No. 389.
1885
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
uu
FEUILLETON.
I III 1 TUI.
T
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder
verhooging.
prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte
10
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
uur.
Ingezonden
Binnenlandsche AD VERTEN TIEN
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
voorden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Op 4 December 1873 namen de Stat.en-
Generaal het besluit tot het oprichten van
een Rijks-museum. Er werd een prijs
vraag uitgeschreven, doch vreemd genoeg
aan slechts drie erkende bouwkunstenaren
verlof tot mededinging gegeven. Vreemd is
het niet dat men buitenlanders uitsloot,
aangezien men het oog had op een natio
naal stuk en een zoodanig toch in de eerste
plaats van Nederlanders verwachten mocht
vreemd is het dat men de personen, van
wie men iets nationaals verwachtte, aanwees
en anderen buiten sloot. Bij de opdracht
werd uitdrukkelijk bepaald dat het gebouw
uitwendig de vormen der Nederlandsehe
renaissance der 16de eeuw zou vertoonen.
Het woord renaissance beteekent
wedergeboorte en daarmee wordt bedoeld
de teruggang in de bouwkunde tot de an
tieke kunst. In geheel Europa n.l. had de
Gothische bouworde, de spitsbogenstijl, in
de 15de eeuw alle andere bouwstijlen ver
drongen. Van de 16de eeuw af teekent de
teruggang tot de oude vormen, aan Rome
en Griekenland ontleend, doch slechts ten
deele, daar men in hoofdzaak nog vasthield
aan de Gothische vormen. Deze tweeslach
tige bouw-periode wordt renaissance gehee-
ten. Ze heeft in ons land het leven ge
schonken aan vele sierlijke gebouwen, o. a.
het stadhuis in den Haag en tal van ker
ken, te Haarlem, Middelburg etc. Het
stadhuis, thans Kon. Paleis, te Amsterdam
is van later dagteekening.
In hoever nu het thans opgerichte Mu
seum beantwoordt aan den gestelden eisch,
mogen de vakmannen uitmaken, 't Is een
goede studie voor een beoefenaar der bouw
kunde, want naast veel dat aan de renais
sance herinnert, is zeer veel aangebracht
geheel in middeleeuwschen trant. Dat was
dan ook te voorzien toen de bekende ont
werper van een tal zuivere middeleeuwsche
kerkgebouwen, tot architect over het te
bouwen gewrocht aangesteld werd, ter
wijl hijzelf uitgenoodigd was een ontwerp
in te dienen. Op het tijdstip dier benoeming
was nog geen uitspraak door de jury ge
daan, een jury, die bestond uit de Com
missie van Rijks-adviseurs, waarin ook be
doelde architect zitting had.
In 't kort, tot bouwmeester van ons nati
onaal Paleis voor Schoone Kunsten werd
uitverkoren de heer P. J. H. Cuypers, die,
hoe ook zijn richting door velen veroor
deeld is, thans met voldoening op dezen
omvangrijken arbeid mag terugzien.
Op de Stadhouderskade tegenover de
Spiegelgracht, doch zoo geplaatst dat men
van de gracht af het middenfront niet te
zien krijgt, verheft zich Cuypers schepping
tusschen de P. C. Hooftstraat en de Ruys-
daelkade. Een brug over de buitensingel,
die wel wat grooter en fraaier had mogen
zijn, leidt recht op den ingang toe.
Het Museum ligt aan den zuidelijken
rand der stad in een oord, dat terecht als
het schoonste der hoofdstad geprezen wordt.
De Weteringschans er tegenover is op de
hoogte van café //Flora" en 't hotel //Java"
een lustoord in 't klein, terwijl in de on
middellijke nabijheid de schoone lanen van
ons zoo geliefd Vondelpark zich uitstrek
ken. Het Leidscheplein met het meer en
meer opgang makende //Americain-hötel
belooft de rest van den zomer een druk
vereenigingspunt te worden. Van daar kan
men voor 125 cent naar alle richtingen de
stad per tram doorkruisen.
Doch wat behoef ik er meer van te zeg
gen de meesten uwer lezers herinneren
zich dit oord nog uit de dagen van '83,
toen door 't museum de weg leidde naar
de Internationale tentoonstelling.
Ik zal me dus tot mijn onderwerp be
palen.
De doorrit onder 't Museum, een rijweg
en twee breede voetpaden, is de poort tot
de nieuwe wijk, die eerlang op 't gewezen
tentoonstellingsterrein, thans ren-terrein, ver
rijzen zal. Ze zal toegang geven tot de Muse
umstraat, waarop tal van straten zullen uitloo-
pen, natuurlijk alle met schitterende namen be
deeld. Daar de bouwlust echter aanmerkelijk
bekoeld is zal het museum wel eenige
jaren oud zijn alvorens het, zijn geheele
gevolg heeft zien verrijzen.
Nevens bedoelden doorrit bevinden zich
de beide hoofdingangen aan den voet der
twee groote torens, 60 M. hoog, wier spits
vari verschillende constructie is. Boven die
ingangen vertoonen zich twee ontzaglijke
kerkvensters, gelijk er ook boven den door
gang een gevonden wordt boven de twee
middelste bogen. Tusschen de torens ein
digt, de bovenbouw van den doorgang in
een eenvoudigen puntgevel, op den top van
welken zich het beeld der Overwinning
(de Victorie) verheft, een vrouw met uit
gespreide vleugels, die kronen uitreikt, ter
wijl ze zelve de Nederlandsehe kroon draagt.
Deze gevel is zeer bezienswaard van wege
de schoone reliefs er op aangebracht, die
te zarnen een breedte hebben van 14 M.
en gescheiden worden door beelden, voor
stellende Kunst en Geschiedenis.
Het middenstuk vertoont de Nederlandsehe
Maagd, ten troon gezeten met Schoonheid
en Waarheid aan hare voeten- De eerste
doet haar linkerhand rusten op den wereld
bol haar rechter omvat een lelietakde
laatste draagt een spiegel benevens een
geopend boek, waarschijnlijk den bijbel.
Tot den troon naderen eenige kunstenaars
uit verschillende eeuwen en tijdperken,
bouwmeesters, schilders en een graveur.
Daarboven is in groote reliefs (uitstekend
beeldhouwwerk) de stichting van 't museum
afgebeeld.
Boven dit beeldhouwwerk, in bergsteen
uitgevoerd, aan de basis van den driehoe-
kigen gevel, zijn uitgehouwen een oud man
Vrij naar RICHARD V O S Z.
11)
Zij is van zulke dingen op de hoogte, dacht haar
broeder met welgemeende bewondering. Daar hij ge
loofde dat zij elk zijner gedachten kende, stamelde hij
»Ik dacht er maar over, of gij zelf dat toover-
middel gemaakt hebt. Voor moeders dood heb ik daar
van nooit iets gemerkt.»
»Neen, voor dien tijd kon ik dat nog niet.» Zij
zuchtte zoo diep, dat het klonk als het diepe gesteun
van een stervende.
»En nu kunt gij het?»
Zij knikte ernstig.
»Ja nu kan ik het.»
Dus dan zijt gij ook eene
Het vreeselijke woord wilde niet over zijne lippen.
»Ja, ik ben er ook een.»
Wat beteekent het Wij worden, wat wij worden
i noeten en moeten onze bestewming vervullen, of we
w uilen of niet. Zacht voegde zij er bijHet is om
er het verstand bij te verliezen.»
En zij dacht aan hare moeder.
1 luiverend week de jongeling voor zijne zuster te
rug. wist dat hij nu stellig niet naar Tivoli zou
komen, ook al kon zij hem het beloofde geld niet
brengen. Hij was bang voor haar.
Carlo wilde niet toestaan dat Sibylle den nacht in
het herderskamp zou doorbrengen, want hij was be
vreesd dat hare aanwezigheid schadelijk zou wezen
voor de kudden zijner gastheeren. Doodelijk vermoeid
nam het meisje dus den terugtocht aan. Op eenigen
afstand buiten het kamp legde zij zich onder een
kurk-eik neder. Van daar uit kon. zij het vuur zien
dat de herders brandende hielden, om zich de wolven
van het lijf te houden. Daar lag ook haar broeder in
een diepen, gelukkigen slaap gedompeld.
Misschien zou zij hem toch nog kunnen redden.
VI.
Slechts door eene breede en diepe kloof van den
Sibyllcn-tempel gescheiden, lag de plaats waar de
hoofdmassa van den Anio in de onderaardsche diepten
van de Neptunesgrot neerstortte. Voor langen tijd had
eene aardbeving de rots zoo geweldig aangegrepen,
dat de grauwe steenklomp met puntige klippen als
overzaaid en met gapende voren doorploegd was. De
inwoners van Tivoli waren dan ook sinds jaren be
ducht dat de rots zou instorten en de bedding van
den wilden bergstroom vullend, den vloed zou nood
zaken zijn weg door de stad te nemen
Om het bedreigde punt
en bescherming des hemels te stellen, had Tivoli's
vrome burgerij dicht bij den gapenden afgrond ter
eere van de moeder Gods eene kapel gesticht, waarin
zich, wegens het altijd dreigende gevaar, maar zelden
onder de bizondere zorg
iemand durfde wagen.
Bovendien was het kleine bei-
ligdom reeds meermalen half ingestort tengevolge
van aardbevingen en na dien tijd was het nooit meer
opgebouwd. Bij ieder hevig onweder geraakte gansch
Tivoli in onrust en angst dat de lang gevreesde ca
tastrophe zou intreden. Al de inwoners verzamelden
zich dan op de vlakte vóór den afgrond, de geeste
lijkheid in hun midden, de vrouwen geknield de hei
ligen aanroepend en angstig weeklagend, de mannen
even radeloos als zij. Alle klokken luiden dan en des
nachts brandden er pektoortsen.
Sinds Sibylle's reis naar den Monto-Genaro was
eene ontspanning van al hare geestelijke en lichame
lijke vermogens op de overspanning der laatste dagen
gevolgd.
Hare bedrijvige werkzaamheid had plaats gemaakt
voor een' toestand van morzieke ontevredenheid, en
een geestelijke en lichamelijke verstomptheid had de
vroegere helderheid van geest vervangen. Ternauwer
nood had zij lust om voor zich zelf wat eten te be
reiden en de kleederen baars broeders heel te houden;
de cocons, waarvan zij nog een grooten voorraad had,
raakte zij niet aan. Daar het eenzame huis, waarin
zij bijwijlen de geest harer moeder meende te zien
rondwaren, haar beangstigde, bracht zij haar tijd
grootendeels door iu de kloof of bij den val. waar
zij soms uien lang in het warrelende watei lag te
staren en eentonig de spreuken harer moeder zong,
die bij eiken dag in grooter getal in hare herinnering
terugkeerden. Haar lievelingsplekje, de plaats waar
zij bij voorkeur hare zwaarmoedige droomen droomde
of de Sibyllijnsche orakelspreuken herhaalde, was de
half ingestorte Maria-kapel. Hier bracht zij een groot
gedeelte van den dag door, en, daar zij dikwijls hare
nachten slapeloos doorbracht zonder andere droomen
dan de koortsachtige visioenen van haar overspannen
brein, zat zij er dikwijls reeds bij het eerste morgen
krieken. Op den drempel neergehurkt, naast den in
gang tot de onderwereld, waarin de woeste wateren
pijlsnel neerschoten, werd haar verstand aangegrepen
door de werking van hare verbeelding, dol tot krank
zinnigheid toe.
Rondom haar was de grond verscheurd, gespleten,
vaneen gebarsten dikwijls voelde zij hem onder zich
beven en hooide zij boven het donderend geraas van
den waterval uit, hoe geweldige steenbrokken, zich
losmakend van de rots, met verschrikkelijk geweld in
de diepte ploften, den steenklomp waarop zij gezeten
was, langzaam van zijn sleunsel beroovend.
De goede lieden van Tivoli, die haar daar voort
durend zagen zitten, werden dan ongerust, want be
hekste zij de bedreigde plaats niet Gaarne zou men
het haar door den geestelijke hebben laten verbieden,
maar men had er den moed niet toe.
De druivenoogst was reeds begonnen toen Sibylle
op zekeren avond afdaalde naar de ruïnen van de villa
lladriania, waar zekere kruiden groeiden, waaruit zij
voor haar broeder eene zalf bereiden moest. Carlo
had haar door den knaap, die hem iedere week zijne
proviand bracht, het vel laten brengen van den eersten
wolf dien hij zelf geschoten hadmaar de bode had
haar ook verklapt dat de jager in den strijd met
het roofdier eene diepe schram aan het dijbeen had
opgedaan. De zalf, die Sibylle bereiden zou, moest
dienen om de wondkoorts te stillen.
Wordt vervolgd.
Het Land van IMen en Aiicna,
DE LANGSTRAAT
OHHELERVMBD