No. 372.
Woensdag 29 April
1885.
Opwekking.
FEUILLETON.
De Geschiedenis van een Yiool.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
werden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Nu de zomer voor de deur staat en de
overwinning der zonnewarmte op de koude,
snerpende oostewinden spoedig te wachten
is, slaat menig oog reeds ongeduldig en
verlangend de kaart van Europa gade en
bepaalt bij voorbaat de route, langs welke
de zomerreis dit jaar gaan zal. 't Is te
denken, dat België dit jaar het leeuwen
aandeel in onze buitenlandsche reizen ont
vangen zal. Wanneer straks Antwerpen de
liefhebbers noodigt op haar wereldtentoon
stelling, zal de verzoeking zeker menigeen
te sterk zijn en de stroom reizigers, die elk
jaar over de grenzen Duitschland intrekt,
zal zich dezen zomer in plaats van langs
den Rijn, langs de Schelde bewegen.
Een Nederlander reist het liefst in den
vreemde. Zijn eigen land is tot reizen het
minst aanbevelenswaardig. Men is er ge
wonnen en geboren, men geniet er een
behoorlijke mate van vrijheid, men wint
er het dagelijksch brood, dus heeft men wel
hart voor zijn vaderland, hetwelk men dan
ook in liederen bezingt, als het meest be
voordeelde en heerlijke plekje op aarde.
Doch dat land t,e doorreizen, binnen de
landpalen zomergenot te zoeken, de rijke
natuur daarbinnen te bewonderen, voor
Duitschlands bergen de heuvelen van Gel
derland, voor zijn f/kurorten" onze bad
plaatsen in de plaats te stellen, dat is te
veel gevergd. Nederland is nu eenmaal
niet mooi, niet schoon en niet door moeder
natuur bedeeld met wonder schoone par
tijen, waarvan Duitschland te over heeft
't is laag, modderig en vlak, 't biedt ter
nauwernood een veilige woonplaats aan en
't is eenvoudig belachelijk in dat land van
overschoenen, kikkers en moddergoden voor
zijn pleizier te gaan reizen.
Zoo is veler opinie, 't Is met het land
als met onze taal. Tot dagelijksch gebruik
leent ze zich uitstekend. Toch zijn er nog
lieden, die kippevel krijgen bij de enkele
gedachte van te moeten zingen met Neder-
landschen tekst, die hardnekkig volhouden,
dat onze taal ongeschikt is tot muzikale
bewerking en in dat opzicht niet halen kan
bij andere talen, bij voorkeur het Duitsch.
Er zijn meer blinden en dooven, dan
men oppervlakkig wel zeggen zou, gelijk
er meer gekken zijn buiten dan binnen
Meerenberg, ook wanneer dat overvol is.
In kleinen kring zijn. duizenden blind voor
de schoonheden hunner naaste omgeving
en ongevoelig voor de poëzie van den hui-
selijken kring; die ongelukkigen kiezen het
straat- en koffiehuisgewoel boven het stille
samenzijn met vrouw en kinderenhun
oor opent zich voor de tonen eene betaalde
chanteuse, doch blijft gesloten voor de reine
klanken van het stamelend kind.
Onze oogen zijn blind van 't staren op
Brussel, Parijs en Londen, en de schoon
heden onzer oud-Hollandsche steden en dor
pen bemerken we niet meer. Wanneer een
huis niet enorm groot, een toren niet he
melhoog, een plas niet een kleine zee gelijk
is, dan is 't de moeite van bekijken niet
waard. Indien ge des zomers door ons land
trekt, zult ge in steden en dorpen ver
dwaalde vreemdelingen aantreffen, die uit
Frankrijk of elders gekomen zijn, om hier
natuur- en kunstgenot te smaken. We
zien ze met een medelijdend oog aan en
vragen elkander met verbaasde blikken hoe
't mogelijk is, dat deze verwende zonen
van Gallië of Germanië hier in hun hu-
mèur blijven. Toch zijn ze dat, wat meer
zegt, ze zijn in gestadige verrukking over
de pittoreske schoonheden onzer land- en
waterwegen, onzer kanalen en grachten,
heuvelen en duinen, polders en plassen.
Dat ze niet alles goed zien en van onze
zeden en gewoonten soms averechtsche be
grippen krijgen en in tijdschriften en reis
beschrijvingen den bal soms deerlijk mis
slaan, is niet hun te wijten. Wie weet
hoeveel bokken onze reisbeschrijvers maken,
die onopgemerkt blijven omdat men in 't
buitenland nu eenmaal de Nederlandsche
taal niet kent
Mist ons land natuurschoon? Wie die
oog daarvoor heeft en niet maar dat schoon
noiimt, wat in gerenommeerde reiswijzers als
bezienswaardig vermeld staat, zal het ont
kennen? Zijn de Geldersche bosschen, de
Betuwsche landouwen, het zandige Gooi, het
rijke Westland, het vruchtbare eiland Wal
cheren zijn Haarlems omstreken, de Ken-
nemerduinen, de Brabantsche dennebosschen
niet een reis waardig? Voor wie oogen heeft
om te zien en een gemoed, toegankelijk
voor indrukken, bezit ons land oneindig
veel schoons.' We denken hier o. a. aan de
beschrijving van Charles Boissevain van een
velocipèderit van den Rijn naar de Zand-
voortsche duinen, tintelend van gloed en
kleuren, die waard is voor 't volk overge
drukt en voor enkele centen bij duizend
tallen verspreid te worden.
In onze eeuw van stoom moet een reis
in de eerste plaats lang zijn, indien men er
eenige eer mee inleggen wil bij vrienden
en kennissen. Een jonggetrouwd paar dat
voor huwelijksreis een tocht wilde onder
nemen van Rotterdam naar Bloemendaal,
waar om dezen tijd alles kleur en geur is,
om na van de natuur genoten te hebben
een paar dagen kunstgenot te smaken in de
hoofdstad en dan tevreden en voldaan naar
Rotterdam terug te keeren, zou genoodzaakt
zijn van dat uitstapje te zwijgen en een ver
dicht, reisplan op te disschen om niet een jaar
lang beklaagd te worden. Lieve tijd, wie
gaat er nu na zijn huwelijk naar Haariem,
alsof er geen Brussel en geen Parijs meer in
de wereld was!
De stoom doet ons reizigers geen goed. We
vliegen en snorren het land door en hebben
geen tijd behoorlijk rond te zien. En dat
vliegen bekomt ons, op reis zijnde, zoo goed,
dat we nergens een oogenblik rust hebben
en niet meer genieten dan wanneer we een
uur later op uren afstands een nieuw genot
te gemoet snellen-
Wie natuurgenot smaken wil, lette op hoe
de meeste menschen dat aanleggen en han-
dele juist andersom. De natuur wil niet uit
het spoorraampje bekeken worden, ze eischt
een rustiger beschouwing. Dat verstond men
vroeger beter. Toen spaarden de burgerlui
met vrienden en kennissen een rond jaar en
bewaarden de penningen in een ouderwet-
schen spaarpot. Wanneer de zomer in 't land
kwam, werd een reisplannetje ontworpen,
een enorm groot rijtuig gehuurd van een
slag, dat aan 't uitsterven is, een massa
mondbehoeften opgedaan en vrij en blij reed
en wandelde men door schoone oorden,
langs zonnige en beschaduwde wegen. In
die dagen kenden alle llotterdammers het
Westland, alle Hagenaars de liefelijke streek
tusschen de residentie en Haarlem. Kom
daar nu eens om Men gaat thans voor zijn
plezier uit trammen en sporenDe
omstreken zijn te begrensd, de provincie te
klein, het land te nietig en plat, te eento
nig en vervelend, voort met den vurigen sa
lamander, de valleien van 't Duitsche rijk
6)
Ik deed dien nacht geen oog dicht. Het grootste
gedeelte er van bracht ik op het bolwerk door en
later ep mijn kamer bij mijn lamp, altijd in twee
strijd met mijn hart, en mijn verward brein afmat
tend met allerlei voorstellingen van het gebeurde.
Maar toen eindelijk 's morgens de zon door het ven
ster scheen, was ik het toch met mij zeiven eens ge
worden ik moest dezen hartstocht trachten meester
te worden, en niet weder in de nabijheid der schoone
vioolspeelster komen. Ik hield haar nog altijd voor
het bekoorlijkste en beminnelijkste van Gods schepse-
Sen maar mijne vrouw kon zij na dit akelig voor
val niet worden. Ik ijsde bij het denkbeeld, hoe ik
op het punt had gestaan eene groote onvoorzichtig
heid te begaan. Voor de hardnekkigheid, waarmede
Angelina mij telkens afgewezen had, moest ik kaar
nu toch dankbaar zijn. Zij rees daardoor in mijne
achting. Wat zij vroeger ook misdaan mocht hebben,
zij kon verzekerd zijn van mijn innig medelijden.
Maar in hetgeen ik voor haar gevoelde was toch
schiep een verandering gekomenbeminnen, zooals
A h?ar bemind bad, kon ik haar niet meer. Reeds
dit aleen, dat die man macht over haar had, dwong
mij t't die opoffering.
^'j viel mij lichter dan ik gedacht had. Ik nam
een laar weken verlof en dwaalde wat in de ber
gen ;ond. De eenzaamheid, de stille grootheid der
natuur, de eenvoudigheid der menschen dat alles
•werkte 'erwonderlijk bedarend op mijne zenuwen.
2oodra ik slechts den toovercirkel barer donkere
oogen, harer zachte vioolklanken ontweken was, be
schouwde ik het gebeurde gelijk het door een ver
standig man beschouwd moest wordenals een
romantisch avontuur, dat mij volstrekt niet behoefde
te berouwen, terwijl het de grootste dwaasheid ware
het voort te zetten nadat «de blauwe bloemdoor
een ruwen voet wreedaardig vertreden was. Gij zult
zeggen, jongelui, dat ik over de sterkte van mijn
hartstocht dan toch vroeger in dwaling verkeerde
en ik kan het niet tegenspreken. Maar de ontnuch
tering was ook geweldig.
Toen ik naar de stad terugkeerde, was ik weder
tamelijk gezond. Om mij voor een wederinstorting
te behoeden, besloot ik, mijne volksstudiën te laten
varen en weder eens aan mijne vrienden en kennis
sen te denken, die ik in den laatsten tijd zeer ver
onachtzaamd had. Zoo verliepen er nog eenige we
ken, zonder dat ik van de schoone Angelina iets
zag of hoorde.
Maar op een goeden morgen, ik kon mijne
oogen haast niet gelooven, daar trad zij bij mij bin
nen. Haar ernstig, bleek gelaat, dat slechts een oogen
blik kleurde, toen zij mijne verrassing bemerkte, had
mij kunnen overtuigen, dat zij volstrekt geen plan
had om den afgebroken liefdesroman weder aan te
knoopen. Ten overvloede had zij ook nog de zwij
gende oude vrouw medegebracht. Barbara droeg de
vioolkast.
Ik hoop dat ge niet boos op mij zijt,zeide Ange
lina en de muziek van haar stem maakte in mijn
hart weder aandoeningen gaande, die ik reeds meen
de te boven gekomen te zijn, «ofschoon gij het vol
ste recht had om u van mij terug te trekken. Ik
zelve had het u reeds verzocht. Ik breng onze ken
nismaking dan ook alleen ter sprake, dewijl ik u
toch de reden moet zeggen waarom ik mij thans tot
u wend in een zaak, mijnheer....
Hare stem begon te beven, haar oog werd voch
tig. Ik nam hare hand en bracht haar naar een
stoel. «Spreek, Angelina," vleide ik «spreek gij
kunt onvoorwaardelijk over mij beschikken.
Zij glimlachte door haar tranen heen. «Gij kunt
altijd nog neen zeggen,» ging zij voort, «en de zaak
is afgedaan. Maar het zou toch ook mogelijk kunnen
wezen, dat ge mij kondet helpen, terwijl ik u tege
lijk een genoegen doe. Gij zijt, als ik het wél heb,
een rijk man#
«Nietrijk, Angelina, maar toch wel zóó bemiddeld....»
«Om u voor een liefhebberij eene niet te groote
geldelijke opoffering te kunnen getroosten,» viel zij in.
«Daarom alleen is het hier te doen, mijnheer. Gij
hebt mij eens gezegd, dat gij u door eigen studie
in het vioolspel geoefend hebt#
«Met zeer weinig succes, Angelinawaarlijk
Waarop zou dat uitloopen
«Gij zijt ook gelukkig niet genoodzaakt, als mu
zikant uw brood te moeten verdienen.» hernam zij.
«Voor uw genoegen echter... ik verbeeld mij dat
het uw genoegen verhoogen zou, als gij een schoon,
oud instrument....»
Zij aarzelde en wierp zijwaarts een blik op de
vioolkast, die zij onder den arm droeg. Ik kreeg een
onbestemd voorgevoel van wat zij voornemens was
te doen. «Angelina riep ik, «ge wilt»
»U mijn viool verkoopen.»
«Maar kind#
Als wij het over den prijs eens kunnen worden.
Ik vraag een hoogen, doch niet onredelijken prijs
ik moet dat doen. Liever had ik u,« zij boog
het hoofd en sprak het laatste nauw hoorbaar
«mijn viool ten geschenke gegeven.»
Mijne verwondeiing was groot. Maar hoe komt ge
op zulk een inderdaad zelfmoordende gedachte,
Angelina, om u van dit eigendom te willen ontdoen,
dat voor u een dierbaar erfstuk is, waaraan uw
hart hangt en dat voor uw levensonderhoud onmis
baar is?»
Er gleed een traan langs haar wimpers. «Niet
onmisbaar,zeide zij, «niet onmisbaar. Ik kan ook
wel op een slechte viool spelen op het een of
ander gewone instrument, dat ik voor een paar gul
den krijgen kan. Voor mijne dansen en eenvoudige
melodieënhet publiek, waarvoor ik spelen moet,
bemerkt het niet eens. En misschien misschien
zie ik binnen kort toch geheel van het spelen af.
Pater Gregori, bij wien ik altijd ter biecht ga, heeft
wel gelijk voor een ongelukkige als ik is het kloos
ter de beste toevlucht men zal mij daar van al
mijne zorgen ontheffen.»
«Toch het klooster, Angelina?» riep ik, «het
khoster, dat u zooveel afgrijzen inboezemde....»
«Nood leert bidden,antwoordde zij lachend. «Ik
spreek niet van uitwendigen nood, maar.... Laat mij
daarvan zwijgen, daar ik u slechts onvoldoende op
helderingen zou kunnen geven, en het is toch ook
nog niet beslist. Voor het oogenblik heb ik geld
noodig veel geld veel meer geld dan ik in jaren
besparen kan en ik heb geen tijd om te sparen.
Waarvoor hebt gij dat geld noodig, Angelina
«Ook dat moet mijn geheim blijven,» antwoordde
zij. «Ik kan alleen zeggen dat ik het niet voor mij
zelve noodig heb, ten minste niet.... Toch zou het
mij in mijn omstandigheden een groote geruststelling
wezen. Het is bestemd voor iemand, die daarmede
aan gene zijde van den Oceaan een middel van be
staan zal trachten te vinden.»
Aan gene zijde van den Oceaan Ik moest
onwillekeurig aan de laatste verwarde uitdruk-
lid Loml van llrosdei en Allena.
LANGSTRAAT
UmAABO