1884. Uitgever: L. ,T.YEEUMAN Heusdcn. VUILNIS. FEUILLETON. RAÏÏDA* VOOK Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z ATERD A G. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1Franco per post zonder verbooging. prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. z/Wat vuilnis toch eigenlijk is?" werd aan iemand gevraagd, die bekend stond voor zijne snedige antwoorden en geestige zetten. //Vuilnis", zeide hij, //is alles, wat niet op zijne plaats ligt." Het antwoord moge als een paradox of wonderspreuk klin ken, in den grond der zaak is het toch waar, vooral tegenwoordig. Vuilnis is iets slechts zoo lang tot het opgeborgen is en tot een nuttig doel kan worden aangewend. En omdat er heden ten dage maar zeer weinig is dat niet productief gemaakt kan worden, heeft het woord meer dan vroeger zijne beperkte beteekenis gekregen. Vroeger, toen er van gezondheidsleer in de verte nog geen sprake was, zag het er met de zindelijkheid in de steden maar zeer slecht uit. Wat men kwijt wou zijn, wierp men op straat of in het water, of waar men er maar het eerste van af was en verder bekommerde men er zich niet om. Of de straat één groote mesthoop was en of de gracht één modderpoel was vol rottende bestanddeel en, wie bekommerde er zich om, of wie zag er kwaad in Geen mensch. Zoo kwam het dan ook dat de epidemiën van vroeger tijden zoo snel en zoo verwoestend om zich heen grepen, hare slachtoffers zoo bij duizenden telden. En nog veel erger zou het geweest zijn, als naast het kwaad der onzindelijkheid niet een ander had be staan dat het eerste ten minste voor een gedeelte neutraliseerde. Vroeger zwierf er namelijk door de steden allerlei soort van vee, dat de rottende overblijfselen der dieren in de straten gedeeltelijk verslond. Dat vee was een soort van onbezoldigde vuilnisman, maar maakte het evenwel de bewoners ook wel eens te lastig. Het is zoo lang nog niet geleden, tien a vijftien jaren, dat de eenige vuilnisopruimers te Konstantinopel die wilde, onbekende honden waren, die aan hunne eigene wijken verbonden,wel de straten van veel onreinheden zuiverden, maar tevens dikwijls aanslagen maakten op het leven der menschen, die zich op ongelegen tijden, des nachts b.' v., in de straten waagden. Het was niet zeldzaam dat er in de straten van genoemde stad dertig a veertig personen jaarlijks door de wilde honden verscheurd werden. Het is er beter geworden, maar niet veel. Dat de cholera zoo heftig in het wereld beroemde Napels om zich heen greep, is grootendeels aan de verregaande onzindelijk heid in de achterbuurten te wijten. Karak teristiek is hetgeen een ooggetuige ons daar van dezer dagen mededeelde. Hij zag hoe eene geheele straat lang al den afval der doode visschen, koppen, ingewanden enz. eenvoudig op de straat gesmeten werd, zoo dat het voor een vreemdeling er niet uit te houden was. Toen hij aan eene vrouw vroeg of zij niet wist dat het zoo schadelijk was voor de gezondheid, kreeg hij ten ant woord //waar móeten wij het anders laten Vroeger werd het nog opgeruimd, maar nu de varkens niet meer langs de straat mogen loopen, blijft alles maar liggen". Onder de Bourbons namelijk liepen varkens langs 's heeren straten en vulden zich de maag met al dien afval. Te Napels had deze vrouw dit nog in herinnering het is dan trouwens ook nog maar een twintigtal ja ren geleden, maar vroeger was het in meer dere streken gebruikelijk dat de varkens tot stadsreinigers waren aangesteld- En nog niet de varkens van iedereen. Dit was nog een soort privilegie. Men behoeft slechts te denken aan de Sint Maartensvarkens te Utrecht. Meer en meer begint men in te zien van hoeveel belang het voor den gezondheids toestand der burgers is, dat de lucht niet verpest wordt door allerlei onreine dampen en daarom wordt alles uit de straten der steden verwijderd wat aanleiding kan geven tot schadelijke uitwasemingen. Het vuilnis wordt verzameld en zooveel mogelijk pro ductief gemaakt, zoodat hetgeen vroeger ballast was, tegenwoordig voor vele plaatsen eene bron van inkomsten is. Nergens ge schiedt dat productief maken op grooter schaal en voordeeliger dan in Nottingham, eene stad met ruim 100,000 inwoners in Engeland. De massa van het verzamelde vuil wordt zooveel mogelijk gedroogd. De droge massa wordt op eene kolossale zeef geworpen, ge schud en aldus in twee deelen gescheiden. Het doorvallend gedeelte van stof en asch wordt vermengd met den afval der slachte rijen, het keukenvuil, vischmarktenafval enz., waardoor eene meststof ontstaat die zeer gezocht is en tot hoogen prijs van do hand wordt gezet. De grootere stukken die op de zeef zijn blijven liggen, als stukken vaatwerk, oude laarzen en schoenen en afval van al lerlei aard gaan in den oven, waar zij met behulp van een krachtigen luchtstroom wel dra in een dikke vloeibare massa worden omgezet, welke met het beste gevolg ge bruikt wordt bij den aanleg van wegen. Uit de massa die in den oven wordt ge worpen, wordt evenwel eerst het kostbaarste vuil afgezonderd. In de eerste plaats bohooren daartoe de lompen, het papier, de beende ren en het blik van de talrijke bussen, welke gediend hebben voor het bewaren van le vensmiddelen. Porselein en ander vaatwerk worden in groote mortieren geworpen en tot een poeder gestampt, dat als bouwmateriaal zeer ge zocht is. Ter verwarming van den oven worden brandstoffen gebezigd, die eveneens uit den afval zelf zijn verkregen. Sedert ruim een jaar werkt de oven en nooit is het noodig geweest brandstof aan te koopen; die was overvloedig voorhanden in hetgeen vroeger vuilnis was. Zelfs werd eene stoommachine van 16 paardenkracht daardoor in beweging gehou den, welke elk uur circa 410 hectoliters water in uitgestrekte reservoirs brengt, be stemd om in alle behoeften van het water voor de geheele inrichting te voorzien en om o. a. eiken nacht 4000 tonnen om te wasschen. In het geheel zijn 26,000 dezer tonnen te Nottingham in gebruik, welke in 43 daarvoor bepaaldelijk vervaardigde wa gens worden opgehaald- Nog wordt door do stoommachine een werktuig in beweging gebracht dat het geheele gebouw van elec- trisch licht voorziet. De schoorsteen van de inrichting is de hoogste van geheel Notting ham. De gassen, daaruit opstijgende, ver oorzaken niet den minsten last in den om trek. Voor geregelden afvoer van de voort gebrachte stoffen is zorg gedragen door den aanleg van een spoorweg en een kanaal. Het werkvolk ontdoet zich bij het verlaten van de werkplaats van alle vuile kleederen en heeft gelegenheid zich te wasschen en te baden. Deze methode voor het gebruik van den afval voldoet zoo uitstekend en werpt zulke goede uitkomsten af zoowel met het oog op den gezondheidstoestand van de bevolking als wat het geldelijke betreft, dat door den bekenden professor Reclam het stelsel ter na volging in Frankrijk en Duitschland wordt aanbevolen. In verreweg de meeste groote plaatsen wordt door sorteering en bijzondere behan deling de schadepost omgezet tot een post die een voordeelig saldo oplevert. Hetgeen weggeworpen is en op plaatsen ligt waar Novelette uit den cholera-tijd in Egypte, C. L. v. BALEN Jr. 2) De Moliammedaanschc geneesheer, de wijdvermaarde llakhim, die was onderwezen in de El-Azhar moskee te Kaïro, verscheen weldra, door het vooruitzicht op eene rijke belooning aangelokt. Voor Youssoufs huis brandden te zijner eere al de kleine olielampjes, waarmee de deurposten der gpgoeden zijn behangen. De wijze man zelf, eerbiedig gegroet door de uitge teerde fellah's, zetelde op een prachtigen ezel, door een kleinen neger voorafgegaan. Een kostbaar Turksch gewaad omgaf zijn breede gestalte, en de groene, gmet gouden strepen versierde tulband duidde hem aan als afstammeling van den profeet. Hij was een oud, maar toch nog krachtig man, met langen grijzen baard en gerimpeld gelaat. Bij de deur steeg hij af, monsterde met tevredene blikken de brandende lampen en trad binnen. Door eene bijzondere vergunning was het mij op mijn dringend verzoek toegestaan, getuige van de plech tigheid te wezen. De Hakhim naderde den kranken Abdallahik zelf zette mij neèr bij de legerstede van de kleine Rauda, die voortdurend in krachten toenam. De zegen negentig vrome man sprak op de wijze der Moslemin den uit; de vrouwen lieten niet af de negen-en- kralen hunner rozenkransen te verschuiven. Intusschen had de geneesheer een handvol zout uit den zak gehaald en strooide het door het vertrek, ten einde de booze geesten te verdrijven. Toen nam hij twee klompjes aarde, door hem zelf uit Mekka meegebracht en omwoeld met draden uit het kleed dat de gouden Kaaba omgeeft. De pelgrims ont vangen ieder jaar de stukken van dit prachtige, met goud doorstikte brokaat-kleed ten geschenke, zoodra de onderkoning van Egypte het oude dooi den nieuw heeft laten vervangen. De stukken van het oude worden als bijzonder geneeskrachtig be schouwd men omwindt een stukje Mekka-aarde met de draden daarvan en beschrijft het ten overvloede nog met koran-spreuken. De Hakhim legde een van deze heelende klontjes onder het hoofdkussen, het andere op de borst van den lijder. Daarna nam hij een platte zilveren schaal en beschilderde de randen met tooverteekenstoen goot hij er een eetlepel water uit de heilige bron in, dat hij in een fleschje bij zich droeg, en gaf het den knaap te drinken. Abdallah zette de schaal aan den mond en dronk gretig; toen zonk hij weer in zijne kussens terug met geloovig vertrouwen tot den heiligen Intusschen begonnen zich verontrustende teekenen te vertoonenkrampachtige pijnen trokken de spieren van zijne ledematen samen, de verwoes tende ziekte scheen te spotten met de tooverspreuken van den Hakhim. «Zal ik herstellen, mijn vader?» vroeg de zieke met zwakke stem. «Insch Allah; zoo God het wil,prevelde de en blikte man op. eneesheer, «God is groot!» Hij gelastte den mannen te bidden, verwijderde de vrouwen en beval den vader eene aloëplant op te hangen, die vooraf 24 uren op het graf van een heilige had gelegen. Toen vertrok hij, voortdurend zijne gebeden prevelend, zelfs niet gestoord door den klank der goudstukken, die Youssouf hem in de hand liet glijden. Zal Abdallah beter worden vroeg de kleine Rauda mij fluisterend. «Ik weet het niet,antwoordde ik, en streek haar over de gitzwarte lokken. «Ik weet het niet, maar uw vader moest een Duitschen dokter laten halen: die zal uwen broeder weèr doen herstellen.» Vader wil niet,» antwoordde het kind, «en als Abdallah sterft, heeft hij niets meer, want van Rauda houdt hij niet.» De eenvoudige woorden van de kleine sneden mij door de ziel, want ik wist maar al te goed dat ze de volle waarheid bevatten. «Arm kind,» dacht ik, «arme verstootelinge. Een hartstochtelijk snikken ging van het bed der kleine op; met schreiend hart verliet ik de ramp zalige woning. Wat zegt de Hakhim?» vroeg ik aan Youssouf, zal uw zoon genezen?» Insch Allah,» antwoordde hij somber. Ik legde de hand op zijn schouder en blikte hem in het gelaat. «Geeft gij om het leven van uw zoon?» vroeg ik. De oude zag mij woest aan, maar gaf geen ant woord. «Als het leven van uw zoon u iets waard is, haal dan een geneesheer. Nog is het niet te laat.» De oude zweeg een wijle, toen richtte hij het hoofd op en zeide: «Geen schild van het verstani keert de pijlen van het noodlot af. De Duitsche dokter kan een wijs man zijn, maar wat kan een mensch tegen het Kismet? Wat Allah wil, zaj geschieden. lk wendde mij wrevelig af en vertrok Youssouf bad en keerde naar het ziekbed van zijn zoon terug. liet werd avond en de berichten uit het huis van mijn buurman werden steeds onrustbarender, de crisis naderde. Juist stond ik gereed mij naar bed te begeven, toen er lievig op mijne huisdeur gebonsd werd. Het was Youssouf. «Help mij, en God zal u loonen!» sprak hij, «mijn zoon is zeer krank.» Ik kleedde mij en volgde hem; weldra stond ik bij het bed van den zieke. «Alle Franken verstaan de geneeskunst,» mompelde Youssouf: «red hem.» Ik hielp den armen lijder zoo goed ik kon en het scheen hem eenigzins te verlichten. «Nog is het tijd,» sprak ik toen tot den vader, die mij in de diepste verslagenheid had gadegeslagen «zend om den dokter.» Hij dacht eenige oogenblikken na en scheen te weifelen. De biddende mannen hadden intusschen op zijn bevel het vertrek verlaten ik bemerkte dat ik veld won. «Ach vader, laat den Duitschen dokter komen, klonk op dit oogenblik. het vleiende stemmetje van de kleine Rauda. «Ga heen,» mompelde de vader, haar van zich af tootende. Het kind had, door zich bij mijn ver zoek aan te sluiten, onwetend alles bedorven. «Het ga zooals God wil, de Hakhim zal niet komen.» «Dan zal uw zoon sterven,» sprak ik driest. (Slot volgt.) Noodlot. DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1