No. 393. Zaterdag 11 Juli. 1885. iisfiesi e Waar is de handel? FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN flensden. rr VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Ab onnementsprijs: per 3 maanden 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond S uur. Binnenlandsche A I) V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven voorden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Hem, die aan den ruim 4000 m. bree- den mond der Westerschelde de geduchte werken overziet, aldaar door het rijk uitge voerd, komt bovenstaande vraag in de ge dachte. Onwillekeurig denkt hij aan de tegenwoordig zoo zeer in zwang zijnde vixeerplaatjes, met het onderschriftwaar is Bismarck, waar is de kat, enz. Op 't eerste gezicht, soms zelfs na lang turen, ontwaart het oog daarop slechts een landschapje, een vervallen woning, een ruïne of iets van dien aard, totdat eindelijk na 'tiling her haalde malen gekeerd te hebben het pro fiel van Bismark of van een ander sterveling zichtbaar wordt. Wanneer de beschouwer, boven bedoeld, te Vlissingen zich posteert bij de groote schutsluizen en een blik werpt over de prachtige havens, drie in getal, dan vraagt hij met verwonderingwaar is de handel die deze havens productief maakt, waar de drukte die er levendigheid aan bijzet? Hij vertrouwt zijn oogen niet en tuurt naar alle kanten heen, of hij zich ook bedriegt, doch neen, 't is maar al te waar, van handels drukte is geen spoor te ontdekken. Ja, daar ginds in den hoek der buitenhaven ligt een enkel schip, 't is goed bezien een schoone zeestoomboot, die, hoe groot ook, in deze waterkom een pover figuur maakt. Ze heeft stoom op en ligt gereed om in 't avonduur naar Londen over te steken. Indien ze naar zee vertrokken is, zal hier alle leven totaal uitgebluscht zijn. Deze buitenhaven heeft een oppervlakte van 130000 M~ en is 600 m. lang. De mond heeft een opening van 180 m. er is in Europa geen tweede havenmond te vinden, zoo veilig en wijd. 't Ziet er al les uit alsof 'twerk pas gisteren opgeleverd is, of liever alsof Nederland hier te Vlissin gen een modelhaven heeft willen inrichten, zonder vooraf te vragen of deze rente zou opbrengen al dan niet. De wanden van deze ontzaglijke waterkom bestaan nit. bazalt en Vilvoortschen steen, ze wordt tegen den golfslag der zee beveiligd door een zwaar paalhoofd en haar bedding is door dure zinkstukken gevrijwaard tegen verzanding. Op de hoofden staat een groen en rood licht en meer binnenwaarts een wit, zoodat de zeevaarder, ook bij nacht, de richting kan vinden langs welke hij deze veilige ha ven betrekken kan. Noch Rotterdam, noch Amsterdam kun nen op zoo'n uitmuntende gelegenheid voor binnenkomende schepen rekenen, die boven dien ook in de strengste winters voor zeeschepen bereikbaar is. En toch, toch is 't er doodsch. 's Zomers zoo min als 's winters, bij dag zoo min als over nacht, zoeken de schepen dit paradijs der havens op; ze stevenen noordwaarts of blijven er voor liggen, ten einde een etmaal later, zij het ook met duizende guldens scha, naar Antwerpen op te gaan. Enkele jaren geleden heette het: geen wonder, de regeering laat ook de zaken half voltooid liggen; hoe zullen de schepen hier komen lossen, er zijn niet eens kranen Niet eens kranenBegrijpt eens, een losplaats zonder kranen! Onmiddelijk zijn er kranen gesteld, keurige kranen van 't nieuwste systeem, maar ze verroesten Slechts geheel op 't achtereind ziet men wat leven, daar waar de Engelsche boot afvaart. Er is daar, wederom eenig in ons land, een ijzeren, drijvend ponton gelegd, dat dus met de lossende schepen op en neer beweegt en door een brug van 20 m. lengte aan den wal bevestigd is. De rails van den spoorweg loopen tot de brug en aan de verbinding tusschen Engeland en de verdere wereld met Duitschland ont breekt geen schakel. Doch waar zijn de koopvaarders, die op deze ponton hunne schatten uitstallen? Komen ze niet in de buitenhaven, dan volgt daar van zelf uit dat ook de binnen havens onbevolkt blijven. De golfjes kab belen rustig in deze langwerpige vijvers tegen de bazaltkade; nu en dan ligt er een enkel vergeten schip vastgemeerd, maar in den regel heerscht er de volstrekte rust, de rust van 't kerkhof. Zijn de sluizen te nauw of is de haven te ondiep? In geenen deelo. De sluiswijdte is 20 m. en hier kunnen schepen van 140 m. lengte een schutplaats vinden. De diepte der buitenhaven is 10 m. bij hoog, 7 m. bij laag water, die der binnenhavens ruim 7 m. De eerste binnenhaven is 450 m. lang en 200 m. wijd, de tweede 400 m. lang en gem. 120 m. wijd. Er ontbreekt dus niets aan deze prachtexemplaren. De grootste zeeschepen tellen geen 7 m. diepgang, zijn niet breeder dan 13 ït 14 m. en niet langer dan 100 m.; ze kunnen dus te Vlissingen vinden een uitstekend ingerichte haven, maar ze komen niet. Vlissingen is een heerlijk maritiem graf, waar tien millioen Nederlandsche guldens ten grave gedaald zijn. Terwijl we dit schrijven, trilt Vlissingen van blijde verwachting. Van de Nederland sche kooplieden heeft het niets te wachten; die hebben nu eenmaal hunne stapelplaat sen elders en kunnen met den besten wil van de wereld Vlissingen niet van den dood redden. Doch wat wij niet kunnen zal mis schien Duitschland doen. Duitschland zoekt een havenplaats en twijfelt tusschen Ant werpen en Vlissingen. Amsterdam schijnt ook eenige hoop gekoesterd te hebben op de klandisie, maar die hoop is verdwenen. Had Vlissingen nu maar iets, al was 't nog zoo weinig, van een handelstad. Maar helaas, tijden lang heeft het in een steenen harnas gezeten en de mariniers en soldaten hebben den handel verdreven en den han delsgeest gedood. Voor de eer van de schoone Vlissingsche havens is het te hopen dat Duitschland dit over 't hoofd ziet. wanneer het Antwer pen tegen Vlissingen in de weegschaal legt. Door de maatschappij //De Schelde" is er nog altijd eenig leven, maar wie zegt ons hoe lang of kort dit nog duren zal en wanneer Duitschland eenmaal Vlissingen tot station voor zijn uitgebreiden handel kiest 1), is deze met veel geld herschapen stad voor goed gered. Vlissingen is dan //boven Jan" en 't. zal een koopstad wor den der Duitschers. En zoo zullen vreemdelingen in de eerste plaats de voordeelen trekken van de door Nederland uitgevoerde werken, 't Is wel wat beschamend voor ons, maar nu Vlis singen eenmaal tot een onovertroffen zeeha ven is ingericht, is 't beter dat de stad door Duitsche ondernemingszucht bloeit, dan door Nederlandsche vergetelheid aan bloedarmoede sterft. 1) Dit artikel werd geschreven vóór do beslis sing gevallen was en Vlissingen aangewezen. 45} Vrij naar RICHARD V 0 S Z. VIII. Ia de cella des tempels brandde de drie-armigo olie-lamp. Flikkereud viel de roode gloed op de grauwe wanden van het hooge, ronde vertrek. Bij een antiek offerblok, waarop een marmerplaat gelegd was, zat Sibylle met de lamp en een berg zilvergeld. Zjj was nog in feestgewaad; alleen had zij den zwaren, zilveren pijl, die hare vlechten te zamen hield, weg genomen, zoodat bet lange haar in dikke strengen op hare schouders afdaaïde. Mijmerend had zij het hoofd op hare borst laten aakkeu en verborg haar gelaat in haren donkeren lhaardos, die zij krampachtig tegen haar voorhoofd drukte. Liet klaDklooze stem klaagde zij, als tot zich zelf sprekende: >Toen ik een klein, hulpeloos kind was, had ik iedereen Hef. Waarom moest ik ze dan ook haten? Maar de anderen haatten mij. Ik had rniju vader en mijne moeder willen lief hebben, maar ook zij lieten mij aan mijn lot over. Mijn broeder alleen «tak zijne handjes naar mij uit en al heeft hij mij later ook wel eens geslagen en mij leelijke woor den toegevoegd, toch gevoelde ik dat ik voor hem eigenlijk op de woreld was en ik wist dat hij mij gemist zou hebben, als ik hem 's morgens niet zijne geitenmelk gebracht, of 's avonds maïskoeken yoor hem gebakken had. Wanneer ik gaarne met de andoren zou heb ben gospeeld, liepen zij weg van mij en scholden mij voor heks. »Mijn naam zelfs was een scheldwoord en ieder een haalte mij; ook hij beschimpte mij, ook hij haatte mij hij het allerergst. »En toch noemde ik zijn naam het vaakst van alle, wanneer ik de Madonna bad voor hen, die ik lief had. »Het. is om krankzinnig te worden. Hij, ook hij moest mij eene strega noemen, hij, bij »Maar hij had immers gelijk* was ik geen heks. Ja, maar zonder dat ik het zelf wist en zonder bij machte te zijn om er iets tegen Ie doen. Als mijne ouders mij Maria hadden laten doopen in plaats van Sibylle, was ik misschien nu ook niet anders dan andere meisjes. »Dan zou er ook wel iemand wezen die mij lief had. Ik zou kunnen lachen zoo als andere meisjes... nu weet ik niet wat lachen eigenlijk is. »Nu zouden zij mij, omdat ik voor mijn broeder geld gewonnen heb, met pleizier in den Anio kun nen werpen. Alsof ilr niet noodwendig winnen moest? Want was het getal vau mijn moeders dooduur er niet bij en al de getallen die de sta diën van mijn kruisweg aanduiden?* Zij hief haar hoofd wild in de hoogte en schudde zich de verwarde lokken uit het gelaat. Zij hebben mij vervolgd en gejaagd als een wild dier; nu ik geworden beu zooals zij mij noem den, zouden ze mij wel willen verscheuren. Vloek ovor hen! »Toen ze mij van daag wilden aanvallen en tegen mij huilden en brulden, keek ik Sandro aan zelfs hem scheen miju geluk leed te doen. Hij moest zijne moeder terugstool en, zoodat zij wankelde en viel. Toen was het of er een zwaard door mijne ziel, neen, door mijne hersenen ging. Een half onderdrukte kreet ontwrong zich aan hare borst, snikken! gleed zij van hare zitplaats af en viel met haar hoofd voorover op de marme ren plaat, zoodat de doffe slag door de holle ruimte weerklonk. Zoo lag zij langen tijd en hoorde de geweerscho ten niet, die in de stad vielen. Op eons word er aan de gesloten deur geklopt, eerst zacht en heimelijk, toon luider en luider. Degeen die buiten stond riep haar bij haren naam, angstig, op smeekenden toou. Het geroep bracht haar weer tot bewustzijn. Zij sprong op, sloeg de oogen wild om zich heen en trachtte zich te bezinnen, wat er dien dag ge beurd was. Weer hoorde zij haren naam roepen. Zij wankelde naar de deur, schcof met bevende vingers den grendel weg Sandro drong naar binnen en sloot de deur weer onmiddellijk achter zich loe. Hij was geheel ontdaan van zielsangsten hartstochtelijke opgewondenheid. Ongetwijfeld had hij gevochten, want hij was gewond, aan zijn haar kleefde bloed. Sibylle was langzaam tot aan den muur terng gewoken, waar zij een steunsel zocht. Hare lede maten waren zwaar en stijf geworden en toen zij hare strakke oogen op Sandro richtte, was zij het levend evenbeeld barer waanzinnige moeder. Ook hij hield de oogen strak op haar gevestigd en kon ze niet vau haar afwenden. »Ze zijn gek van opgewondenheid. Ze willen u in den afgrond smijten de gendarmen zijn nog met den razendeu troep in gevechtMaar wij zijn niet talrijk genoeg! Ik heb mij met moeite losge rukt De vrouwen voeren de bende aau.« Hij verwachtte, dat zij het van schrik zou uit gillen, maar zij bleef stom. Toch hoorde men het schieten reeds dicht bij. Gij moot dadelijk vluchten. Ik zal meeg.iau.* Zij begreep niet, wat hij wilde, dat zag hij aan haren wezenloozen blik. Toen schreeuwde, brulde hij haar toe »Kom dan. Ik zal meegaan; ik kan u niet alleen laten gaan. God zij mijne ziele genadig Hij ijlde wankelend op haar toe, viel voor haar neder, sloeg zijue armen om haar leest, drukte haar vast tegen zich aau en snikte dat hjj van het hoofd tot. aan de voeten trilde. Zij bleef even stom en onbewegelijk. Maar op eens zag zij dat hij bloedde. Zij strekte de hand naar zijn bebloed voorhoofd uit en stiet toen eeu hartverscheurenden kreet uit: de profetie was bewaarheid, zij had hem gedood. »Kom mee. Ze zullen dadelijk hier zijn hoor Het rumoer kwam nader en nader; het schieten hield op. Plotseling viel het haar in dat de heiligen mis schien nog wel uitkomst konden geven. Zij tukte het koord van haar' hals, waaraan zijn talisman hing en hield hem dien voor het gelaathij kon misschien nog gered worden. Sibylle, Sibylle!* kreet de jonkman. 4 Zij luisterde met een weemoedig lachje naar den vreemden klank van haar eigen naam. Toen Sandro tot het besef kwam van haren toe stand, omvatte hij haar met zijne armen, hief haar van den grond en wilde haar met geweld mee voeren. Zij liet hem begaan, alsof zij een kind was. Reeds had Sandro den grendel weggeschoven te laat!... Het kleine pleintje wemelde van tie rende en razende menschen, iedere uitgang was versperd. Daar viel hem iets inmisschien zon hij haar nog kannen redden, door haar tot zijne arrestante te verklaren en haar als gevangene aan het volk te toonen. Toen scheen het Sibylle op eens duidelijk te worden, wat er met haar voorviel, wat Sandro wilde doen. Met inspanning van al hare krachten v*IU.vtjrSÏ KJ SIBILLE

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1