmeester, die zijne gasten zoo goedkoop kan verzor gen, verkrijgt zijne fourage uit de beste hotels van de stad, waar hij tweemaal per dag heengaat, na het ontbijt en na het diner. Daar wordt nooit iets opgewarmd of voor de tweede maal op tafel gezet. De restanten, die op de borden zijn achter gebleven, zijn niet van zijne gading, hij neemt slechts wat op de schotels is achterge bleven. Hij brengt iederen avond acht honderd a duizend pond vleesch alleen naar huis en drijft deze zaak nu reeds sedert vijftien jaren. Hij betaalt er geld genoeg voor; in één der voornaamste hotels alleen vijfendertig dollars, circa negentig gulden, per week. Zijn huis staat bij Eastriver, in een druk bevolkte wijk. Des avonds na achten komt de eigenaar met zijn wagen, zwaar beladen met tonnen, vaten en cilin dervormige bussen. Alle vaten worden in een achterkamer gebracht en daarna ge ledigd. Eene episode uit het huwelijksleven door G. Alleen! Met dit enkele woord, dat uit het diepst van zijn hart voortkwam, omhelsde dokter Muller zijn jonge, beminnenswaardige, nog geheel in bruidspracht stra lende echtgenoote. Emilie, zoo heette zij, zeide niets. Volgens vrou wenmanier loosde zij slechts een diepen zucht en leunde toen met het hoofd tegen zijn borst. In de kamer naast hen ruischten nog de zijden kleeden, daar hoorde men nog het klinken en rinke len der glazen en helder, wegstervend lachen. Dat waren echter slechts de laatste, nu vertrekkende gas ten en de overblijfselen van een vroolijk feest, die nu door de bedienden werden weggeruimd. Emilie keek tot haar beminden echtgenoot op en haar oogen vulden zich met tranen, tranen van een zoete smart, die wij steeds ondervinden bij het ver laten van den nauwen kring, bij het scheiden van een gezellige huiselijkheid, bij den aanvang van een schitterende loopbaan. Dokter Hugo Muller, een jong bekend arts, had deze loopbaan vóór zich en hoe heerlijkEmilie zou die met hem deelen. Vrouwen houden van glans en zijn gaarne door pracht verblindook op Emilie's liefde was het bovengenoemde uitzicht niet zonder in vloed gebléven. Hugo was haar ideaal van een man en het huwe lijk was voor haar iets niet minder idealistisch, iets waaraan het gewone proza van het leven niet mocht komen, waaraan het ten minste in haar huwelijk niet komen zou. Hugo was werkelijk een geleerd man en te diep in de menschelijke natuur ingedrongen, te goed be kend met het gezellige en gemeenschappelijke leven der menschen om de zaken niet praktischer, niet ernstiger op te vatten, of door het rooskleurige heden de nog verborgen toekomst te vergeten. Emilie wilde zich losrukkenhij hield haar nog vast en keek voor de eerste maal ernstig en vor- schend in de vol onbeschroomdheid blikkende oogen. Emilie, zeide hij, en zijn stem had een geheel anderen, veel mannelijker klank dan vroeger, eer gij iri dit leven een stap verder doet moet gij mij nog iets beloven en verzekeren déze belofte steeds en vóór alles heilig te houden. Wat dan, mijn geliefde? vroeg Emilie en ge voelde geheel het ernstige van dit oogenblik. Een belofte voor de eeuwigheid wat ideaal, wat bui tengewoon romantisch Het was echter niets idealistisch, niets romantisch wat de praktische dokter, nu haar echtgenoot, van haar vorderen wilde, en het klonk ook zeer droog, zeer dor, toen hij zeide: Beloof mij dat wij ons nooit na eenige oneenig- heid ter ruste zullen begeven, vóór wij weder ver zoend zijn. Emilie was het als ware zij uit den hernel ge vallen. Oneenigheid? herhaalde zij met bittere verwon dering in gebaren'en stem, o Hugo! Hemel! zij had aan zijn belofte van eeuwige liefde geloofd, aan iets zoo zorgeloos idealistisch en nu kwam hij daar met zulk een nuchtere, prozaïsche verklaring aan. Reden genoeg om de nog omklemde hand van haar echtgenoot los te laten en hem te doen be Op een groote, kale tafel van dennenhout wordt een telkens grooter wordende hoop opgestapeld van gedeeltelijke koude, ge deeltelijk nog rookende restanten van vleesch, visch en gevogelte, schijven van rund-, kalfs- en schapenvleesch, ham, tong, eenden, ganzen, hoenders, kortom alle eetbare dieren zijn vertegenwoordigd, van uitstekende kwa liteit en zelfs goed klaar gemaakt naar do regels der Fransche kookkunst. De andere helft der tafel wordt gevuld met brood, be schuit en de menigvuldige Amerikaansche gebakken, die den vreemdeling niet smaken. Onderwijl is de voorkamer met eene hongeiige schaar van mannen, vrouwen en kinderen bevolkt, met keteltjes en mandjes in de hand. Deze behooren allen tot de arme bevolking, meest Duitschers en Ieren, armoedig maar zindelijk gekleed. Eindelijk begint de verkoop. De man pakt vleesch en groenten, de vrouw brood in do mede gebrachte manden. Voor het vierde ge deelte van een dollar, GV2 cent van onze munt, kan een huisgezin van vier personen den geheelen dag genoeg eten, het is vol doende voor drie maaltijden. Zulke inrichtingen zijn natuurlijk slechts mogelijk in zeer groote steden, waar men ze zelfs van nog minder allooi aantreft, waar werkelijk de afval slechts verzameld en verkocht wordt. Nog niet alleen de afval, die op de borden in de groote restauraties overblijft,maarook het bruikbare, dat reeds is weggeworpen. In deze gevallen is natuurlijk alleen de zucht naar winst de drijfveer tot handelen, maar zij bewijzen eens te meer, dat van alles nut te trekken is, als men slechts de kunst kent van te verzamelen hetgeen bruikbaar is. Practische lieden grijpen de koe bij de horens en hebben door het oprichten van volks gaarkeukens en eethuizen reeds velen een onschatbaren dienst bewezen. Voor een merken hoeveel onrecht en droefheid hij haar door deze vordering had aangedaan. Hugo deed alsof hij van dit alles niets bemerkte en zeide op denzelfden toonNiet waar, Emilie, gij belooft mij dat en zult nooit de zon over onzen toorn laten ondergaan. Hugo, antwoordde Emilie kort en een eerste donkere schaduw kwam over dat anders zoo wolken loos voorhoofd, neen, dat wilt, dat kunt ge niet van mij verlangenik ik ik Nu? vroeg Hugo, met een vroolijk lachje. Ik ik zal nooit boos wordenbracht zij er kort uit en wendde zich half van hem af. Neen, mijn schat, zeide hij, gij zult nooit boos worden, maar misschien toch eens uw lief mannetje, wanneer hij niet kan zooals hij wil of niet wil wat gij wilt, of moet, wanneer hij iets niet gaarne doet. En zie, lief kind, niets is ongemakkelijker te beslech ten dan eene oneenigheid tusschen echtgenooten, als men tijd laat om een derde er bij te halen en den krijg langer dan vier en twintig uur laat duren. Het lachje zweefde nog steeds om zijne lippen. Als gij met deze derde, antwoordde Emilie en haar stem beefde een weinig, wellicht op mijn moeder zinspeelt en mij daardoor beduiden wilt, dat ik voortaan mijn hart voor haar moet sluiten, haar mijn vertrouwen ontzeggen, haar in mijn hart en in mijn huis tot een vreemde moet maken, dan dan moet ik u toch zeggen dan dat gij haar even zooveel onrecht aandoet als mij, omdat omdat wij beiden niet boos worden neen, zeker, nooit, en mijne goede moeder zal zich ook nooit in een twist mengen. Zij liet hem nog het drie vierde van haar gezicht zien. Gij windt u op, Emilie, zeide Huge hierop zacht,'maar vast. Hij greep haar hand die zj hom slechts wederstrevend liet. Ik denk daarbij in de verste verte niet aan uw goede moeder, die in mijn hart niet verder, in mijn achting niets lager staat dan mijn eigen mo«der. Maar ik ken het leven, mijn kind, en ik weet, dat duizenden en duizenden van huwe lijken niet zoo ongelukkig zouden zijn» ja zoo ver schrikkelijk ongelukkig zouden worden, zooals het vaak gebeurt, indien de menschen elkander vóór den eer sten stap in het nieuwe leven beloofden wat ik met alle liefde, met alle ernst van u bid vorder. O, gij vordert! riep nu Emilie op een toon van beleedigden trots uit, uw eerste woord in onzen nieuwen slaat is een eisch en gj gebiedt mij. Nu, men moet zeggen dat gij uw heerschappij over mij vroeg laat gelden. Maar wanneer gij eisclit zeker, dan moet ik 11, ja, wel beloven wat geen ander als mijn man van mij durft vorderen en ik beloof u dat mij deze belofte heilig zal zijn, onder alle omstandigheden en in weerwil dat het slechts een gedwongene kan zijn, dat ik uit eigen beweging niet iets beloven kan, wat mij geheel vreemd is, mij niet boos te maken. Zij had daarbij onwillig met haar arm gezwaaid, als om los te komen. Nu trok zij zich los en trad in weinige driftige stappen naar het venster. Daar stond zij, als vernietigd. Was dat het huwelijksleven dat zij voor zich en hem had gedroomd en zich met duizenden kleinigheden had voorgesteld en in gedach ten voor zoo gelukkig had gehouden. Reeds op den drempel van het bruidsvertrek het akelige proza van het leven dat zij bij hare onders genoeg had leeren kennen om het voor immer uit haar huis te verban nen. Twist! zij was de liefde, de toegenegenheid, de vrede zelve, zij had zich zoo zeker voorgenomen hem nooit een onvriendelijk ruw woord te zeggen en hij sprak van twist! Ongehoord! Zij dacht aan de waarschuwingen van haar moeder, toen zij zoo ide- van en Alteoa,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1