BUITENLAND. BINNENLAND. Brieven uit de Residentie. van herinnering op dit grootsche werk door hem verricht. Robert Hamerling zegt van hem in een verheerlijkend gedicht De Duitsche natie heeft ter herinnering aan de vestiging van een eenig rijk een gedenkteeken opgericht, dat Bismarck als ter eere van zijn werk beschouwen mag. Het staat bij Rüdesheim aan den Rijn en het opschrift z/Zum Andenken an die ein- müthige, siegreiche Erhebung des Deutschen Volkes und an die Wiederaufrichtung des Deutschen Reiches" wijst rechtstreeks op Fürst Von Bismarck. Het aantal briefkaarten, dat jaarlijks in Europa verbruikt wordt, bedraagt 350 millioen. In de Vereenigde Staten verbruikt men ongeveer 250 millioen briefkaarten. Bismarck ontving op zijn 70n verjaardag 2100 brieven en 2322 telegrammen, die 80.000 woor den bevatten. Stuart Cumberland heeft te Mainz oen nieuw wonder vertoond. Hij verzocht twee heeren de zaal te verlaten en binnen een ruimte van 1000 Meter afstand een voorwerp te raden hetwelk hij daarna naar de zaal zou halen. Zóo geschiedde het. Op de gewone wijze giug Cumberland met een der heeren de stad in en haalde, na eenigo omwegen, uit een cigarenwinkel een kistje sigaren te voorschijn dat de twee heeren werkelijk in de gedachten hadden genomen. Men begrijpt hoe hij bij zijn terug komst met het kistje werd toegejuicht. De tooneelspeler Victor Driessens is overleden. Aan de »Iudépendance« wordt uit Charleroi ge- meldt, dat in de steenkolenmijn van Marcinelle eene ontploffing heeft plaatsgehad, waarbij 18 per sonen het leven verloren. De Britsche regeering hoeft met het bankiershuis Rothschild eene schikking getroffen, betreffende een geldelijk voorschot ten behoeve van Egypte, voor zoolang de uitgifte der Egyptische leening nog niet heeft plaatsgehad. Uit La Libertad wordt gemeld, dat de vijande lijkheden tusschen Guatemala en San Salvador zijn gestaakt en er een wapenstilstand van eene maand tusschen die staten geteekeud is. De weduwe van Garibaldi en haar zoon Mario zijn te Rome om met do Regeering te onderhan delen over den verkoop van het eiland Caprera. Mario woonde de begrafenis van generaal Fabrizibij. Het Russische dorp Sfikuch, bij Derbent, is door een aardbeving verwoest. Het dorp is gebouwd op de helling van den berg Chantil. Eenige dagen vóór de ramp had men er onderaardsch gerommel gehoord en een trilling van den berg gevoeld, waardoor een gebouw verzakt was. Een boerin, die 's nachts haar kind in slaap maakte, hoorde dat gerommel weder en voelde den grond schok ken. Zij wekte haar man, deze waarschuwde de andere bewoners van het dorp en allen vluchtten, met achterlating van have en goed, naar den Noord oostelijken kant van den berg. Nauwelijks waren zij daar op de begraafplaats bijeen, of de berg schudde heen en weder, en het dorp stortte in onder een hovig geraas. Daarna werd alles weder rustig. Bij onderzoek bleek, dat de borg in tweeën ge- Ik zong haar al de coupletten van het gedicht voor. Nooit heb ik iets zoo graag en met zooveel animo gezongen als dat eenvoudige lied in de jilack van Scheri-Schir, den hoofdman der Zibari. Toen ik geëindigd had, stond het gansche zijver trek en ook de ruimte voor het huis vol men- schen. Niemand waagde het een woord te spreken. De macht van hel lied had de ruwe zielen der Kurden aangegrepen, ook al verstonden zij geen sijllabe van den tekst. «Schefaka,« vroeg ik, «wil ik u verhalen van het schoone land en het goede volk uws vaders Wil ik u nog vele andere liederen voorzingen, die hij gezongen heeft en gespeeld op de viool - Uit hare blauwe oogen lichtte mij een blik vol toewijding en dankbaarheid tegen. «O, Effendi, doe het en ik zal voor u bidden tot Allah en den profeet, zoo lang ik leef. «Ja doe het, Heer!« smeekte Hamsa-Mertal. Gij moet de woorden van den talismam voor ons over zetten in onze taal en gij zult onze gast en de gast van den geheelen stam zijn, zoolang gij het ver kiest.* Die man en deze vrouw hadden elkander hartelijk lief; daaraan was geen twijfel. Trouwens wie zou Schefaka hebben kunnen zien, zonder haar lief te krijgen Ook Scheri-Schi de oude «Held-Lecuw,* verhief zich nu Yau zijn zetel, Hij vatte mijne hand en sprak met luider stemme: lieer, de huisvrouw van mijn' zoon noemt u Ef- u «n» laa. FJ&ndi een proot geleerde en spleten is, en dat het eene gedeelte ongeschonden is gebleven, terwijl het andere vol kloven en scheu ren is. Het dorp met het vee en alles wat de inwoners bezaten, ligt onder de neergestorte steen- brokken begraven. Uit Kertsch wordt geseind, dat de stoomboot >Maripol< met ruim 30 personen, waaronder en kele passagiers, in de Zee van Azof is vergaan. Slechts één passagier werd gered. In Perzie is de pest uitgebroken in een viertal dorpen nabij Hamadan. De dood volgt binnen weinige dagen, de ziekte is hoogst besmettelijk, en breidt zich snel uit over geheele gezinnen. De inwoners vluchten in menigte uit de aangetaste landstreek. De Turksche regeering heeft voor zorgsmaatregelen aan de Turksche grenzen geno men, en heeft geneeskundigen naar Hamadan ge zonden, om omtrent de ziekte e6n onderzoek in te stellen. Een stout plan wordt, natuurlijk uit Amerika, bericht. Een zekere Majoor Kent wil nl. een spoorweg aanleggen tot verbinding van Amerika en Azië, met een tunnel onder de Behringstraat door, welke de beide werelddeelen scheidt Het uitgangspunt van die spoorweglijn zou het eind van den Canadeeschen Zuidzee-spoorweg zijn en zij zou te Wladiwostok zich aansluiten bij den grooten Siberischen spoorweg, welke echter ook nog slechts op bet papier bestaat. De gesteldheid der te doorsnijden landen zou geen bezwaren opleveren. Als het plan verwezen lijkt wordt, zouden reizigers uit Europa, die bang zijn voor zeeziekte, zij het dan ook langs een Omweg per spoor naar New-York kannen gaan. HEÜSDEN, 7 April. t Een treurig ongeval had heden morgen in het naburige Aalburg plaats. W. van der Wens, een oppassend 24-jarig werkman uit Oud-Heusden, was aldaar, in de Polstraat, in dienst van den klompenmaker J. K. alhier, bezig met een zwa- ren boom mede om te zagen. Tegen de verwach ting der zagers in, gaf de boom reeds zeer spoe dig het teeken dat hij zou overkomen en nam daarbij tevens eene andere wending dan men voorzien had. Op het geroep zijner metgezellen trachtte v. d. W. zich van zijn plaats te verwij deren, maar het was reeds te laatde boom had hem bereikt en drukte met zijn geheele zwaarte hem ter neder. Voor de ongelukkige uit zijn treurigen toestand kon worden verlost, moest eerst de boom geheel worden doorgezaagd, waarna hij eerst met behulp van toegeschoten personen van zijn lichaam kon worden verwijderd. De ge kwetste, die men in den beginne dood waande, bleek inwendig ernstig gewond te zijn, getuige het vele bloedverlies. De heer J. P.> geneesheer te Wijk, verleende de eerste hulp, waarna hij per rijtuig huiswaarts vervoerd werd. Wij vernemen nog dat zijn toestand, hoewel zeer ernstig, niet geheel hopeloos is. t 's HERTOGENBOSCH, 7 April. De h.h. Bastiaans en Moerbeek te Bergen-op-Zoom zijn aannemers geworden van het te bouwen krank zinnigen-gesticht Voorburg'', te Vught, voor de som van ƒ478,000, onder de bezwarende voor waarde alles gereed te hebben op 15 December e.k., terwijl voor iederen dag over dat tijdstip 1000.boete betaald moet worden. De aan nemers waren 200,000 beneden den hoogsten inschrijver. t HEDIKHÜIZEN, 4 April. Op de gesloten kiezerslijsten voor deze gemeente komen voor, 32 kiezers voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal en Provinciale Staten, en 64 voor de verkiezing van leden van den raad. t BRAK EL, 6 April. Volgens de daarvan op gemaakte, vastgestelde en gesloten kiezerslijs- bovendien een dapper krijger, die vrees noch klein moedigheid kent. Gij zijt waardig onder de strijders der Zibari te worden opgenomen. Gij hebt het leven der Kurden verschoond, hoewel zij u verrieden en in uwe hand gegeven waren. In uw vaderland moeten wijze denkers, koene strijders, barmhar tige overwinnaars en vele schoone, trouwe vrouwen wonen. »De liederen van uw volk zijn zoet als het gelispel van het blad en krachtig als het gebrul van den leeuw. Gij moet ons veel van uw land en van uw volk verhalen. Gij zult onze vriend, onze gast zijn, en niemand zal een haar van uw hoofd krenken. Wij begeerden uwe paarden en uwe wapenen te be zitten maar zij zullen de uwe blijven, en wanneer gij van ons gaat, zullen wij u begeleiden, ver over berg en dal, tot gij in veiligheid zijt. Bij mijn hoofd, dat zweer ik u.« Sinds dien tijd zijn vele jaren voorbij gegaan, maar ook nu nog denk ik, zoo dikwijls mij een zoete kin derstem in de ooren klinkt, aan dien gedenkwaardigen avond in het dal van dpn Zab. Zouden de Zibar- krijgers, zou de schoone jonge vrouw daar ginds mis schien ook nog wel eens aan mij denken?» «Morgenrood, God behoede UI... (Slot.) ten bedraagt het aantal kiezers alhier voor de le den der Tweede Kamer van de Staten Generaal en van de Provincieale Staten 30 en voor den gemeenteraad 50. t ALMKERK, 3 April. In deze gemeente waren op den len Januari dezes jaars van de 38G kinderen van 612 jaren slechts 36 als niet ter school gaande ingeschreven. De Volks-bibliotheek alhier verkeert in een bloei- enden toestand. Onlangs werd haar weder een groot aantal nuttige boekwerken ten geschenke aangeboden, die door haren bestuurder, deu heer J. C. W. M. van Sittert, in dank zijn aangeno men. Zij bevat thans 235 deelen. WOUDRICHEM, 4 April. De elftvangst is aan het toenemen: gisteren werden 700 stuks gevangen; de prijzen variëerden van ƒ1.05 tot 1.00 per stuk. Zalmvangst blijft geregeld 5 5, 6 stuks per dagde prijs daarvan variëert van ƒ1.00 tot ƒ1.15 per half K.G. BEZOOIJEN. Alhier brak brand uit in de schoenfabriek van den heer Victor Dumoulin, welk gebouw in korten tijd, met het grootste gedeelte der zich daarin bevindende goederen, eene prooi der vlammen werd. Met veel inspan ning van de brandweer is de woning van Du moulin, alsmede de in de nabijheid staande leer looierij van de gebr. De Bakker, kunnen worden behouden. De oorzaak van den brand is onbe kend alles was tegen brandschade verzekerd. Men meldt ons dat een aanzienlijk getal be wijzen van instemming ontvangen is door de heeren die volgens eene onlangs in ons blad op genomen Circulaire, wenschen op te richten eene ,/Vereeniging tot bestrijding der knoeierijen in den Boterhandel.'' De constituëerende vergadering zal op 9 April a.s. te Amsterdam worden gehouden. Zij die zich nog willen aansluiten hebben daartoe gelegenheid door hun naam op te geven aan den heer J. Rinkes Borger te Leiden. Eenige jonge werklieden uit Zevenhuizen en Ellewoutsdijk zullen binnen weinige dagen naar Panama vertrekken, om aan de doorgraving te werken. Al» weekloon kunnen zij daar 30 be dingen. De verzending van schoenen en laarzen uit de Langstraat naar de llollandsche steden en dorpen neemt in den laatsten tijd belangrijk toe. Bestond er voor een paar jaren groote vrees, dat de buiten- landsche concurrentie dien voornamen tak van nijverheid zou verdringen, de ondervinding heeft geleerd dat het Langstraatsche schoeisel vooral wat de soliditeit aangaat het buitenlandsche over treft. Wie van de gezellen zijn vak goed verstaat heeft altijd volop werk kunnen krijgen, hetgeen van veel belang is in de vele volkrijke gemeen ten, waar soms meer dan twee derden van de inwoners schoenmakers zijn. De luitenant der marechaussees Allard, te Roer mond, heeft te Herkenbosch een moordenaar ge arresteerd, die een afschuwelijke dubbele moord in Duitschland begaan, en naar ons land de wijk genomen had. De moordenaar, Erits Peters, 25 jaren oud, van beroep klompenmaker en groentenhan- delaar, te Rathheim geboren, had uit Gladbach twee meisjes, van 7 en 10 jaren, kinderen van een gezin, meegetroond en na de dierlijkste mis handeling had hij de kindertjes in een waterpoel geworpen. De lijkjes werden daarin teruggevon den en zoo de menschonteerende daad ontdekt. Uit den Diergaarde-singel te Rotterdam is het lijkje opgehaald van een pasgeboren kind. Het bevond zich in een sigarenkistje. Een onge huwd landbouwer te Hooger Smilde had Woensdag het ongeluk van dan hooizolder op de dorsch- deel te vallen. Hij was oogenblikkelijk een lijk. Te Oud Vroenhoven is een kind van 18 maanden in een mestput gevallen en eenigen tijd daarna als lijkje daaruit opgehaald. Een vrouw te IJsel- stein wordt verdacht haar pasgeboren kind om het leven gebracht te hebben. Door de justitie wordt een onderzoek ingesteld. De banket bakkerij van Esso te Kampen is afgebrand. Te Oudkarspel vond men in het water de lijken van een nog jeugdigen man en vrouw. Naar alle waarschijnlijkheid zijn zij bij ongeluk te water geraakt. Want in de woning komende vond men het boek nog open, waarin de man had gelezen en zijn pijp gestopt er naast. Het meest waar schijnlijk is dat de vrouw te water is geraakt en de man, haar hebbende willen redden, mee verdronken is. In de Utrechtsche straat te Amsterdam is Zondagavond een jongen door de tram overreden en kort daarna aan de gevolgen bezweken. Zaterdagavond te acht uren is aan het station te Leeuwarden door een brievenbesteller een pak ket aangeteekende brieven verloren. Te Nij megen is een 3-jarig meisje in een pot met ko. kend water gevallen. Het kind verkeert in levens gevaar. In de Tuinstraat te Amsterdam heeft een kruier een kist, die opgeheschen werd, op zijn schouder gekregen dat lichaamsdeel werd verbrijzeld. Zaterdag is te Utrecht de meel- en broodfabriek „De Kore ïschoof" door brand vernield. Ook de hout molen van den heer Jon- geneel werd een prooi der vlammen. 'sGRAVENHAGE, 4 April 1885. Het verdient opmerking dat in de debatten der be grooting van Koloniën voor 1885 bijna geen woord gerept is over de zaken in Aijeh. De aandacht der leden van de Vertegenwoordiging was zoo op de be langen der suiker-industrie gevestigd, dal niemand er aan dacht om den Minister inlichtingen te vragen, hoe de Regecring denkt over den tegenwoordigen toestand in dat gedeelte van Sumatra. Alleen een oud-militair, n.l. de generaal v. d. Schrieck, toonde zijne belang stelling in het Indische leger door de vraag, hoe het gesteld was met het Europeesche gedeelte van dat leger, vooral wat de mindere rangen betreft. Mag men nu uit die weinige belangstelling van de zijde der Vertegenwoordiging opmaken dat de oorlog in Atjeh geheel is afgeloopen en wij nu in het rustig bezit van die landstreek zijn? Men behoeft slechts nu en dan een blik te slaan in de Indische berichten, om tot de overtuiging te geraken dat het er nog ver van daan is dat wij vasten voet op Atjeh's grondge bied hebben. Een pennenstrijd, die eenigen tijd geleden in het «Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage« gevoerd werd over de vraag wie de schuld moest dragen van het ontstaan der ongelukkige Atjeh-krijg, geeft mij aanleiding de aandacht uwer lezers nogmaals op deze reeds dikwijls besproken zaak te vestigen, te meer daar de verheffing in den adelstand van den oud Gouverneur- Generaal van Ncd.-Indië, de heer Loudon, de aanlei- dende oorzaak tot de gedachtenwisseling in gemelde courant is geweest, en men toch van Z. M. den Koning niet kan verwachten dat hij een man, die door het Nederlandsche volk beschouwd zou kunnen worden als de oorzaak van zooveel ongeluk, tot edelman zal ver heffen. Het lid der Tweede Kamer, de heer Keuchenius, meende er de Regeering een verwijt van te moeten maken, dat de heer Loudon, die hij de bewerker van den Atjeh-oorlog geliefde te noemen, in den adelstand verheven was. Tien jaar geleden toen genoemd Kamer lid nog advocaat te Batavia was, verweet hij echter den toenmaligen Min van Koloniën, den heer Fransen van de Putte, dat hij de oorzaak dier krijg was. Deze verschillende meeningen werden in genoemd «Dagbl.» besproken en daarbij tevens aan den heer Keuchenius zijne beginselloosheid en gemis aan waarheidszin onder het oog gebracht. Hierop volgde wéér een antwoord van dien heer en zoodoende ontstond gemelden pen nenstrijd. Mijn inziens belmoren de redeneeringen over eene dergelijke teedere kwestie niet thuis onder de inge zonden stukken eener courant en mag dit meenings- verschil alleen in de Kamer besproken worden. De bepaling van art. 63 der Grondwet gebiedt eerbied voor de handelingen van het geëerbiedigd Hoofd van den Staat en het komt mij daarom voor, niet goed te zijn dat een Kamerlid een daad van Z. M. den Koning op zoo'n wijze bespreekt in eene courant. Het is misschien niet nutteloos, nu door de ver klaringen van genoemden heer bij sommigen twijfel omtrent den werkelijken oorzaak van den Atjeh- Oortog is gerezen, na te gaan wat de waarheid is en dan moet op grond van een officieel stuk, nl. den brief van 20 Feb. 1873 van den toenmaligen Mi nister van Koloniën, den heer Fransen v. d. Putte aan den Gouverneur-Generaal Loudon, genoemden Minister alleen verantwoordelijk gesteld worden voor het ontstaan der kostbare en rampzalige krijg. In gemelden brief komt toch voor «Wij zouden eene groote schrede achterwaarts doen en voor geheel Europa en Amerika, evenals voor de Vorsten en bevolkingen van den Indischen Archipel een bewijs van zwakheid geven, wanneer wij ons de bejegening, die Atjeh ons aandoet, lieten aanleunen en niet flink doortasten, totdat ons de voldoening is gegeven, die wij kunnen vorderen. Wij zouden den schijn op ons laden, van zelf te twijfelen aan de zuiverheid der bedoelingen, waarmede wij eene regeling onzer betrekkingen tot Atjeh zoch ten, wanneer wij die regeling nu niet tot stand brach ten, nadat Atjeh achtereenvolgens de aandacht van Engeland, Turkije, Frankrijk, Amerika en Italië op ons streven gevestigd heeft en daaraan het karakter eener onrechtmatige handeling heeft gegeven. Wij mogen het nu niet meer van de omstandigheden of van de stemming in Atjeh laten afhangen, hoever wij zullen gaan bij de regelingen onzer betrekkingen, maar moeten door onze commissarissen bepaalde eischen stellen omtrent die regeling, voldoening verkrijgen voor het gebeurde en zekerheid dat voortaan geene moeie- lijkheden meer zullen kunnen rijzen. En eene wei gering van Atjeh om aan de eischen onzer commissa rissen te voldoen of een toeleg om door talmen en uitstellen zich aan de voldoening dier eischen te ont trekken, zal nu noodwendig een casus bellie moeten opleveren.* Deze aanschrijving zegt genoeg en bevat in niet onduidelijke woorden orn zoo niet goed dan kwaad schiks de Atjehers te dwingen om aan onze eischen gevolg te geven. Die eischen waren billijk genoeg en betroffen het vragen van rekenschap en opheldering over het dubbelzinnig en verraderlijk gedrag, zooals in een telegram van 18 Febr. 1873 aan den Gouver neur-Generaal duidelijk werd uiteengezet. Meende de Gouverneur-Generaal den Minister krachtiger maat regelen te moeten voorstellen, de Minister alleen had te beslissen over het gevolg aan die voorstellen te geven. Achtte hij een ernstig, zoo noodig gewapend optreden raadzaam, dan rust ook bij hem alleen de verantwoordelijkheid voor het aan Z. M. den Koning Als Columbus ontsloot hij den weg naar onbekende kusten, Als Mozes rond hij een uitweg door de woestijn voor zijn dwalend (volk, Als de eerste is het hem misschien niet vergund te oogsten waar hij (zaaide, Als de laatste blikt hij stervend wellicht naar het verre,beloofde land.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 2