No. 403.
FEUILLETON.
SMENTO M
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
BEMOEDIGEND.
**-ry* '4
ft
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A I) V E R T E N T IE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Wanneer een struisvogel vervolgd wordt
en hij ziet geen kans meer om aan zijne
vervolgers te ontsnappen, dan maakt hij ge
bruik van de eerste de beste gelegenheid
om zijn kop in het struikgewas of in het
zand te verbergen, zoodat hij hen die het op
zijn leven of vrijheid hebben toegelegd niet
meer ziet. Hij houdt zich dan voor veilig
omdat hij zelf het gevaar niet meer ziet.
Op staatkundig gebied opzettelijk of uit vrees
het kwade te ignoreerén, te doen of het niet
bestaat, is eene handelwijze, die een onzer
grootste staatslieden met den naam van
struisvogel politiek bestempeld heeft. Hoe hij
aan dien naam kwam, blijkt uit het voren#
staande duidelijk genoeg.
Niet alleen op staatkundig gebied maar
op elk gebied is die manier van handelen
in zwang, men durft het kwade niet onder
de oogen te zien, men zwijgt er liever over,
men doet of het niet bestaat. Het gevolg
daarvan is dan ook dat men den moed mist
om maatregelen te nemen, wanneer het nog
tijd is en het kwaad de mertschen overvalt
voor zij er op bedacht zijn.
Deze dagen zijn er weder getuigen van.
In het zuiden van Europa maait de vreese-
lijke ziekte weer schrikkelijk onder de men-
schen rond. Maar wat hoort men onophou
delijk? a Ik lees die verschrikkelijke dingen
niet, ik houd niet van al dat akelige, het
bederft mijn genoegen, enz. enz.'' Het is
goed dat niet alle tnenschen er even zoo over
gedacht hebben. Dan zou weer de paniek
eene geheele bevolking aangrijpen op een
oogenblik waarin bedachtzaam en bezonnen
handelen van het hoogste gewicht zijn, dan
zouden wij ook de bemoedigende berichten
niet kunnen neerschrijven die kennis en op
zettelijk onderzoek ons verschaft hebben.
Bemoedigende berichten, zeiden wij, en
wij gelooven dat te kunnen zeggen. Aan
gaande de oorzaken der ziekte wordt het
volgende ten minste uit zeer geloofwaar
dige bron medegedeeld
,/De ziekte in Spanje brak het eerst uit
in Saeka, een stadje in Valencia, waar de
bevolking den geheelen dag op een drassi-
gen en stinkenden bodem zich met den
rijstbouw bezig houdt. De kwade dampen,
welke uit den grond opstijgen, oefenen zulk
een hoogst nadeeligen invloed uit op per
sonen van eiken leeftijd, dat de meëstcn
op hun dertigste jaar reeds oud zijn, waar
toe hunne onzindelijke levenswijze en het
slapen in bedompte hutten niet weinig me
dewerken. Ilet is zonderling dat op die
plaatsen, waar de natuur het kwistigste is
met hare gaven, wat de schoonheid van
het land betreft, daar doorgaans de bevol
king het allerellendigste leven leidt. Zoo
ook weer hier.
Bij dien ongunstigen toestand voegden
zich de aardbevingende rivieren traden
buiten hare oevers, juist in een tijd dat
het land met guano was bemest, en daar
de Spanjaarden op hun drinkwater niet heel
keurig zijn werd het zonder nadenken als
zoodanig gebruikt. De sneeuwstormen, welke
den oogst vernielden en door hongersnood
weiden gevolgd, brachten er bovendien dé
doodelijk verarmde bevolking van Valencia
toe allerlei schadelijk voedsel te gebruiken.
Het is dan ook een feit dat de ziekte liet
meest hare slachtoffers zoekt onder dat ge
deelte van de bevolking, dat het minste
zorg draagt voor zindelijkheid in voedsel
en kleeding. Het is eene herhaling van
hetgeen bij alle epidemiën is waargenomen,
wanneer men ze aan een opzettelijk onder
zoek heeft onderworpen.
Wij willen daarmede natuurlijk niet zeg
gen, dat zij, die alle voorschriften der hy
giëne getrouwelijk volgen een vrijbrief heb
ben voor de ziekte. Dat zou eene dwaasheid
zijn. Maar als wij de kracht kennen, die
onzindelijkheid, slecht drinkwater en een on
gebonden leven hebben, om propaganda te
maken voor de ziekte, dan kunnen wij on
der gunstige omstandigheden, hare noodlot
tige uitwerkselen tot een minimum beperken.
Maar men kan dat niet in een dag doen.
Men moet het kwaad onder do oogen zien
en lang vooruit reeds de maatregelen nemen
om het gedeeltelijk te kunnen bezweren.
Men gaat daarmede naar ons inzien den
goeden weg op. Maar ook dikwijls slaat
men ijverig de handen aan het werk als
het gevaar dreigt, maar zoodra de toestand
beter wordt, legt men weder de handen in
den schoot, om datzelfde bij nieuwe geva
ren te herhalen.
Eenige opmerkingen die in den laatsten
tijd nog al verspreid werden, mogen hier
nog een plaats vinden. Overtollig zijn zij
niet; sommige dingen kan men niet te dik
wijls zeggen. Professor Förster van Breslau
wees op het gevaar van slecht drinkwater
en wees tevens op het verschijnsel dat som
mige plaatsen, waar het drinkwater niet kon
verontreinigd worden, regelmatig van de
ziekte verschoond bleven, hoe fel zij ook in
den omtrek woedde. De professor spreekt
alleen maar over plaatsen in den vreemde,
maar wij kennen de voorbeelden in ons land
ooksommige plaatsen werden erg geteisterd,
andere bleven geheel vrij, bij nader onder
zoek bleek dan dat in de eerste plaatsen de
bodem sterk verontreinigd was.
Te Karlsbad in Bohemen heeft de cholera
nooit geheerscht, voor wasschen, koken in
een woord voor alles bedient men zich van
het water der waterleiding.
Jena in Saksen bleef altijd vrij. Ook deze
stad wordt ruimschoots door eene waterlei
ding voorzien-
Belgern aan de Elbe, in de Pruisische
provincie Saksen, ligt op een poreusen
grondbodem, welke zelf op een laag leem
ligt. Driemaal woedde de cholera om dit
stadje. Tergau en Mühlberg, waar het tus-
schen ligt, werden hevig aangetast, maar
Belgérn bleef vrij. In deze stad had of heeft
men geene drinkwaterputten, maar het wa
ter komt uit eene bron buiten de stad en
wordt door eene waterleiding in de stad
verspreid.
Bij twee epidemieën in 1854 en 1866
werd een voorstadje van Crossen, dat zijn
water uit den Oder kreeg, door de cholera
bezocht. Het andere gedeelte van de stad,
dat zijn water ontving uit wellen, bleef ge
heel vrij.
Beuthen heeft hevige aanvallen van de
cholera te verduren gehad, sedert daar ech
ter eene waterleiding is aangelegd, vertoonde
zich er de ziekte niet meer.
Rijbnie in Opper-Silizie, met uitmuntend
drinkwater bleef steeds vrij.
Dit zijn alle plaatsen die op betrekkelijk
korten afstand van elkander zijn gelegen
en wel in eene streek die meedoogenloos
door de ziekte werd aangevallen, waar zij
hare offers bij duizenden telde. Zooals wij
reeds zeiden, in ons land kent men ze ook-
Er schijnt dus uit te blijken dat zindelijk
heid en goed drinkwater machtige factoren
zijn in de bestrijding der cholera. Daarom
OSSIP SCHUBIN.
7>
Dezen ruwen, onboschoften brief sloot ik, zonder
hem zelfs nog eens overgelezen te hebben in eene
enveloppe en bracht hem onmiddelijk naar de post.
Toen toen ging ik naar de conversatiezaal,
zette mij aan de roulettetafel en won razend.
Ik liet mij verscheidene dames voorstellen, ont
dekte tot mijne verbazing, dat ik plotseling gees
tig geworden was, en maakte vinnige opmerkingen
over alles en nog wat.
Mijn hart sloeg, of er een hamer in mijn borst
bonsde, mijne handen en voeten waren ijskoud,
mijn adem stokte. Twee dagen lang trachtte ik
op dezelfde dolzinnige manier verstrooiing te vin
den en mijne smart tot zwijgen te brengen. Den
derden dag kon ik niet meer, sloot mij in mijn
kamer op en liet mijn verdriet uitrazen.
Nu* echter vermengde zich telkens met mijn na
meloos leed de herinnering van de geringste klei
nigheden uit mijne vroegere gelukkige dagen, die
voor altijd verloren waren.
Ik zag Sonja voor mijmijne verbeeldingskracht
tooverdo mij elke gebeurtenis voor, die wij samen
doorleefd hadden. In plaats van haar aandenken
uit mijn geheugen te verbannen, wekte ik het tel
kens op nieuw op geheel mijn bestaan streefde
terug naar de dagen van voorheen.
Daar brengt mijn bediende een brief van mijne
tante- Zij meldt mij hare aankomst, verzoekt mij
De angst verlamt
voor dien avond op do thee en maakt met geen
enkel woord melding van de onbeschofte woorden,
door welke ik mijn eugageineut heb verbroken.
Ik ben als vernietigd.
Zg is in mijne nabijheid ik, zon haar dus nog
zien, nog sprekenO, nog eenmaal slechts,
voor het laatst. Reeds rijs ik uit mijn fauteuil op,
wil naar haar toesnellen en zink nog eens dood
vermoeid in mijn stoel terug. Ik mag niet, ik kan
het niet doeu
De schemering valt. Daar wordt de deur ge-
opeud, ik kijk op. Voor my staat Sonja met oogen
als eene onweersbui.
Sidderend tracht ik mijne tegenwoordigheid van
geest te herkrijgen. Een verschrikkelijk stilzwijgen
heerscht tusscheu ons beiden,
m ij de schaamte haar.
Eindelijk doet zij eene schrede voorwaarts, vouwt
hare handen en haalt diep adem. »Wolodjafluis
tert zij, en in liare donkere oogen schijnt de zon
op te gaan.
Ik welnu, ik trok myne schouders op en
stotter erbarmelijk verlegen: Sofia IwanownaZij
bloost en wijst op een papier, dat zij in de hand
houdt. Daarop begint zij stotterend en met telkens
afgebroken volzinnen: »Drie dagen geleden heb ik
een afschuwelijken brief ontvangen, die met uwen
naam onderteekend was ik kon niet gelooveu, dat
die brief door u geschreven was, ik hield het voor
bedrog de hand wa3 zoo vreemd was hij
was hij toch van u
»Ja, Sofia Iwanowna
Zy scheurt het ougelukkige papier langzaam in
twee stukken, die op het tapijt neervaHen en ziet
ray daarbij aan, zoo treurig, zoo hartverscheurend
treurig, als wilde zy zeggen: ®Was alles dan een
leugen?» Na een pauze prevelt zy zacht, bijna on
verstaanbaar Heeft iemaud, ik zou niet weten
wie, maar het kon misschien wezen heeft
iemand u iets kwaads van mij verteld?»
»Neen
Nog altijd staat zij daar, als in den grond vast- j
geworteld, en tracht te doorgronden, wat niet te
doorgronden is. Hot bloed stijgt naar mijn hoofd,
ik gevoel, dat ik op hot punt sta, voor haar op
myne knieëu te vallen geheel mijuo zelfbeheer-
sching wankelt. Verwijder u om 's hemels wil,»
roep ik driftig, buiton my zelf van angst, »om
Gods wil laat niemand u hier zien
»En gij denkt dus, dat mij daaraan nog iets
gelegen is? zegt zy met toonlooze stem. Bitterheid
nog haat spreekt uit hare trekkenslechts eene
enkele groote, diepe smart is op haar gelaat te
lezeu.
Zy keerde zich om ten vertrek. Ik was te moede,
als een die onder do galg staat. O, haar nog een
enkele minuut, te zien, haar te hooren spreken, eer
alles oin mij heen stom en zwart zou worden.
Verge, f het my!» mompelde ik.
Zy schudde haar kopje. »Wat zou ik u moeten
vergaven?» zucht ze,Vaarwel!» en met die woor
den reikt zij my hare hand.
j>Ik waagde het niet, die aan te raken en snauwde
haar alleen in volkomen zinneloosheid toe: »Ga
ga!»
Zij ging.
Eene verstikkende benauwdheid snoerde als een
koord myne keel toe, het werd zwart voor myne
oogen. Ik tastte als een blinde rond my en snikte.
Daar hoor ik een half onderdrukten jubelkreet.
Zij ligt aan myne borst; hare warme armen klem
den zich om myn hals, en haar lief kopje drukt
zy teeder tegen myn schouder.
»Hct was alles onzinnige overdrijving,» jubelt
zy, >ach ik wist het welik gevoelde hef.
Het oude verdriet is weer over u gekomen, het
verdriet dat gy niet met my deelen wilt,. Wo-
lodja, myn schat, ben ik dan niet waardig het u
te helpen dragen?»
Toen kon ik my niet meer beheerschen. Ik kuste
hen? naar, henre slapen, heure wangen eu snikte
als een kind. Het was mij als ware de hemel zelf
tusschenbeide gekomen, om myn geluk mogelijk te
maken.
Da^ir sluipt de wind door het geopende venster
onder de neergelaten stores door naar binnen,
strijkt, ritselend over de papieren op myne schrijf-
tafel en werpt my als een hoonlachende daemon
eene oude courant voor de voetenhet noodlottige
nummer van de Figaro.
Wat er in dat oogenblik met mij gebeurde,
ik kan het niet beschrijven en nimmer heb ik het
ten tweede male ondervonden. Het was my alsof
in myn hoofd duizend zwarte duiveltjes door een
meer van bloed vlogen en of mij tegelijkertijd
een zwaard door het hart ging. En toch was het
mij alsof ik lachen moest en al de zwarte duivel
tjes met mij; maar tevens moest ik huilen, bral
len van woeste smart, terwijl mijne vuisten jeukten
om iets te vermorzelen, te vernietigen, al ware het
't schoonste en dierbaarste van geheel de wereld
geweest.
Tegenover my stond een spiegel. Ik keek er in
en zag myne afschuwelijk verwrongen gelaatstrek
ken, zag hoe myne oogen in hunne kassen rond
draaiden als die van een bezetene; en toen hoorde
ik my plotseling lachen, luid, schaterend
Het was voorbij. Ik kwam tot my zelf. Maarte
laat! Zij had alles begrepen! Zij was bang van
mij geworden.
Tot aan het eind van mijn leven zal dc blik,
dien zij in het heengaan op mij sloeg, mij vervol
gen. De armen ver voor zich uitstrekkend als om
een slag af te weeren, verliet zy het vertrek.
Zij had alles begrepenMaar de strijd was nog
niet volstreden. Zij wilde my niet verlaten, ook
nu niet.
Zij schreef mij, zooals alleen zij schrijven kon.
Ze wilde troosten en steunen, waar ze niet meer
1 eminnen kon
•a»% <-*ƒ■-* v-»
DOOR