No. 375. Zaterdag 9 Mei. 1885. li "TEÜILLCTÓR Uitgever: L. J. VEERMAN ïïeusden. Ds Geschiedenis van esn Yiool. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDA G. Abonnementsprijs per S maanden 1Franco per post verhooging. zonder pnjs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Bmnenlandsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing Memaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in "ning gebracht. Dij toezending gelieve men voorax vdijk den naam van den Uitgever op het adres w stellen. Als wij zoo eens nagaan, hetgeen in het dagelijksch leven in een huishouden noodig is, dan vragen wij, bij eenig nadenken ons zei ven af, hoe heeft men het toch vroeger gesteld. Wij gebruiken dagelijks aardappelen, koffie, thee, suiker, tabak, allemaal zaken, die driehonderd jaar geleden weinig of niet bekend waren, zonder welke men het toen dus moest doen. Als wij ons een oogen- blik voorstellen hoe wij het zonder die zaken moesten stellen, hoe wij ons zouden ge voelen, als wij ze op een gegeven oogen- blik moesten missen, dan zouden wij geen raad weten. Zij zijn zoo onmisbaar ge worden in elke huishouding, dat zij tot de levensbehoeften moeten gerekend worden. Niet dan na veel strijds hebben zij hunne plaats in de maatschappij veroverd. Al wat nieuw is ondervindt tegenkanting. Eerst veroverde de koffie eene plaats heel veel strijd heeft deze ,/tongentroosD niet ontmoet, ten minste in vergelijking met de andere. De tabak heeft een zwaren kamp gehad, heel wat edicten zijn tegen haar geslagen, heel wat neuzen om harentwil 9) Het spreekt wel van zelf dat bij het zien van dit welbekende voorwerp mijn Weener avontuur mij weer levendig voor den geest kwam. Deze kast had ik zoo dikwijls onder den arm gedragen, als ik naast Ange lina liep en danhoe zij haar op mijn kamer voor de laatste maal opende en afscheid nam van de beminde viool, en van mij, dien zij misschien nog meer beminde. De viool moest voor mij een aandenken aan haar zijn en ik had er ook niet éénmaal ter harer herinnering op gespeeld ik had het schoone instrument vergeten, gelijk het schoone kind dat er ziel en leven aan gaf. Ik was door die plotselinge herinneringen geweldig geschokt en kon van hetgeen er met de viool voorgevallen was geen woord spreken, schoon er niets gebeurd was dat ik voor de mijnen zou hebben moeten verbergen. Ik wenkte den musi cus slechts, dat hij het deksel zou opslaan en de vi ool uit de doos nemen. De gesprongen snaar was saamgekronkeld en als een knoop om den hals gedraaid. Het kostte Monti eenige moeite om ze voorzichtig los te maken en toen bleek het dat zij te kort was om weer aangeknoopt te kunnen worden. Hij beschouwde het onoogelijk in strument met welgevallen, knipte met den vinger tegen de nog vastzittende snaren, stemde ze, hield ze aan zijn oor en onderzocht opmerkzaam den klank. En toen hij daarop den strijkstok op en neer liet glijden, fonkelden zijne oogen en helderde zijn gelaat op. Wij stonden om hem heen en zagen hem deelnemend aan. afgesneden, en wat ooren doorboord om er de door God vervloekte tabaks pijpen aan te hangen. Zoo werden ze namelijk door de Russische popes en En- gelandsch Koning Jakobus I liefelijk beti- tuleerd. Maar de tabak won haar pleit. Toen kwam de thee. Wat over haar al is uitgekraamd, is verbazendlofredenaars en versmaders, de laatste in grooter getale in den aanvang, maar toch eindelijk overwonnen. Wij herinneren ons dien prediker op de Veluwe, die zich beroemde twee-en-vijftig preeken te hebben gehouden tegen de thee, en het met dat indrukwekkende getal pree ken zoover had gebracht, dat in zijne gemeente geen enkele kop thee meer ge dronken werd. De vrouwen hadden in den beginne vreeselijk veel tegen de tabak, omdat deze de mannen naar de toebackshuizen joeg de mannen voeren heftig uit tegen de thee, want zoo zeiden en schreven zij, //de vrouw- kens kwamen bij elkaar en dronken tien tallen koppen thee, verbabbelden haar tijd en lieten het huishouden aan de dienst boden over." De aardappelen hadden ook niet spoedig burgerrecht. Waren het meest de autori teiten en de geleerden, die den strijd aan bonden tegen koffie, tabak en thee, bij de aaidappelen was dat anders, daar was het het volk zelf, dat van het veevoeder niet gediend wou zijn. Maar mislukte graan oogsten en gebrekkige middelen van ver voer, hebben de menschen tot deze aard vrucht gedwongen en zoo is zij langzamerhand het hoofdvoedsel van het volk geworden. Het is wel jammer, dat zij juist het hoofdvoedsel is, want veel kracht zet zij niet bij, maar het is nu eenmaal zoo. Het is zeker, dat in onze dagen de aardappel de dagelijks weerkeerende spijs is, die zoowel op de tafel van den rijke, als op die van den arme verschijnt, en dat een mislukte aardappeloogst, getuige 1845, de vreeselijkste gevolgen na zich sleept. Wat of men dan vroeger at en dronk. Wat spijzen betreft was het hoofdvoedsel brood, erwten, boonen en meelspijzen. Bij visch en gevogelte at men doorgaans brood, zij, die zwaren arbeid moesten doen, aten hun vleesch met erwten en boonen, ver ondersteld dat zij vleesch konden krijgen, ook enkele van onze tegenwoordige toespij zen, voornamelijk wortelen, knollen en kool. Onze fijnere groenten zijn alle van lateren datum, en werden in ons land anderhalve eeuw vroeger verbouwd, dan in de andere Europeesche landen. Bekend is het, dat de moesgroenten door Hollandsche warmoe- zeuiers ingevoerd werden in Pruisen, Dene marken, Zweden en Engeland. Het eigenlijke volk dronk niet veel anders dan water. Verder werd melk gedronken, beide dus dranken, die de natuur verschafte, maar reeds vroeg wist de mensch zich gegiste dranken te verschaffen, bier en mede. De eerste had tot grondstof graan, de tweede honig. In de zuidelijke landen klimt het gebruik van de vrucht van den wijnstok tot de allerhoogste oudheid op. Is de wijn hier maar een drank, die niet juist eiken dag bij iedereen op tafel komt, in het zuiden is en was dit anders, bij feesten was hij algemeen in gebruik en reeds de Psalmist zong: //De wijn verheugt het hart der menschen." Tot de hoogste oudheid klimt het ge bruik van den wijn op, zeiden wij boven. De oudste geschriften, die wij kennen, zoowel uit de gewijde als de ongewijde geschiedenis, spreken ons van den wijn. Van Abraham, die 4000 jaar geleden leefde, lezen wij, dat Melchizedek hem onthaalde op brood en wijn; Homerus laat zijne helden feestvieren en zich bedwelmen met wijn. Een van Grmkenlandsch Goden, Dionysos of zooals wij doorgaans zeggen Bacchus, was de God van den wijnstok en zijn feestdag werd het waardigste gevierd, als men zich het meeste te buiten ging. Odysseus of Ulysses liet de Cyclopen wijn drinken, tot zij bedwelmd waren, en toen hij na een tienjarigen zwerftocht thuis kwam, ontving zijn schaapherder hem met een beker wijn. De Grieken bewaarden hun wijn in groote steenen potten, die met pik waren bestre ken. De Israëlieten en andere volken in het zuiden van Europa, onder anderen in het tegenwoordige Spanje, bewaarden hem in dierhuiden. Deze waren afgestroopt, van binnen met gloeiend zand gezuiverd en dan dichtge naaid. Dat waren de zoogenaamde leeren zakken, waarvan men in het Oude- en Nieuwe Testament telkens leest. In Italië was de wijn al zeer vroeg een volksdrank. Zonderling evenwel, wij be waren doorgaans den wijn onder of dicht bij den grond. Z ij hadden hem op de Hij poogde niet het een of ander stuk te spelen, maar liet slechts telkens en telkens weder de snaren klinken, zijn oor vergastend aan den fijnen en vollen toon. «Dat is een viool riep hij eindelijk, als bctooverd. «Een meesterstuk uit Cremona en uit den besten tijdEn wij weten nog niet eens wat zij doen kan als zij geheel in orde gebracht isDie haar het laatst in handen gehad heeft, schijnt er meê te hebben omgesprongen als een kind met een stuk speelgoed. Ze moet geheel nieuw besnaard worden en de strijkstok heeft ook geleden. Doch dat zijn kleinigheden. Wat een vastheid in het klankeffect, wat een volheid en breedte van toon En weer nam hij ze onder de kin en liet er den strijkstok over heen glijden Er werd dien avond niet veel meer trio gespeeld. Monti verzekerde dat hij zijn eigen viool nu niet meer kon uitstaan. Hij verzocht mij, de mijne mede naar huis te mogen nemen, om ze behoorlijk te stemmen en in orde te brengen, en beloofde mijne vrouw dan een accompagnement, haar pianospel waardig. Ik had er natuurlijk geen bezwaar tegen. Een paar dagen later verhaalde mijne jonge wa penbroeder mij, dat zijn buurman de viool bijna niet meer uit de handen leihij dweepte er mede, zoo als men alleen met een geliefde dweept. Tot diep in den nacht zette hij zijn omgang met haar voort. Reeds vóór den bestemden weekdag was Monti dan ook bij ons, om eens een proef van zijne kunst op zulk een instrument te geven. Hij sprak er slechts in de teederste bewoordingen over, en noemde mij herhaaldelijk een Cresus, omdat ik zulk een schat bezat. De daarop volgende muziekavond was een der genoegelijkste. De viool bleef bij mij aan huis zij was schoon ge maakt, nieuw besnaard en gestemd. Maar ik bemerkt wel hoe zwaar het Monti viel, bij het heengaan van haar te scheiden. Onze violoncellist verhaalde dan ook, dat de dwaze jongen tot een diepe zwaarmoedigheid was vervallen en zijn eigen instrument niet eens meer aanzag. Het was zonde en jammer, had hij gezegd, op zoo iets te spelen dan speelde hij liever in 't geheel nietEn dat had hij dan ook werkelijk ge daan, ofschoon hij nu niet wist waarmeê hij zijn dag moest doorbrengen. Als hij bij ons kwam was het dan ook inderdaad feestdag voor hem. Het was een genot, hem met de èiiool in den arm te zien staan, en te hooren spelen. Nog eenmaal scheidde hij van haar, blijkbaar met een bloedend hart en, als ik goed gezien heb, met betraande oogen, maar bij zijn laatste bezoek was het hem niet meer mogelijk de vraag in te houden, of ik hem de viool naar huis wilde mede geven om er op te studeeren. Hij zou er voor waken alsof het zijn oogappel was en haar altijd op onze muziekavondjes mcébrengen. Hij hoopte zich binnen korten tijd tot virtuoos te kunnen vormen, vooral als hij in zijne pogingen zoo krachtig ondersteund werd. Ik gaf mijne tofstemming en verblijdde mij van week tot week in zijne onmiskenbare vorderingen. Bij zekere gelegenheid vroeg hij mij eens, of ik de viool, die toch voor mij een nutteloos voorwerp was, niet verkoopen wilde. Ik antwoordde dat ik daar zelfs niet over denken mocht, omdat ik den vorigen eige naar ten stelligste beloofd had, haar nooit van de hand te doen. «Ik beschouw haar eigenlijk ook al leen als iets dat mij in pand gegeven is,voegde ik er lachend bij, aan de geëischte kus denkend «doch er bestaat overigens niet veel kans dat zij ooit weder ingelost zal worden.» Hij zag mij een oogenblik verwonderd aan. «Dus behoort ze u eigen lijk niet toe?» «Zeker - zij behoort mij,« be tuigde ik «doch ik mag haar slechts niet vervreemden, a Hij zuchtte. «Wat zou het mij ook balen? Zooveel geld Wie zou dat kunnen opbrengen als men een armen duivel is zoo'n arme duivel! Ik heb een brief geschreven aan den man die mij maande lijks mijn kleinen wissel zendt, en hem smeekend verzocht, mij de geheele rest van het kapitaal voor den aankoop eener viool le willen overmaken ik hoopte u tot den koop wel te zullen overhalen doch hij heeft mij geantwoord dat er nog slechts voor twee maanden over wasdat was de rest, en ik moest nu een engagement bij een muziekkapel zien te krijgen of op een andere wijze door de we reld trachten te komen. Ik heb sedert dien tijd aller lei plannen gesmeed, hoe ik wel het spoedigste aan zoo iets komen konmaar als de viool niet te koop is, komt het er ook niet op aan.« De talentvolle arme jongen boezemde mij medelijden in, en ik besloot in stdte zooveel mogelijk vaderlijk voor hein te zorgen. De viool zag ik nu niet anders dan wanneer hij ze op onze speelavonden medebracht hij nam ze, nadat ik er hem de eerste maal verlof toe gegeven had, telkens weder mede naar huis, zonder het mij te vragen en ik liet ze hem gaarne houden. Ems bleef hij weg. Zijn nevenbewoner zei, dat hij ziek was en te bed lag. Het moest er ook wel toe komen, daar hij sedert korten tijd een zeer ongeregeld leven leidde en weinig of niets at. Waarschijnlijk zat h j in nood en koos hij het slechtste middel om zich zijne zorgen uit het hoofd te zetten, door ze in den sterken drank weg te spoelen. Ik had wel opgemerkt dat zijn voorkomen in den laatsten tijd veranderd was. lij zag zeer bleek, sprak weinig en scheen mij te willen ontwijken. Het had mijn aandacht getrokken Een Draalie over etes en dnnke

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1