No. 377. Zaterdag 16 Mei, 1885. FEUILLETON Van trouwen gesproken. De Geschiedenis van een Yiool. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verbooging. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. BEF Bmnenlandsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden tleckis tweemaal in rekening gebraeït. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. (Slot). Natuurlijk zal elk verstandig man voor hij tot trouwen overgaat overlegd hebben, hoe hij vrouw en kinderen onderhouden zal en kan 't hem niet anders dan genoegen doen, wanneer de bruid iets mee ten huwelijk brengt. Hij die trouwt, terwijl hij voor zich ternauwernood brood verdient, handelt onverantwoordelijk, ja pleegt een misdaad tegen de maatschappij Maar wanneer een man slechts op geld speculeert, slechts door den geldzak zijner vrouw iets worden kan, hoe zal men dat noemen en waar blijft hier de eer, waarover hij misschien druk redeneert Het is een treurig teeken des tijds, dat de kolommen onzer bladen wemelen van huwelijks aanzoeken, waarin mannen //buiten staat kennis te maken met leden van het vrouwelijk geslacht" alsof onze jonge dames als in 't oosten voor der mannen oog verstoken worden een levensgezellin zoeken, natuurlijk met vermogen. Nog treuriger is 't, dat zich ook meisjes en vrouwen met, vermogen aanbieden, om met het laatste als lokaas een man te bekomen. Dat is niet ver meer van publieken verkoop. En gelijk in alle zaken, vindt men ook in deze makelaars, die de trouwlustigen van beiderlei geslachten op een lijst brengen met, alle mogelijke aanbevelingen er bij en van tijd tot tijd het getal hunner klanten publiceeren. Denk niet dat men dit euvel alleen in de stad aantreft. Men vindt ook op 't platte land huwelijks-bureels, ze werken daar slechts zonder ophef en onder vrienden. Nu willen we niet beweren dat alle deze geldhuwelijken ongelukkig zijn in vele gaat het zoo, zoo, althans zoolang datgeen voorhanden is en verschaft kan worden, wat men zoektgeld, genot en prettige dagen. Dus slechts huwelijken uit liefde Dat is er naar, wat men liefde noemt. Hetgeen daar in den regel voor doorgaat, is de ware liefde niet, het is hartstocht, en deze bedaart eenmaal. Van de liefde alleen kan men niet leven en het is lang geen zeldzaamheid dat ook huwelijken, die z. g. uit liefde gesloten werden, ongelukkig uitvallen. De neiging moet op iets anders gegrond zijn, dan op jeugd, bevalligheid, een lief gezichtje en hupsch voorkomen. Dat alles gaat voorbij, als dikwijls sneeuw voor de zon. Liefde moet in de eerste plaats een zaak des harten zijn. Slechts onder die voorwaarde kan een huwelijk gelukkig worden, zelfs onder velerlei ongeluk. Jong getrouwd heeft niemand berouwd, zegt een spreekwoord. Dit is echter gelijk de meeste spreekwoorden, maar half waar en komt uit een tijd, waarin de menschsn langer jong bleven dan tegenwoordig, nu we zooveel genieten en eer dan vroeger er alles van weten. Wat weten jongelieden van twintig jaar van zaken en huishouding? 't Zijn nog half kinderenhoe zullen zij kinderen groot brengen Er schuilt nog te veel overmoed in hen en overmoed deugt niet in den echtelijken staat. Er is nog een gezegde, dat dikwijls dienst doet als spreekwoord, nu niet om vroeg te trouwen, maar om het in 't geheel niet te doen. Trouwen is goed, doch niet trouwen is beter! En dat moet wel zijn, want 't staat in den bijbel geschreven. De apostel heeft dat echter niet voor alle tijden, maar voor bijzondere van algemeenen nood, voor zekere personen en geenszins voor allen be doeld. Het is mogelijk dat deze of geene wegens lichamelijke ongesteldheid, onvol doende kostwinning, teleurgestelde liefde of iets van dien aard zich niet veroorloofde een huwelijk te sluiten. Niemand zal hem daarom minachten. Doch dat kan onmoge lijk alleen de reden zijn, waarom het getal der ongehuwde mannen, vooral onder den z.g. beschaafden stand, zoo zeer toeneemt. m in Ik raadpleegde een oogenblik met mijzelven of ik niet edelmoedig de zaal verlaten en den schaker mij ner schoone viool een toevallig wederzien besparen zou. Doch op zulk een teergevoelige behandeling kon hij toch waarlijk geen aanspraak maken, en hij zag er ook over 't geheel niet naar uit, dat hij licht in verlegenheid zou kunnen gebracht worden. Ik bleef dus staan waar ik stond. Voor mijne herinnering rees met de helderste kleuren een lang vergeten tafreel op. Ik stond in de zaal van het zoo wel bekende Weener koffiehuisik zag Angelina ik hoorde voor de eerste maal de klanken dezer viool. En, hoe won derlijk Thans ontdekte ik een gelijkenis in de ge laatstrekken van den jongen virtuoos en de schoone vioolspeelster, waarvan ik zoo even niets bespeurd had. Misschien werd ik misleid door de overeenkomst der omstandigheden. Weèr een storm van toejuichingen. De gelukkige kunstenaar maakte lachend een buiging rechts en links, tot drie-, viermaal toe. Zijn blik zweefde triom- feerend de gansche zaal door. En nu moest hij mij in 't oog gekregen hebben ontwijfelbaarZijn hoofd scheen als verlamdzijn oog bleef als verstijfd op mijn gelaat gerichtde strijkstok beefde in zijn hand. Daarna volgde nog een krampachtige bewe ging hij wankelde dreigde van de estrade te stortenhij viel op een i^pel neder en liet be wusteloos het hoofd op de borl hangen. In de zaal ontstond een beweging, waardoor hij de eerste oogenblikken aan mijn blik onttrokken was. Medelijdende stemmen riepen door elkander: «De warmte de inspanning waterZijne kunst broeders brachten den artist weg. Na verloop van een half uur trad hij nogmaals op, maar zijne houding was onzeker en de bijval, waar mede hij ontvangen werd, perste hem slechts een medelijdend lachje af, dat mij op nieuw aan de Wee ner violiste deed denken. Hij sloeg onder liet spelen de oogen neerslechts eenmaal wierp hij een schu wen blik over de menigte heen naar de deur. Hij scheen ruimer adem te halen, toen hij mij daar niet meer zag staan ik had opzettelijk een andere plaats gekozen, om hem niet nog meer in verwar ring te brengen. Maar reeds het vermoeden, dat ik hem zou kunnen gadeslaan, scheen hem zijn gemoeds rust te benemen de passage mislukte. Hij beet zich op de lippen en zette vol ergernis zoo krachtig een fortoin, dat de <?-snaar sprong, dezelfde snaar die op de viool ontbrak toen hij haar voor 't eerst zag. Haastig stak de tweede violist hem zijn instrument toe en daarop bracht hij nu zijn stuk ten einde Maar zijn gelaat behield dezelfde zwaarmoedige, som bere uitdrukking, en hij speelde dien avond niet weder. Toen ik op mijn kamer kwam vond ik op tafel mijn vioolkast benevens een kaartje met de vraag «Kan ik u even spreken?* Ik liet Signor Carlo Monti dadelijk bij mij komen. Hij trad met gebogen hoofd mijn kamer binnen de hand,waarmede hij zijn hoed vasthield, beefde. Zijn eersten blik sloeg hij op de viool, en daarna zuchtte hij en drukte de armen dicht tegen het lijf, «Ik weet dat ik in uw oog alsof hij steun zocht, een dief moet schijnen,* begon hij met inspannin van al zijne krachten, «en ik ben ook ik ben een dief, een geslepen dief. Maar hier is het geroofde goed terug, majoorvergeef het mij, als gij kant Hij maakte eene beweging alsof hij voor mij op de knieën wilde vallen. Ik vatte ijlings zijne hand en hield hem slaande. Ik trachtte hem tot bedaren te brengen met de verzekering dat ik het hem reeds lang vergeven had. Maar ik vroeg hem toch waarom hij mij zijn vertrouwen niet geschonken en de viool in eigendom gevraagd had. «Hoe zou ik op de inwilliging van zulk een onbe schaamd verzoek hebben durven hopen?* antwoordde hij. «Gij hebt nooit kunnen weten wat die viool voor mij was. Niemand kon dat weten of begrijpen. Van het oogenblik af, toen ik voor het eerst den strijkstok over de snaren liet glijden, was ik als betooverd. Welk een klank 1 Het was in mijn oor een geheel éénige klank. Ik meende dat ik hem reeds vroeger gehoord had, niet vluchtig, maar vele, vele uren lang, totdat hij mij onuitwisehbaar vast ingeprent was; en ik peinsde voortdurend waar en wanneer dat geweest kon zijn, en ik ging tot in mijne vroegste kindschheid terug, zoover ik denken kon, maar dien klank vond ik niet. Dat was een vreeselijken toestand ik zal niet beproeven u dien te schilderenin tonen zou ik hem misschien kunnen weergeven, en dan zoudt gij eene liefelijke melodie vernemen, zacht als een wiegeliedeke, en daartussclien een aanlokkend en verleidelijk gefluister, de zinnen prikkelend en het geweten smorend en later een worsteling tusschen lichtgestadten en nach telijke spooksels. De viool echter oefende op mij een Het doet iemand zeer aan 't hart wanneer men werkelijk goede en huiselijk opgevoede meisjes als onopgemerkte viooltjes ziet bloeien en verwelken, terwijl andere, hol van hoofd en hart, slagen in 't doen van wat men noemt een goede partij, 't Is niet tegen te spreken dat vele jonge mannen het huwelijk schuwen, wijl ze vreezen de groote weelde, die zoo vele vrouwen in opschik en kleeding aan den dag leggen en hare aanspraken op een leven vol ge noegens, niet te kunnen bekostigen en be vredigen. Misschien zouden er minder meis jes tot oude jonge juffrouwen opgroeien, indien ze meer tot huisvrouwen dan tot dames opgevoed werden en in keuken en waschkamer beter den weg konden vinden dan in het mode tijdschrift, waarop ze ge abonneerd zijn. Lieve gerechtigheid, er is tegenwoordig wat vast aan zoo'n levende manufactuurwinkel, die we dame noemen en 't is niet te verwonderen dat vele jonge mannen hun jonkrnannelijken staat of //vrije liefde" hooger stellen dan een echtverbin tenis met een mode-poppetje. We spreken niet van hen, die den echt schuwen om 't geen deze hen oplegt, die liever onafhan kelijk blijven en ongebonden voortleven, geen moeite en zorgen torschen willen en voor elk offer, ook dat op het altaar der liefde, dank zeggen. Dat is eenvoudig zeer ordinaire zelfzucht. Dewijl dezulken de ech telijke school, waarin wij naar hooger orde demonische macht uit. «Ik wil de uwe zijn ik moet de uwe wezenklonk het vaa hare snaren in mijn hart. Ik was nog eerlijk gebleven, toen het zoover kwam, majoor maar toen die onweer staanbare verzoeking. Niet onweerstaanbaarDat wilde ik niet gelooven. Ik deed de ernstigste pogingen, om van de geliefde viool te scheiden, vergeefsGij herinnert u dat ik ze eens 's avonds bij u staan liet. Ik wilde nog dienzelfden nacht op reis gaan en mij niet meer bij u vertoonen. Maar ik werd als teruggetrokken. En toen bleken mijne zenuwen tegen die spanning niet bestand ik werd ziek, ik vreesde voor mijn verstand. En ten laatste deed ik toch wat ik verafschuwde ik maakte mij heime lijk uit de voeten met uw eigendom. Hij beefde over zijn geheele lichaamgroote zweet droppels parelden op zijn marmerwit voorhoofd. Ik li t hem tijd om tot bedaren te komen, en vroeg toen deelnemend naar hetgeen er verder met hem voorgevallen was. Misschien had hij wel opgemerkt dat het mij eenigszins verwonderde, hem in dit ge zelschap aan te treffen hij hield zich ten minste of ik hem dat verweten had. «Dat is de vloek van mijn daad!» riep hij uit. «Ik had gedroomd een musicus te kunnen worden, en een bedelmuzikant ben ik geworden een ware bedehiiuzikant. Met een gestolen viool Hoe kon het ook andersGelijk zij mij vroeger onophoudelijk aangelokt had, zoo herinnerde zij mij nu onophoude lijk aan mijne oneerlijkheid en mijn ontrouw. Die prachtvolle, orgelende klanken, die smeltende nuances, die zacht ruischende tonen zij waren mijn eigen dom nietik bracht ze als gestolen goed aan den man. Hoe dwaas 1 riep ik mijzelven vaak toezij beteekenen slechts iets onder uwe hand, zij zijn de «N Het Land van lleiisitai en Ailena, LANGSTRAAT EN EÖMEIERÏÏ :=r-. -J_x. -'x'-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1