No. 409. Zaterdag 5 September. 1885. lil hel volksleven. FEUILLETON. Onze Logeé Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimto Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERTENTIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechte tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Zij lachten hem uit en hielden hem voor den gek, indien hij van zijne vrouw sprak. En dat geschiedde niet zelden. De anderen hoorde men nooit over hunne vrouwen praten. Zij schenen ongehuwd te zijn ze gedroegen zich althans als ongehuwden en leidden een leven van vroolijken Frans, d. i. gingen 's avonds uit en brachten niet zelden een stuk van den nacht achter de glazen en bij de kaarten door en dat bracht geen aarde aan den huiselijke» dijk, maar sleepte integendeel veel, op 't laatst alles weg. Gij begrijpt hoe 't onder dezulken opgenomen wordt, indien een kameraad die niet meedoet, zijn vrouw in het gesprek te pas brengt. Hij ging op zekere avonden naar de ge wone verzamelplaats, de herberg, doch wanneer hij zich bij 't slaan van tienen ge reed maakte, dan heette het: //zijne vrouw vertrouwt hem den sleutel niet en als hij te laat komt, laat ze hem buiten staan." Speelde hij niet en hij was in beginsel tegen het spel, sedert hij jaren geleden een maal zijn geheele weekloon verspeeld had dan spotten zijne kennissen //zijn vrouw geeft hem geen geld." Wanneer er sprake was van iets aan te schaffen of met de huis- genooten mee te doen aan een uitstapje en verklaarde hij daarover //eerst met zijn vrouw te moeten overleggen," dan regende het schimpscheuten op de pantoffel-regee ring, waaronder hij gebukt ging. Men nam hem gedurig in 't ootje en lachte hem in zijn gezicht uit. Onze vriend liet zich daardoor echter niet van den weg afbrengen en tot dwaas heden vervoeren, denkende //wie 't laatst lacht, lacht het best." Dat viel hem niet altijd gemakkelijk, maar hij deed het en toonde daardoor, dat hij een man was, verheven boven zijn lichtzinnige makkers en krachtiger dan een zijner jongere ka meraden, die dergelijke spotternijen niet uitstaan kon en spoedig een liederlijk sujet werd en tot den bedelstaf kwam. Onzen man beviel deze wijze van zich te gedragen, goed uit voorkomen noch klee ding sprak bij hem behoefte. Men fluis terde zelfs dat hij geld op de spaarbank had en voornemens was het huisje te koopen, waarin hij woonde. En het hooge woord voeren over //den onmenschelijken toestand der arbeidende klassen" of over //karige loonen bij langen arbeidstijd en overdadige krachtsinspanning," daar deed hij niet aan, ofschoon ook hij daarover zijne eigen gedachten had, want dom was hij volstrekt niet. Maar zijn vrouw Dat moest een echte huisdraak zijn om haren man zoo aan een draadje te trekken. Wie zeiden dat De lui. Doch zie eerst de lui, die dit zeggen aan, voor ge ze geloof schenkt. Veroordeel haar niet, voor ge ze kent, niet zooals ze des Zondags in plechtgewaad door de ge meente gaat, maar zooals ze zich thuis be weegt in den dagelijkschen werkkring. Verneem bij de buren links en rechts, die kennen haar, want buren houden el kaar scherp in het oog. Streng is ze, en dat moet wel onder een massa kinderen, maar kijven heeft men van haar nooit ge hoord. Ze staat ook niet 's morgens tusschen 11 en 12 uur op straat om met goede kennissen gewichtige zaken te verhandelen en daarna voor man en kinderen in aller haast wat eten op tafel te smijten. Het heeft bij haar nog hoogst zelden aan brood ontbroken op etenstijd. En zuiver ziet ze er altijd uit, zelfs bij vuilen arbeid. Dat moest zelfs de nijd toestemmen. Vrouw Babbel meende echter dat 't ook zoo bij haar wezen zou, indien ze slechts tijd had. Ons vrouwtje evenwel heeft evenmin tijd over. Ze is altijd op de been, zit zij 's namiddags of 's avonds een uurtje, dan heeft ze te breien, te stoppen of te verstellen. Zij voert een hardnekkigen krijg tegen de zich steeds weer vertoonende kleine gaten. Geen harer kinderen komt ooit ongewasschen of onge kamd in de school. In de huiskamer is alles rein en blinkend, ook onder de kaste» en is de tafel gedekt dan zou een toe schouwer zelfs lust krijgen mee aan te zitten, omdat kleed noch borden en vorken doen bemerken wat den vorigen dag ge geten, maar alles helder en rein is. Het middagmaal is eenvoudigde verdiensten zijn er niet naar iets bijzonders op te disschen. Doch ze doet voor weinig geld wonderen en geniet daarvoor ook het ge noegen steeds tevreden gezichten aan tafel te zien. Onder haar kroost heerscht orde en tucht. Men hoort de kleinen nooit om 't halve uur om eten schreeuwen, want het is een vaste regel dat er tusschentijds niet gegeten wordt. Ze mengen zich niet in het gesprek der ouders en weten zeer goed wanneer ze te spreken, wanneer te zwijgen hebben. Zij is een kloeke vrouw. Dat ziet men aan hare heldere oogen, die in huis alles zien. Hoort men, hoe ze met haren man 's avonds alle huiselijke aangelegenheden rustig en vriendelijk bespreekt en meestal den spijker op den kop slaat, hoe ze zich echter ook gezeggen laat, indien haar man het bij het rechte eind heeft, dan begrijpt men, waarom deze zeer verstandig oordeelt z/ik heb het thuis goed" en men verwon dert zich niet dat hij zoo gaarne thuis is. z/Wel hem, die een deugdzame vrouw heeft, want hij leeft een dubbelen leeftijd." z/Een huiselijke vrouw is haren man tot vreugde en bereidt hem een rustig leven." Dat zijn oude spreuken, 't is waar, doch A. BARON VON ROBERTS. 3) Eerst nu werd ik opmerkzaam op het ongewone karakter van het kabinetje, waarin wij ons bevon den. Behalve den leunstoel vertoonde het geen ander meubel dan eene ronde tafeldie met cou ranten overdekt was, voorts den stoel, waarop ik mij neerzette en een driekant, met geel geworden ivoor ingelegd hoekkastje. Geen schilderij of eenig ander sieraad aan den muur, geen gordijn voor het venster, welks ruiten van onder tot boven met gebloemd moeseline overtrokken waren. Mijne verwonderde blikken bemerkend, zeide hij «Excuseer mij, dat ik u hior ontvang, mijnheer. Ik ben lijdend. Tapijten en gordijnen hinderen mij, omdat zij den toevoer van lacht belemmeren. Hier, in dit kale vertrek, ben ik het best op mjjn gemak. Men gewent er spoedig aan. Men gewent aan alles De tussebenpoozen tusschen de kort afgebroken zinnen waren vijfmaal zoo lang als de volzinnen zelve. Nadat hot zagende en fluitende raderwerk in zijne borst een nieuw begin had aangekondigd, ging hij voort: «Ik ben zeer lijdend. Ik had reeds lang met het leven moeten afrekenen. Ik ben niet geheel onbemiddeld. Ik ben tamelijk vermogend. Eu nu dacht ik hield ik het voor het beste in één woord mijnheer: mag ik u tot erfgenaam van mijn vermogen maken Die man was krankzinnigHij moest het zijn Ik sprong uit mijn stoel op en fixeerde hem met scherpen blik. Hij echter zonk, voor de uitdrukking mijner oogen beangst, nog dieper in den hoek van zijn stoel weg. Het hoofdje schommeldo hulpeloos boven den witten das heen en weer. Hij snakte naar woorden het was een jammerlijk gezicht. Met zijne handen tastte hij in de lucht, alsof de woor- dou daar rondvlogen en hij moeite deed ze te grijpen. O, mijnheer vergeef mijo, vergeef mijik heb u zeker beleedigd.® «Beleedigd? Hoe zoo? Volstrekt niet. Waarmede zoudt gij mij beleedigd hebben Ik wilde hem weer tot rust brengen en sloeg daartoe oen onverschilligen toon aan. Tevens wilde ik een poging doen om zijne gedachten af te lei den van het onderwerp, waarop zijne monomanie gevestigd scheen te wezen; dat bedoelde ik, maar hoe onhandig volvoerde ik het! «Een heerlijk weertje van daag, mijnheerzeide ik. Gij moest het raam openen het is inder daad onbetaalbaar weder! Ik zie, gij leest ver scheidene couranten hoe denkt ge over de laat ste rede van Dufour?« Ach, ik behandelde dezen zieke al te onhandig. Een droevig lachje speelde om zjjne dunne lippen; de gladgeschoren kin in zijne hand leunend, schudde hij het hoofd: »0, mijnheer.... ik begrijp u! Ik begrijp u volkomen. Het is u niet kwalijk te nemen. Zoo iets komt niet eiken dag voor! Het geld geeft geen geluk, mijnheer! Het ge beurt zelfs wel, dat deze of gene er het vorstand door verliest. Ik ben volkomen helder. Ik weet, wat ik wil. Voor het overige is het dan zoo vreemd, dat een fatsoenlijk man een ander fatsoenlijk man tot erfgenaam van zijn vermo gen benoemt?® «Zonder twijfel kunt gij met uw geld doen, wat gij wilt,® stotterde ik, nu volkomen onzeker, wat ik van den man denken moest. «Gij kunt uw geld in de Seine werpengij kunt het weggeven aan den eersten den besten, daar is geen twijfel aan Eene zenuwachtige onrust begon de anders zoo onbeweeglijke rimpeltjes van zijn gelaat te door- loopeu; spoedig schoof hij het handvol vleesch en beenderen, dat zijn lichaam vormde, met een ruk van den eenen hoek zijner zitplaats naar den an deren. «O, mijnheer.... wat zegt ge toch.... den eersten den besten!® jammerde hij. Gij zijt nog lang niet de eerste de beste Ik ken uhoe wel ik u nooit gezien had. Vergeef mij, maar uw geluk is zeer luidruchtig van aard, ik heb niet veel moeite behoeven te doen om veel te hooren. Het gejubel uwer kinderen buiten op de trap, al de vroolijke stemmen uit de vensters hierbo ven en het hartelijke lachen, ook een weinig van uwe gesprekken. Het heeft mij dikwijls goed gedaan, mijn beste heer, ik heb mij zoo dikwijls verkwikt aan uw geluk! En ik kreeg langzamerhand eene onbegrensde hoogachting voor u. Gij zijt ambtenaar, leeft van uw inko men en zijt gelukkig, oen phaenomeen hier in Parijs! Daarop besloot ik, u tot mijn erfgenaam te be noemen nogmaals vergeef mij, indien ik u belee digd heb! Gij hebt misschien gelijk dat gij mijn geld versmaadt het zou uw geluk misschien maar verstoren En als de man nu toch eens bij ziju gezonde verstand was! Als deze zonderling mij in een on verklaarbare nuk nu toch eens een wezenljjk, tast baar vermogen voor de voeten legde en ik zeide: «neen!® ik stiet het terug! voor den duivel, dan zou ik zelf rijp zijn voor het gekken huis! Een heete gloed vloog mij naar het hoofd, het werd mij rood en groen voor de oogen. En het was met iets als de vratige begeerighoid, waar mede een halfverhongerde naar een stuk brood grijpt, dat ik mijne hand ontkennend ophief en hem op schrillen toon toeriep: Weigeren?Neen, neen! Volstrekt niet!® Oogenblikkelijk schaamde ik mij over deze ha telijke aandoening, schaamde mij voor hem, den man daar vóór mij, die volgens zjjne eigene woor den zulk oene «grenzelooze hoogachting® voor mijn geluk had. En als om mijne woorden en mijne hartstochtelijke gebaren uit zijn geheugen te wis- schen, voegde ik er do phrase aan toe? «Maar gij hebt toch zeker bloedverwanten, mijnheer, die zekere aanspraken hebben Hij zweeg, wiegde eerst het hoofd een paar ma len heen en weer en kneep de oogen toen vast toe als om eene weemoedige aandoening, die zij zouden kunnen verraden, te verbergen. Zijne eene hand stak hij tot aan de tafel vooruit en bewoog haar toen voorzichtig tastend over den warhoop vau couranten, die er op lagen. Daar begon zioh onder het bovenste blad iets te bewegen. Er ont stond een zacht gekrab en gekrieuwel onder het papier. Het blad hief zich in golvende beweging op, er moest het een of ander dier onder zitten.. En kijk daar kwam het kleine, donkere kopje van eene kleine schilpad onder den rand uit te voor schijn. Met hare fijne, ronde oogjes keek zij starend om zich heen en eindelijk, als had zij haren meester herkend, krabbelde zij met hare kleine, kromme pootjes, op hem toe. Inderdaad, over de gelaatstrekken van den man speelde iets, dat op eene zachte aandoening van vreugde geleek. Dat was dus het wezen, hetwelk zijne eentonige liefkozingen golden. Een gevoel Vein diep medelijden greep mij aan. Hij legde zijne hand op den rug van het dier tje, dat thans stil lag, met half ingetrokken kopt het was alsof het door het harde schild heen het zachte, sidderende streelen van zjjne hand ge voelde. «Bloedverwanten, mijnheer!® zeide hjj, zeker heb ik die;® weder haalde de borst zwaar en moeielijk adem; «zeker heb ik die.c Een onder NIEUWSBLAD Hel Land van Hensden en AHena, DE LANGSTRAAT EN DE ROMMELERVAARD m NAAK

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1