No. 343.
Zaterdag 17 Januari.
FEUILLETON.
De stomme Hadji.
lig
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
-
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 cL Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
r Binnenlandsche ADVERTENTIEN
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
(INGEZONDEN.)
Ieder die eenig kapitaal bezit, hetzij veel
of weinig, hoort men in den tegenwoordigen
tijd er over klagen dat hij niet weet op welke
wijze hij zijn geld beleggen zal. Die keuze
is dan ook in werkelijkheid zeer moeilijk.
Wie kent niet in zijne omgeving personen,
die, meenende dat ze hun geld in de meest
soliede papieren belegd hadden, na eenigen
tijd bespeurden dat hun kapitaal verbazend
in waarde verminderd of ook wel soms ge
heel verdwenen was? Zulke waarnemingen
zijn zoo algemeen, dat het eene uitzondering
is als men iemand ontmoet die zoo iets niet
ondervonden heeft.
Deze verliezen schaden niet veel, wanneer
het beleggen der gelden geen ander doel
heeft dan reeds aanwezige groote fortuinen
nog weder te vergrooten, maar ze zijn ver
schrikkelijk voor hem, die van een inkomen
leven moet, al moge dit ook vrij aanzienlijk
zijn. Laten we eens aannemen dat zoo iemand
jaarlijks 1000.van zijn inkomen over
houdt, dan zou hij in 10 jaar, rente op rente
gerekend, p.m. ƒ12,500.bespaard hebben.
Het is echter de vraag wat er van die som
terecht komt, als hij zijn gelden in effecten
belegd heeft, en het moet eene ontmoedi
gende gewaarwording zijn, als men na zulk
eene jaarlijksche besparing tot het besluit
komt dat niemand daarvan geprofiteerd heeft.
En dit geval is regel, niet uitzondering.
Wanneer men nu zoo iemand over eene
levensverzekering spreekt, zal men waarschijn
lijk vernemen: ,/wat heb ik daaraanIk zal
liever mijne inkomsten trachten te verbeteren
en dan dubbel spaarzaam zijn zoo alleen
kan ik mij dekken voor het geleden verlies."
Iemand die goed op de hoogte is, zal hem
gemakkelijk kunnen aantoonen dathijvoor-
deeliger doet als hij zijn leven verzekert,
dan wanneer hij op nieuw effecten koopt.
Daartoe zal hij op de volgende wijze moeten
redeneeren.
Alle effecten, zonder onderscheid, zijn
meer of minder aan koersverschil onder
worpen. Gij kunt er dus nooit op rekenen
dat het kapitaal, 't welk gij door besparen
wenscht te verkrijgen, op het tijdstip waar
op gij denkt het bijeen te zullen hebben,
werkelijk aanwezig zal zijn-
Hebt gij eenige effecten in uw trommel
liggen, ge komt er zoo gemakkelijk toe
eens deel te nemen aan een eenigszins ge
waagde onderneming, die u een geringe
kans op voordeel geeft, of wel ge helpt
een vriend, die op een gegeven oogenblik
in geldnood verkeert.
Geldswaardige papieren zijn ook bijzon
der geschikt om nu en dan gebezigd te
worden tot oprichting, instandhouding of
uitbreiding van liefdadige instellingen, waar
in ge veel belang stelt, en, hoe secuur gij
uw schat ook wegsluit, er zijn altijd een
aantal menschen die het bestaan er van
vermoeden en weten en om een aantal re
denen azen op uwe spaarpenningen, want
het is een algemeen verschijnsel dat men
schen, die weinig te verliezen hebben, ge
makkelijker zijn over te halen aan ver
schillende' zaken finantiëelen steun te geven,
dan zij die groote fortuinen bezitten.
Bedenkt men daarbij nog dat de fiscus
u onophoudelijk bespiedt, om te zien of
hij uwe belastingen nog niet wat kan ver-
hoogen, dan zult gij spoedig tot de gevolg
trekking komen dat het door u opgespaarde
en ueiegde geld op den duur aan zeer
groote gevaren is blootgesteld.
Nu heeft ieder die spaart daarmede een
bepaald doel. Men spaart öf om als de
avond des levens aanbreekt zich vrij en on
afhankelijk te kunnen bewegen, of om aan
zijn echtgenoote na zijn dood wat te kun
nen nalaten, waarvan zij zelve leven en
aan haar en uw kinderen eene behoorlijke
opvoeding kan geven, of om aan zijn kin
deren een uitzet te verzekeren, of om zeker
te zijn dat men na zijn dood geen schul
den zal nalaten, die drukken op hen die
men lief heeft.
Deze bedoelingen, en we zouden er nog
veel meer kunnen opgeven, worden echter
dan alleen bereikt wanneer men lang ge
noeg leeft en het bespaarde zoo belegt, dat
men zeker kan zijn het niet te zullen ver
liezen.
Wat de eerste dezer voorwaarden be
treft, daarover spreken wij thans niet; wij
releveerden dit reeds herhaaldelijk. Op de
gevaren, onafscheidelijk aan de beste geld
belegging verbonden, wezen wij boven.
Het sparen door middel van Levensverze
kering komt daaraan geheel tegemoet. Men
is ten allen tijde Verzekerd het doel, dat men
zich heeft voorgesteld, te zullen bereiken.
Voor eene jaarlijksche besparing van
ƒ1000.kan men heel wat contracten slui
ten, die de toekomst van zich zeiven, van
vrouw en kinderen verzekeren. Zeer dikwijls
hoort hij, die tot Levensverzekering aanspoort,
de opmerking dat die contracten zoo duur
zijn, en dat men niet zooveel missen kan,
terwijl dezelfde man, die zóo spreekt, veel
meer dan de vereischte premie overhoudt en
dit bespaarde geld zóo belegt, dat het na
eenigen tijd waardeloos is geworden. Meer
en meer moet de man, die van een vast in
komen leven moet, gaan inzien dat hij niet
door effecten, maar wel door Levensverzeke
ringen zijn gezin kan verzorgen. Het komt
er maar op aan dit den menschen duidelijk
aan het verstand te brengen, want wie zal
niet verkiezen voor een vaste jaarlijksche
bijdrage hetzelfde te verkrijgen, als wat men
eerst na jaren sparens, gedurende welke men
niet weet en weten kan hoeveel men bespa
ren moet, bereiken kan?
bmde om naar den slomme te zien; ook de anderen
blikten 'n doffe wanhoop voor zich. Geen geluid
klonk dan de sleepende voetstappen der kamcclen; alles
was als verlamd door kommer en ellende.
Daar trof een Arabisch woord mijn oor, en tege
lijkertijd zag ik dat Latirose den stomme bij den
arm greep en hem hevig schudde. Doch de onge
lukkige bemerkte het niethij ging voort met in
zich zelf te spreken. Het geluid werd luider en
luider. Eenige Hadji's keken op en blikten verwon
derd den spreker aan, maar nog zweeg hij niet. De
woorden die hij sprak werden verstaanbaareerst af
gebroken door een onduidelijk geprevel, werden ze
duidelijker en duidelijker
Daar klonk op eens, zacht, maar verstaanbaar, de
eerste woorden van een Arabisch lied
«Zachte, vriend'lijke avondster
Doch op eens brak de spreker zijne woorden af,
richtte zich hoog op, breidde de armen uit en her
haalde
«Zachte vriend lijke avondster
Toen stiet hij een snerpende gil uit en stortte rug
gelings van zijn kameel naar omlaag.
Wij slaakten schier gelijktijdig een angstkreet en
stegen af; maar ter nauwernood stonden we naast den
gevallene, of een oorverdoovend gejuich steeg uit de
karavaan op.
Mesched-Ali 1klonk het uit duizend monden te
gelijk,
zame vlakte.
Door geestdrift bezield hieven de Hadji's zich in
den zadel op, breidden de handen uit in de verte en
herhaalden hun geroep; «Mesched Ali, de heilige
stad
Wij hieven den bewustelooze op en legden hem
in den draagstoel van Latirose's kameel. Toen stegen
Mesched-Ali schalde het langs de onherberg-
we weer op en ja, daar ginds in het dommelige
verschiet, daar donkerde als de gouden avondster de
koepel van de heilige stad.
Mesched Aliriepen ook wij, met tranen in de
oogen en drukten elkaar de hand.
«Wat is dat?» riep Latirose opeens en luisterde.
Uit het voorste gedeelte der karavaan steeg een
zacht, sleepend geluid op, het werd luider en luider,
meerdere stemmen voegden zich bij de andere en
eindelijk, daar ruischte het, wel eentonig en droef
geestig, maar voor ons als een gezang der engelen
«Zachte, vriend'lijke avondster#
Langzaam en zacht ruischte het zangerige lied van
den stommen Hadji ons tegen uit de monden der
Arabieren, die de karavaan vergezelden; zoet als het
suizen van den wind door het palmenwoud, liefelijk
als het wiegelied dat eene dierbare moeder ons weleer
voorzong.
Maar de trouwe Latirose, in wiens oog een jtraan
blonk, mompelde; «Arme, moedige vriend.»
Nejef of Meschcd-Ali is een van de heilige steden
der Sjütcn. Zij bevat het graf van Ali den neef van
den profeet, wiens dochter Aiisja hij huwde, en daarom
beschouwen de Perzen de stad als heilig.
Wij vertoefden er niet lang. Wel hadden wij
het gaarne gedaan ter wille van onzen kranken vriend,
dien wij nog altijd «den stommen Hadjinoemden,
doch aan de andere zijde dreef ons de vrees voor
nieuwe gevaren en het wantrouwen van Abdul-Sham-
mar tot vertrekken.
Wij voorzagen ons dus van versche paarden en
voerden den zieke met ons in een gemakkelijken
draagstoel, een zoogenaamden «lakteravan,» die door
Het Land vm iicnsdcn ra Alttwt,
lAHfiSTMAT EN
ËOMELEBWAAfiS
Oorspronkelijk verhaal,
DOOR
C. L. VAN BALEN.
Slot.
Latirose zag het en schudde het hoofd de droef
geestigheid van onzen vriend scheen hem te veront
rusten.
Weer verhief de stomme zich hoog in den zadel
en rekte den hals uit om verder te kunnen zien,
maar nog vertoonde zich niets. Hij glimlachte op
nieuw met dienzelfden ijlhoofdigen lach.
Een doffe kreet achter ons, deed ons het hoofd
omwenden de man die ons volgde wankelde in den
zadel en stortte toen met kameel en al naar omlaag.
Zij die achter hem reden, beschreven een boog om
het dier en zijn ruiter, en verder bemoeide niemand
zich met hen.
Op eens werd mijn oor getroffen door een zacht
gemurmel in mijne nabijheid ik keek op en kon een
kreet van schrik niet weerhouden. De stomme Hadji
had de handen over de borst gekruist en bewoog de
lippen als een biddende. Ook Latirose had het gezien
toen ik naar hem keek, zag ik, dat alle kleur van
zijn gelaat geweken was.
Plotseling echter- maakte zijn kameel een sprong
en bevond hij zich aan de zijde van den Hadji. Maar
de ongelukkige lette niet op hem het geprevel werd
een gemompel, eerst zacht, daarna luider. Abdul-
Shammar scheen te zeer verdiept in zijne eigene el-
twee zeer makke paarden getorscht werd. Als een
moeder verzorgde Latirose hem en week niet van zijne
zijde. De goede verpleging en de verstandige behande
ling droegen vrucht. Toen wij na eene reis van acht
dagen Bagdad bereikten, reed «de stonmfe Hadji»
naast onswel was hij nog zwak en bleek, maar
versterkend voedsel en gezonde beweging deden het
overige.
Na een oponthoud van eenige dagen vertrokken
wij langs den Tigris naar Bussora, waar wij spoedig
scheepsgelegenheid vonden naar Aboesjire aan de Per
zische Golf. Hier scheepten wij ons in op een Engelscli
vaartuig, dat ons naar Bombay bracht.
Nu eerst waren wij veilig. Wij wooschten elkaar
geluk met den goeden afloop van de reis en onzen
vriend Paul Ulrich met het gelukken van zijn ver-
metelen tocht.
Daar Miggins door den onderkoning van En-
gelsch-Indië weldra met eene zending naar Afgha
nistan belast werd, en Latirose zijn beschikbaren
tijd reeds verre overschreden had, ging ons vier
manschap spoedig uiteen. «De stomme pelgrim»
bleef te Bombayik zelf sloot mij bij Latirose
aan en maakte met hem de terugreis naar Eu
ropa.
De zee bergt miriaden van waterdroppelen in
haren schootsoms vereenigen enkele zich voor
een tijd met elkander, tot de rustelooze golfslag
hen weer uiteendrijft en in gezelschap van anderen
de reis doet voortzetten.
Zoo ook met ons.
De reis door Nesjed, het hart van Arabië,
ligt verre achter mij en de mannen die met