No. 333. Woensdag 10 December 1884. Y erkiezingen. FEUILLETON. De stomme Hadji. VOOR Uitgever: L. .T. VEETIMAN Iïcusden. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verbooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. De slag is geslagen. De schrijvers van hoofdartikelen voor de verkiezing maken hunne pennen schoon de kiesvereenigingen sluiten hunne bureau's, de redenaars gun nen zich tijd om adem te halen en de om- gepraatte, gevleide kiezer koestert zich nog eenige oogenblikken in het zalige gevoel, dat hij eigenlijk de man is die den doorslag geeft, die beslissend optreedt in den politieken strijd, weldra echter zinkt hij terug in zijne onbeduidendheid. Hij herdenkt met weemoed de vele uren van genot, die de kiesvergaderingen hem verschaften; nog klinken de liefelijke woor den der kandidaten hem in de ooren, wan neer zij met ontroerde stem verklaarden en verzekerden, dat zij dag en nacht slechts denken aan het welzijn van den kiezer, van het district, van het land. O, arme kiezer, als gij eens wistAls gij ten minste maar wist, wie van de mede dingers gelijk had. Maar allen spraken zoo goed en zoo mooi, van allen werd zooveel goeds en moois verteld, beiden streden met zoo'n edele geestdrift voor de goede zaak en waren zoo vol offervaardigheid en vader landsliefde, dat gij het liefst beiden had geholpen. Als gij uwe stem nog maar had kunnen deelen en ieder er wat van geven. Eéne gedachte moge li troosten in dit dilemma: de Heeren hadden u noodig, al kenden zij u ook anders niet of al wilden zij u niet kennen, al leefdet gij nog zoo stil en nog zoo in het verborgen, nauwelijks het aanzien waard voor één dag, voor één oogenblik, als bezitter van dat kleine, lang werpige papiertje waart gij hun en hunnen voorvechters onontbeerlijk, zij hadden u noodig. Hier schikt het nog al. Hier gaat men elkander ten minste nog niet te lijf, zooals men dat in andere landen ziet doen, hier krijgen wij nog in de troonrede een pluimpje dat wij zoo bedaard gebleven zijn, maar toch geven de verkiezingsdagen aan leiding tot verkoeling tusschen de beste vrienden, en de mannen van de bescher mende rechten en van den vrijhandel poli- tizeeren er op los daarover en over zoo menig ander geschilpunt en met verhitte hoofden zegt men elkander allerlei onaan genaamheden, om ze na den verkiezings strijd langzamerhand weer te vergeten. Zoo als wij zeiden, hier blijft het gelukkig nog maar bij een woordenstrijd, waarschijnlijk ook wel daarom, omdat het staatkundig leven hier nu niet zoo bijzonder ontwikkeld is, maar in België, in Engeland, in Amerika wordt soms formeel slag geleverd tusschen de verschillende partijen en het is nog maar luttel weken geleden dat de dagbladen ons uit de Vereenigde Staten meldden, dat er bij zoo'n strijd dooden gevallen waren. Wel dreigt men hier elkander wel eens met ont houding van klandisie enz., maar de praktijk gaat boven de theorie en als de kalme dagen weerom zijn gekomen, dan loopt het zoo'n vaart niet en alles gaat weer zijn ge wonen dagelijkschen gang. Wij spraken zooeven over het geringe politiek leven dat hier heerscht. Met weinig uitzondering geldt nog de regel: wWat de Heeren wijzen, zullen wij prijzen.'' Men bemoeit zich niet met de publieke zaak, men stelt er geen belang in, omdat men, de goeden niet te na gesproken, er geen verstand van heeft. Velen, wij zullen niet zeggen de meesten, maar het verschilt toch niet veel, velen weten niet wat er toe ver- eischt wordt om stembevoegdheid te hebben. Men weet ja, van een zekere som in de belasting; twintig gulden om kiezer te zijn voor de Provinciale Staten en de Tweede Kamer en de helft om het te zijn voor den Gemeenteraad, maar toch zijn daarover vele verkeerde opvattingen. Die twintig of die tien gulden zijn geene gemeentebelastingen, geen polderbelasting, niets anders dan rijks belasting. Hoe menigmaal hebben wij hooren af geven op een Gemeentebestuur, omdat men meende onrechtvaardig van de kiezerslijsten te zijn weggelaten. Wij zullen niet zeggen dat er nooit eens een opzettelijk wordt afgelaten, maar als het gebeurt, is het zeker hoogst zeldzaam. Zeker is het, dat het iemands eigen schuld is,wanneer hij van zijn recht geen gebruik kan maken, omdat zijn naam niet op de lijst staat. Vóór den vijftienden Februari zenden de ontvangers der directe belastingen aan den Voorzitter van den Gemeenteraad, lijsten waarop de belastingschuldigen voorkomen en waarop het bedrag van elke belasting afzonderlijk van elk is aangegeven. Uit die lijsten maakt het dagelijksch bestuur drie lijsten welke de personen aanwijzen, die tot het kiezen van leden van de 2e Kamer, van de Prov. Staten en van den Gemeente raad bevoegd zijn. Die lijsten worden aan geplakt en gedurende veertien dagen voor ieder ter inzage neergelegd, opdat allen, die bezwaren hebben, deze bezwaren kun nen ten berde brengen. Het dagelijksch bestuur is natuurlijk niet gehouden te weten of men in eene andere gemeente ook in de directe belas ting is aangeslagen; daarom moet de voorzitter de inwoners der Gemeente uit- noodigen, zoo zij elders in de directe be lastingen zijn aangeslagen, daarvan opgave te doen vóór 15 Februari. Het is niet noodig dit te doen, wanneer men zelf in de Gemeente hoog genoeg is aangeslagen, maar het gebeurt dikwijls dat dit niet het geval is, maar dat de vereischte som be reikt wordt, wanneer men zijn aanslag in eene andere Gemeente er bij voegt. Men ziet dus dat alle maatregelen zijn genomen om vergissingen te voorkomen en dat wij het aan ons zeiven te wijten hebben wan neer wij ten onrechte van de kiesbevoegd heid zijn uitgesloten. Maar zoo gaat het, de uitnoodigingen door het Hoofd van het Ge meentebestuur worden gedaan, de bekend makingen geschieden geregeld, maar men gaat het voorbij, en later geeft men de schuld aan hen, die geen schuld hebben. De census, dat is het bedrag der som die vereischt wordt, is verschillend, het hoogst in Amsterdam, 112in Rotterdam en in den Haag 100de andere plaatsen varieëren.het platte land heeft meest vooreen- sus f 20. Voor kiesbevoegdheid voor den Ge meenteraad is het de helft. Die twintig gulden zijn alleen Rijksbelastingpersoneel, grondbelasting, patent. Het patent telt ge heel, want de opcenten zijn daar geheel rijksbelasting, maar de andere belasting telt niet geheel, daarvan telt alleen de hoofdsom plus de twintig rijksopcenten. Wanneer dus iemand in de personeele belasting b. v. is aangeslagen voor f 24 dan is hij nog geen kiezer, want dan zou waar voor rijk, provincie en gemeente samen 64 opcenten zijn, de hoofdsom be dragen ƒ14,635 en de twintig rijksopcenten 2.93 dus te zamen f 17,56 dus bijna een rijksdaalder onder de vereischte som. Wanneer de hoofdsom bedraagt f 16.67, dan zijn de 20 rijksopcenten f 3.34, dus dan heeft men juist het vereischte bedrag bereikt. Betaalt iemand dus alleen perso neele belasting en is het bedrag der hoofd som onder 16.67, dan is hij geen kiezer voor de Tweede Kamer noch voor de Pro vinciale Staten die getallen worden de helft wanneer het kiesbevoegdheid voor den ge meenteraad geldt. Wanneer de census anders Oorspronkelijk verhaal, C. L. VAN BALEN. 1) Zoo bevonden wij ons dan in de stad, die het doel van onzen tocht was, in het oude Hail, de residentie van den vermaarden emir Ibn-Rashid. De strakke hemel van Nedsjed, het stamland der Ara bieren, welfde zich boven ons, en van uit onze ver trekken in het huis van onzen gastheer, Moebareh, konden wij de gele woestijn zien en de donker blauwe bergen, die haar in het westen begrenzen. Deze Moebareh, in wiens woning wij vertoefden, was een blanke slaaf van Ibn-Rashid doch niets in zijn voorkomen verried dat. Hij was het trouwens ook alleen in naamzijne kleeding verschilde niet van die der bloedverwanten des emirs, en in zijne eigene woning, een waar paleis, leefde hij als een gaapt door de inwoners. Wij werden door Miggins oostersch vorst. Hij was een der rijkste lieden van ook aan den emir voorgesteld, en sedert dien tijd de stad. beschouwde hij ons als zijne gasten en tevens als Mijne beide reisgenooten, de natuuronderzoeker zijne beschermelingen. Deze houding van den half- Latirose, een Franschman, en de heer Miggins, die wilden Arabier verblijdde ons, want we begrepen dat voor eene politieke zending naar Hail was gekomen, schenen vrij goed te slagen. Mijn vriend Latirose deed talrijke onderzoekingen, zamelde al, wat leefde en niet te groot was, op, en bergde het in zijne bus sen en doozen dikwijls bewonderde ik hem, wan neer hij uren lang geduldig bezig was met een paar waterdieren ter grootte van eenige millimeters, die hij in een der zoutbekkens had gevangen. Telkens herhaalde hij zijne gewone uitdrukking: »De zaken gaan goed«, juist alsof hij een koopman was, die een voordeeligen handel drijft. De heer Miggins moest dikwijls bij den emir op audiëntie en had naar het scheen heel wat moeite, om altijd kalm te blijven tegenover den schurkach- tigen muzelman. Ook mijne zaken liepen naar wensch. Met eenige handelaars in Hail had ik kennis gemaakt, handels betrekkingen met hen aangeknoopt, afspraken ge troffen, en, nadat we een tiental dagen in de stad hadden vertoefd, was ik tot het vertrek gereed. Alleen op Miggins behoefden wij dus nog te wachten, want Latirose was altijd gereed en nooit. Intusschen maakten wij talrijke uitstapjes in den omtrek van Hail, of wandelden op ons gemak door de zonnige straten der stad, nieuwsgierig aange- zijne vriendschap ons van dienst zou kunnen zijn. Op zekeren dag verhaalde de gastheer ons, dat binnen enkele dagen de terugkomst kon worden ver wacht van Perzische pelgrims die de heilige stad hadden bezocht. Van toen af rijpte bij ons het plan, om met deze lieden den tocht naar Perzië mede te maken. Wij zouden tot Nejef, de heilige stad aan den Euphraat met hen gaan, en vandaar onze reis over Bagdad en Bassora voortzetten. Vooral Latirose juichte dit plan toe, want hij be greep dat er heel wat bussen en doozen voor hem te vullen zouden zijn, voor wij den dertigdaagschen tocht door het hart van Arabië zouden hebben vol bracht. Miggins sloot zich bij ons aan, om dat deze uitstekende gelegenheid tot het bestudeeren van de zeden en gewoonten der bedouinen hem toelachte, en ook om het avontuurlijke van den tocht. Ik zelf stemde vooral om laatstgenoemde reden met het plan in, en zoo werd dan ons besluit genomen en wachten we nog slechts, op wat de naaste dagen ons brengen zouden. Geen drie dagen later bevestigden zich de woorden van onzen gastheer, Moebareh, en verscheen de ka ravaan voor de poorten der stad. Ibn-Rashid liet den Hadji's eene plaats aanwijzen, waar zij hunne tenten konden opslaan, eene door palmen beschaduw de vlakte nabij de poort, die uit zag op den weg naar Mekka. De emir bezat een huis in den omtrek dezer poort, vanwaar hij het kamp voortdurend kon waarnemen. Hier ontving hij ook ons dikwijls, maar den voornamen pelgrims verleende hij alleen audiëntie in zijn kasteel. Dan spreidde de Arabier al zijne weelde en rijkdom ten toon, om de vreemdelingen te verblinden en hun een hoogen dunk Yan zijne macht te geven. Hij wist niet dat de weelderige Persen de schouders optrokken over zijn machtsver toon en zich vroolijk maakten over zijne verschoten tapijten en armzalige versierselen, die dan ook wer kelijk bij de hunne geheel in het niet verzonken. De tenten der pelgrims vertoonden de meest mogelijke afwisseling, zoowel in kleur als in grootte en inrichting. Die van een der Perzische stamhoofden, wien wij op zekeren dag in gezelschap van Ibn-Rashid een be zoek brachten, was weelderig ingericht. De grond was belegd met schitterende tapijtenkostbare stoffen vormden de binnenwanden en sierlijke meubelen ston den langs de zijden. De arme bedevaartgangers echter woonden met vijf of zes kameraden onder onoogelijke zeilen, die ter nauwernood in staat waren, om de koude nacht lucht buiten te houden. Sommigen zelfs sliepen onder den blooten hemel, zonder eenige bedekking dan de vodden, die hun lichaam bekleedden. Intusschen zetten wij Miggins voortdurend aan om spoed te maken, daar anders ons geheel plan in duigen zou vallen en werkelijk, de dag dat de pel grims zouden vertrekken, naderde, en nog waren zijne onderhandelingen niet afgeloopen. De bede- Alten», DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1